Bij de strijd om de leerling kunnen we het ook cultureel houden, zegt SG in het I.B.-4. Waarom bieden we geen Russisch aan? Maar daar stapt hij snel van af. Er is een groep docenten die grote waarde hecht aan de culturele vorming die van goed gymnasiaal onderwijs uitgaat. Hun streven moet inzet worden van de propaganda voor het LMC.
Ik weet niet of dit culturele vorming is.
Wie over cultuur praat, praat immers over de situatie waarin onze cultuur zich op dit moment bevindt. Ik kijk wel eens rond in de stad.
Er is veel uit Taiwan, Hong-Kong en Japan, dat onze cultuur beïnvloedt, en daar komt weinig Grieks of Latijn aan te pas, al liegen de woorden uit die hoek, die bepalend zijn voor de richting, waarin onze cultuur zich beweegt, er niet om: rassendiscriminatie, neokolonialisme, sexisme, ik doe maar ongeselecteerd een greep.
Het komt me overdreven voor te willen geloven, dat de betekenis van deze woorden pas op het gymnasium (n.b. een stream, waarin, hoe cultureel vormend ook, voor tekenonderwijs geen plaats is ingeruimd, als ik me goed herinner) zal worden onthuld: alle meisjes, en die uit Suriname of China wel in het bijzonder, komen er zo wel achter.
Nee, als we het cultureel willen houden, dan natuurlijk over het breedst denkbare vlak: van mavo tot atheneum, met een open oog voor de minder plezierige kanten van onze cultuur: de polonaise en de 1,2,3-show: o, als ik een feestje kan bederven, kan ik dat bijna niet laten.
Maar op de dag van de poëzie hebben we gezien, hoe geïnteresseerd de leerlingen waren in dingen die hun werkelijk aan gaan: oogstten Remco Lausberg (2 mavo) en Ernst Utermark (3 havo) geen succes met hun gedicht? Je kan het zien: het is op de beeldband vastgelegd.
Ik ben onlangs op een manifestatie van Het Nieuwe Front1 geweest: een volle zaal. Grote belangstelling voor cabaret (Marc Boode) voor muziek, poëzie en het fenomeen Wester.2 Als de school eens ging kijken en luisteren naar wat daar gebeurt, als zij eens aansluitingsmogelijkheden zocht, daar waar ze zich op zo ongezochte (en onbezochte) wijze aanbiedt? Als we eens één keer in ’85 naar La grande parade3 gingen, en masse? Als er ieder jaar een manifestatie zou zijn à la het poëziefestival – het hoeft niet altijd poëzie te wezen – er zijn schilders, politici, muzikanten, journalisten, wetenschapsbeoefenaars, toneelspecialisten, ruimtelijke vormgevers, circusclowns – in plaats van 1x per jaar volgens een voor eens en altijd vastgelegd programma naar Keulen? Dat trekt toch meer leerlingen, dacht ik, dan een zekere mooidoenerij over kunst en cultuur als iets dat los staat van onze instinkten, onze begeerten, onze hartstocht: als iets “dat er bij komt” maar er “eigenlijk niet zoveel toe doet”.
CN