Voorwoord.
Mijn vader komt uit Indië en ik stam af van Hugo de Groot; dat weet ik al zolang ik me herinner. Deze kennis vergezelt me mijn hele leven en staat centraal in deze vertelling. Wanneer ik me er precies van bewust werd, weet ik niet.
Indië, zoals mijn vader zijn geboorteland noemde, was abstract, maar heel aantrekkelijk; in mijn voorstelling een tropisch paradijs. Die sfeer vond ik terug bij mijn Indische familie, bij wie ik graag was. Dat had ermee te maken dat ik me Indisch voelde, dat wil zeggen: anders, niet helemaal Nederlands.
Ik herinner me letterlijk de warmte van mijn Indische grootouders, bijvoorbeeld als we bij hen aten. In de winter gingen we in onze zomerjurkjes met dikke winterjassen aan met bus 18 naar hen toe in Rijswijk. Bij hen thuis was het tropisch warm. Ook zij waren gekleed in zomerse kleding, mijn grootvader liep op sandalen. Mijn grootmoeder herinner ik me vooral van haar Indische ‘snuifkus’ waarmee ze ons verwelkomde.
We aten er Indisch waarvoor zij de hele dag in de keuken had gestaan en zoals indo’s gewend zijn met ons bord op schoot. Naar huis gingen we met de taxi. We moesten ons weer dik inpakken, vreselijk vond ik dan die kou. Mijn voorkeur voor warmte zal genetisch bepaald zijn, maar is ook door deze warme herinneringen ingegeven.
Ik ben Indisch, een Indische Nederlander, IndoEuropeaan of afgekort een indo. Was indo in voormalig Nederlands-Indië nog een denigrerend woord, tegenwoordig wordt het vaak uit trots gebruikt, ook door mij.
Ik heb een Indische vader, Nederlandse moeder en vooral een Nederlands uiterlijk. De uitslag van een DNA-test bevestigde dat ik Indonesisch bloed heb. Geweldig! Want mijn Indonesische genen kun je niet zien, behalve aan mijn Indische handen die ik heel diep kan doorbuigen. De test deed ik ook, omdat het met alle Indische vermengingen niet na te gaan is hoeveelste deel ik Indonesisch ben en ik dit graag wilde weten. Ik heb bijna een vijfde deel Aziatisch bloed: Europees 81.9% en Aziatisch 18.1%.1 Mijn Indonesische bloed is zoals gezegd niet zichtbaar, het is verborgen en daarmee blijft ook mijn identiteit verborgen. Ik heb dat altijd jammer gevonden, omdat ik meer ben dan je kunt zien en de behoefte heb om vanuit mijn oorsprong herkenbaar te zijn, als indo dus. Mijn interesse in mijn Indische verleden komt vast uit dit gevoel voort. De vraag die me bij het schrijven van dit verhaal bezig hield, was hoe Indisch ik eigenlijk ben en welke betekenis mijn Indische familieverleden hierbij heeft. Met mijn gemengde bloed stam ik af van zowel de Nederlandse overheerser als van de Indonesische overheerste, van de bezetter en van het bezette volk. In dit verhaal ga ik uitgebreid in op hoe ik me daartoe verhoud en op welke wijze mijn Indonesische overgrootmoeder Komot daarmee te maken heeft. Vanuit dit Indonesische perspectief besteed ik ook aandacht aan Soekarno, de bevrijder van Indonesië. Hugo de Groot neemt ook een belangrijke plaats in. Ik stam namelijk in rechte lijn van deze beroemde (rechts)geleerde uit de 17e eeuw af en ben de elfde generatie na hem. Hoe hij in ons gezin werd gezien, weet ik niet. Er werd met ons als kinderen niet veel over hem gesproken, hij was er gewoon, ik wist dat hij een bijzondere ‘opa’ was van heel lang geleden. Hugo de Groot heeft meer met Nederlands-Indië te maken dan ik aanvankelijk dacht. Hem wordt zelfs verweten aan de wieg van het Nederlandse kolonialisme gestaan te hebben. In dit verhaal ga ik op zoek naar hoe dit precies zit en hoe het te duiden.
Deze vertelling is ontstaan vanuit het verlangen mijn Indische oorsprong te leren kennen. Wie waren mijn Indische familieleden? Ik wilde hen tot leven wekken door hun leven meer in te kleuren, te ervaren en te doorgronden. Zij zijn allen lang geleden overleden. Maar met hun foto’s in mijn boekenkast zijn ze nabij en gedenk ik hen elke keer met een glimlach als ik naar hen kijk.
