Een krabbel…

In de vorm van een ‘open brief’ aan Piet

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 11e jrg., nr. 5, november 1979.

Nog een krabbel…1

die het niet haalt bij die van Rudy in no. 3 van deze jaargang. Op zo’n vals bescheiden idolaat proselitisch plagiair admiratief reageren zit-ie echter ook niet te wachten.
Dus steek ik van wal.
Wat moet dat allemaal? Taxonomie, matrices, Herrenmoral (op het seminarie, in oorlogstijd, kregen leerlingen om de beurt de geschilde aardappelen, die overbleven in de ‘Herrenrefter’. sic.) Bildung en zo verder… “Wat zal het dan uitmaken, wanneer je weer es een nederlaag lijdt…”
Rudy, wat een waanzin!
Jij, uit het Oosten, zou het Westen een lesje willen leren?
Is dat jouw klinische methode? Bevordert dit gezwets de eigenheid van de leerling, van de school?
Jij gaat ze voor in nederlagen lijden, want dat zouden toch geen nederlagen zijn? Je lijkt Wester wel, niet te volgen.
Of Tarkowsky, die nog liever christen is dan communist.
Of Karlfried van Dürckheim: je zijn moet participeren aan het alzijn.
Eigen zijn moet geïntegreerd worden worden in hèt zijn. Is dat mystiek, Stoa, boeddhisme? Voert dit geteut tot een goeie baan? Werkeloze, besta niet, dat zou een mooie oplossing wezen.
Nee, Rudy, nee. Hou de leerlingen plat, horizontaal. Dat zei ik tegen Verburg ook altijd. Die verticaliteit, dat transcenderen in deze neopositivistische tijd, dat laten klimmen in de touwen, dat zweven in de ringen, da’s niet te meten.
Por favor asjeblief geen cultuur, civilisatie is genoeg, geen muziek, mysteries, religie noch relaties. Je moet er geen potje van maken.
Egotripper, decadente dissident.
Gegroet,
Mo.

P.S. Jij met je Juist van ’t Midden en je Wittgenstein.
Je hebt zaagsel in je brein.

Aan Piet

Mijn compliment voor ‘nog een krabbel’ in het vorige I.B., – een stuk dat het makkelijk haalt bij de krabbels die ik uitdeel, af en toe. Je ontboezeming bestaat uit papier en inkt, dat onder het lezen in vlees en bloed verandert. ‘Dat is Piet,’ denk je bij het lezen – iemand wiens schrijven niet van zijn gewone doen te onderscheiden is. Maar maak je geen illusies: van een computer zul je wel een lage waardering krijgen. Je wartaal doet in weinig voor de mijne onder. Maar je weet het – een computer heeft geen recht van appreciatie, – ik wèl, ik vind je reactie uitmuntend, want ik ben geen computer. Ook geen trimmer, zoals je weet, of sinds mijn ‘herfstvakantie’2 weten kunt. Men houdt mij helaas wel es voor een dwaas; toch meen ik altijd wat ik zeg. ‘Let eens op het gezicht van een trimmer,’ zegt Mary Mc Carthy in Vrij Nederland (17-11-79). ‘Een trimmer kijkt anders dan een wandelaar, een wandelaar heeft contact met de grond. Een trimmer is bezig met een idee, een abstractie’. Wij gunnen de trimmer zijn gezondheid – wat ons betreft, wij houden ons aan het concrete, aan de waarheid: van leven ga je dood.
In ieder geval hou jíj me aan het concrete: je hebt gezien, hoe ik in een paar achtereenvolgende ‘krabbels’ enige samenhang heb willen brengen. Een essayist, en zeker een journalist, al is het er maar éen van het I.B., gaat niet in onbewustheid in de wereld van zijn interesse om. Laat ik dan, in overeenstemming met de geest der eeuw, alles op een rijtje zetten. Men moet tenslotte zijn manie classificeren, als men nog mee wil tellen, vandaag de dag. Ik wil vooraf degenen die mij nu voor een querulant beginnen aan te zien, uitnodigen de rest van dit artikel maar ongelezen te laten. Dan krijgen we in ieder geval geen ruzie.

