Van dichten comt mi cleine bate

 

Bron: Soma, nr. 7 (mei-juni 1970), p. 29.
Over: boeken en de bibliotheek.

[p. 29]

Toen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden, zeiden de schrijvers dat hun oorspronkelijk werk een vertaling was: uit het Frans uit het Latijn, uit hindert niet welke taal, want iedere taal was goed, als de illusie maar werd gewekt, dat met dit verhaal niet iets “nieuws” geboren was.
Toen de boekdrukkunst wèl uitgevonden was, riep men alom om een terugkeer naar een apostolische kerk. De bijbel moest nodig worden vertaald uit de oorspronkelijke taal. Daarbij: renaissancistische filologen gingen reeds eerder op zoek naar de “bron”, maakten zich druk om een afwijkende tekst, en waren dus de hervormers op dit punt een lichtend voorbeeld. Maar, waar de literaten zich ermee tevreden stelden tegenstanders fijntjes en diep te beledigen, daar zochten de bijbelvorsers hun heil in het doodslaan van wie maar ánders dacht.
Het heersend conservatisme had drie dingen tot gevolg: punt één, de ontplooiing van de volkstaal, vervolgens de ontwikkeling van een Latijn voor estheten en ten slotte de ondergang van het gebruikslatijn, dat juist op weg was zich te ontwikkelen tot een internationale taal voor de toenmalige intellectuelen. Kultureel werd de boot gemist: Europa zou de eerste eeuwen geen eenheid meer kunnen zijn, noch in godsdienstig, noch in maatschappelijk, noch in communicatief opzicht, en van de andere opzichten zwijgen we dan maar.
Van oudsher is schrijven niets anders geweest dan het weren van het nieuwe, terugkeren naar de bron, conservatisme van het verdachtste allooi. Men wil zijn gedachten niet prijsgeven aan het niets, en papier is goddank geduldig. De gedachte kan snel zijn als het licht – de schrijver remt die wel af: het boek is zelden iets anders dan een bolwerk tegen de vooruitgang, en dat alleen het boek dat de vooruitgang belemmerend beïnvloedde kon worden getolereerd, blijkt wel uit het gemak, waarmee de censuur zich vestigen liet en uit de eenvoud waarmee hele volksstammen de schrijver met zijn zedeloos werk naar de brandstapel begeleidden. Een bolwerk in het kwadraat tegen progressieve ideeën is natuurlijk de bibliotheek, ook al heeft die de niet voor iedereen toegankelijke boeken bij elkaar staan. Het is duidelijk dat in een stabiele samenleving de bibliotheek moeilijk kan worden gemist: ze vervult daar een “kulturele” functie. Maar wat is de functie van een bibliotheek in een verspillingsmaatschappij, waar wegwerpboeken aan de lopende band kunnen worden geproduceerd, en waar de wegwerpliteratuur floreert als nooit te voren? Wat moet een boek, dat orgaan van vernieuwing wezen wil, eigenlijk precies in een bibliotheek?
De bibliotheek moest maar eens een tijdje dicht. Wegwerpliteratuur moet maar eens voor wegwerpprijzen op de markt geslingerd worden. Er is al vrijwel geen romancier, dichter of essayist die voor zijn werk aanspraak maakt op eeuwigheidswaardering. Ze zien meer heil in een door de nood veroorzaakte herdruk dan in de vanzelfsprekende stilzwijgendheid omdat hun werk nu eenmaal in de bibliotheek is opgeslagen. Ze zijn niet weinig jaloers, bedoel ik, op de fraaie heruitgaven die een Eric de Noorman beschoren zijn, dat nooit in een bibliotheek terecht kwam, en dus aktueel bleef.

Plaats een reactie