Ik kon me alleen in het leven van mijn Indische familieleden verdiepen door naar Indonesië te gaan, want hen kon ik niets meer vragen. Het zou tot mijn 51e jaar duren eer ik er voor de eerste keer heen ging. Mijn nieuwsgierigheid was inmiddels heel groot geworden, ik had me in het land verdiept en er al veel over gelezen. Om alle plaatsen waar zij leefden te bezoeken, had ik drie roots-reizen, dat wil zeggen reizen naar mijn Indonesische wortels, nodig.
Ik kon me niet goed voorstellen dat hun geschiedenis er werkelijk had plaatsgevonden en vroeg me af: leefden ze daar echt? En hoe? Niet alleen door de reizen, maar ook door historische foto’s, brieven en documenten raakte ik steeds meer van hun leven in Nederlands-Indië doordrongen. Het boek Spiegelreflex van Susan Legêne heeft me geïnspireerd om deze voorwerpen in mijn verhaal op te nemen. Zij beschrijft hoe een voorwerp een sleutelstuk kan zijn voor historisch begrip:
Ik zocht deze aanknopingspunten. Ik wilde de geschiedenis in al haar facetten zien. Aan de hand van mijn familieverhaal volgde ik belangrijke koloniale sporen, namelijk de VOC, slavernij, het rassenonderscheid, de Japanse interneringskampen, proklamasi, bersiap, dekolonisatie, onafhankelijkheidsstrijd, repatriëring en de ontvangst in Nederland. De foto’s van toen en nu en de documenten die deze sporen illustreren, hebben mijn familiegeschiedenis doen herleven, waardoor ik mijn familie en mezelf beter in de koloniale geschiedenis kon plaatsen. Ik schreef zowel een persoonlijk als een politiek verhaal.
Dankwoord
– Ik heb veel aan mijn broer Rutger te danken, want hij was het die er na mijn reizen op aandrong onze familiegeschiedenis op te schrijven. De gesprekken die we zowel tijdens mijn reizen (online) als tijdens het schrijfproces voerden, leidden tot meer inzichten, vooral waar het de vraag betreft hoe me tot mijn voorouders te verhouden. Zijn eerlijke en waardevolle reacties op verschillende conceptversies hebben me geholpen het verhaal meer persoonlijke diepgang te geven.
– Mijn zus Andrea dank ik voor haar betrokkenheid, steun en aanmoediging dit verhaal te schrijven. Zij vindt het verhaal belangrijk, ook voor haar dochters, mijn lieve nichten Odile en Anouk, zodat meer mensen de koloniale geschiedenis leren kennen, al is het maar om het verschil te weten tussen Indisch en Indonesisch. Ook ik moet het vaak uitleggen: Ja, mijn vader is geboren in Indonesië. Nee, mijn vader was geen Indonesiër, maar Indisch, een indo. Ja, ik ben ook een indo. Nee, aan mij kun je het niet zien, maar ik ben het wel! Mijn verhaal sluit daarmee aan bij het voornemen van de Nederlandse overheid de kennis van Nederlands-Indië in Nederland te vergroten.3
– Bij het lezen van het boek In haar voetsporen kwam ik erachter dat ik met mijn verhaal ben ingegaan op de oproep die Lara Nuberg, schrijfster van de derde generatie, aan haar lezers doet om “op zoek te gaan naar hun familiegeschiedenis, als onderdeel van een groter geheel”.4 Het verhaal past in het huidige maatschappelijke debat over het koloniale verleden, waarin ik net als Lara een dekoloniale positie kies. De moedige wijze waarop zij dit doet, vaak in het gezelschap van gerenommeerde oudere, witte historici of andere deskundigen, spreekt me erg aan. Dank Lara!
– Asha en ik ontwikkelden een diepe band toen we nog collega’s waren. We rondden ongeveer gelijktijdig ons levensverhaal af en sterkten elkaar met de laatste loodjes. We voeren altijd mooie gesprekken, zoals over de betekenis die onze Aziatische oorsprong in onze levens heeft. Hoe verschillend ook, we ontdekken steeds veel overeenkomsten. Ik dank haar voor haar warme vriendschap.
– Mijn nieuw ontdekte familielid Erik dank ik voor ons fijne en vertrouwde contact. Hij vertelde me over zijn vroegere schoonfamilie (de mij onbekende zus van mijn grootvader, haar man en kinderen) en ging steeds met veel geduld op al mijn vragen in. Hij heeft daarmee mijn Indische familie completer gemaakt.