Ik heb in mijn gelegenheidskrabbel bij het vertrek van Van Dun,3 aandacht gevraagd voor drie voor het L.M.C. kenmerkende zaken:

  • dat deze school open staat voor hen die de verhouding ‘God/ik’ als de belangrijkste religieuze aandrift ondervinden; voor hen die deze ondervinding hebben in de relatie tot de naaste, en voor hen die in mystieke ervaringen de bevrediging vinden van hun religieuze behoeften, al is het het instant mysticism van de nederwiet maar.4
  • dat de openheid van deze school vooral te danken is aan een tolerant bewind, – een bewind dat op overmacht van mening, op de publieke opinie steunde.
  • dat op deze school tweeërlei vorm van pedagogie te onderscheiden zijn: éen die zich bekommert om de gewone schoolse gang van zaken; een andere, van subtieler, vooral voorbeeldiger aard.

In de daaropvolgende ‘krabbel’5 maak ik gewag van tweeërlei moraal op school: de leraren- en de leerlingenmoraal. Twee typen lerarenmoraal schijnen zich op het L.M.C. te doen gelden; hoe komt dat?
Iedere leraar is in een doorlopende strijd gewikkeld met het ‘duister’: in de pupil, in de klas, in de school, in hemzelf. Maar sommigen willen dit duister uitdrijven ten gunste van de redelijke orde en/of terwille van de objectiviteit. Anderen daarentegen, proberen onbewuste processen te begrijpen, om zo de leerling tot het inzicht te brengen, dat zijn negatieve leerlingenmoraal berust op zijn geloof in de macht en alwetendheid van de leraar; en dat het tijd wordt van deze infantiele fantasie afstand te doen.
De twee al eerder genoemde vormen van pedagogie sluiten bij deze vormen van lerarenmoraal aan, zijn in wezen hetzelfde: wat er van buiten als pedagogie uitziet, is ‘moraal’ van binnen (denk ik).
In Herfstvakantie ga ik nader in op de leerlingenmoraal, zoals die in die kleine groep van scholieren leeft (waar onze fractie in haar laatste verslag op wees).
Drie punten:

  • de school is meer dan zwoegen op repetities en examens, nl. een bevrijder van de verbeelding
  • de scholier zoekt zich een eigen identiteit
  • en hij zoekt die in een andere opvatting dan deze, dat men per se iets moet zijn, om iemand te wezen.

Dat is in het kort wat ik denk, als ik aan het L.M.C. denk.
Ik denk wel dat er veranderingen op til zijn. Dat ligt, met de fusie in het vooruitzicht ook wel in de rede der dingen. Maar moet er iets weg van de verworvenheden die met het L.M.C. zijn vergroeid? Moet er iets bij, dat die verworvenheden naar het leven staat? Kunnen wij een ontwikkeling die we niet wensen afremmen, de andere begunstigen? Het zou toch iets moois zijn, als…
Daar moet toch standpuntbepaling, gedachtenwisseling over kunnen zijn: hoe graag zou ik een I.B. uitbrengen onder de naam Staanplaatsen. Hoe mooi zou het zijn als jij en ik niet de enigen zouden zijn op die tribune…

CN


  1. Dit artikel van aardrijkskundeleraar Piet Molenkamp (MO) stond in het vorige nummer van het I.B. en is een reactie op Cornets de Groots Nietzscheaanse overdenking van een leraren- en leerlingenmoraal in deze Krabbel. []
  2. Zie Herfstvakantie uit de vorige aflevering van het I.B. []
  3. Zie de eerste Krabbel van deze jaargang… []
  4. Cf. opnieuw Vestdijks typologie van de religieuze mens uit De toekomst der religie (zie de eerste Krabbel van deze jaargang, noot 4). []
  5. Het in de eerste noot genoemde artikel. []

Plaats een reactie