– Mijn bevriende collega Frank dank ik voor het meelezen van een van de laatste conceptteksten. Hij heeft er met veel aandacht naar gekeken en ik vind het heel bijzonder dat hij dat voor me deed! Met zijn suggesties heb ik het verhaal aanzienlijk kunnen verbeteren. Bovendien gaf hij mij het vertrouwen dat ik nodig had om met het verhaal naar buiten te treden.
– Zeer erkentelijk ben ik Henk Nellen, biograaf van Hugo de Groot, voor mijn bij hem opgedane kennis over mijn voorvader Hugo de Groot. Ik dank hem voor zijn uitgebreide reacties op mijn vragen per e-mail en voor ons uitvoerige telefoongesprek, waarin hij mij meenam naar de tijd waarin Hugo leefde en me inzicht gaf in Hugo’s belangrijkste drijfveren.
– Met haar adviezen en de vragen die Nynke me in het begin van mijn schrijfproces stelde, heeft ze mij op het goede spoor voor dit verhaal gezet. Veel dank daarvoor!
– Pravini herkende in mij de oud-activist. Ik dank haar voor wat zij mij over dekolonisatie leerde en voor haar grote inspiratie op dit gebied.
– De boeken van de schrijver Reggie Baay zijn belangrijk vanwege de kennis die zij mij gaven over de njai, de slavernij en over Palembang met zijn onafhankelijkheidsstrijd. Ik dank hem daarvoor en in het bijzonder voor hoe hij inging op mijn vraag over mijn voorouders, waarbij hij zijn kennis over de slavernij op hen toepaste en mij toestemming gaf zijn reactie in dit verhaal op te nemen.
– Vera van Merapi Tour & Travel maakte het mogelijk alle plaatsen te bezoeken die in mijn familiegeschiedenis voorkomen. Ik dank haar voor hoe ze bij alle drie mijn reizen heeft meegedacht en geadviseerd om tot een mooi individueel reisschema te komen.
– Vooral wil ik mijn lieve Hans bedanken, al bijna veertig jaar mijn geliefde en de vader van onze Sven. Hij is mijn steun en toeverlaat. Ik weet me door hem gestimuleerd en gesteund bij alle keuzes die ik in mijn leven maak om steeds meer te worden wie ik ben. Dat geldt ook voor mijn zoektocht naar mijn roots en het schrijven van dit verhaal. Alleen met zijn steun kon dit verhaal tot stand komen.
– En niet in de laatste plaats richt ik me tot onze liefste zoon Sven. Sven die zijn opa helaas nooit gekend heeft en alles over zijn Indische achtergrond uit de tweede hand moest vernemen, via mij. Om hem er wat meer gevoel bij te geven, gaan we al vanaf dat hij jong was naar de Tong Tong Fair, voorheen de Pasar Malam Besar, op het Haagse Malieveld. We werden vaste bezoekers en ik werd in 1998 sobat (vriend).
Ik vind het mooi dat Sven en ik een deel van de reizen samen maakten en die herinnering delen. We ontdekten veel. Ook denk ik graag terug aan de vele uren die we tijdens onze workations doorbrachten in Málaga, Laren en Binic: Sven online aan het werk, ik aan de andere kant van de tafel dit verhaal schrijvend. Mijn opgedane inzichten in mijn – en dus ook zijn – Indische oorsprong geef ik graag aan hem door.
Sven verraste me toen het verhaal min of meer af was door me aan te bieden de tekst voor een laatste keer helemaal door te nemen. Door deze verbeterslag is het nog meer ons verhaal geworden.
Dank, lieve Sven! Aan jou draag ik dit verhaal op.
Ook vertel ik mijn verhaal van harte door aan familie, vrienden, bekenden, mensen uit de Indische gemeenschap en alle andere belangstellenden.
- Mijn etniciteit komt voor in de gebieden in Oost-Azië en Oceanië die Indonesië vormen, ik heb ze samengevat als Azië. [↩]
- Legêne 2010: 25. [↩]
- Om dit doel te bereiken is op 25 oktober 2021 de commissie Versterking kennis geschiedenis voormalig Nederlands-Indië onder leiding van Jet Bussemaker ingesteld. [↩]
- Bohang en Nuberg, 2020: 159. Lara Nuberg is historicus, schrijver, spreker, moderator en onderzoeker. In het boek In haar voetsporen staat over haar op pagina 167: “Ze wil graag een dekoloniale manier van vertellen en herinneren van geschiedenis ontwikkelen en bevorderen”. Zie ook https://laranuberg.nl/. [↩]