Bijlage: Aanvraag reisbeurs

 

Bron: Archief Nederlands Letterenfonds.
Woonplaatsen van Cornets de Groot in Indonesië van 1929-1946.

 

Formulier voor het aanvragen van een reisbeurs voor het jaar 1987 ten behoeve van auteurs en vertalers van literair werk

1. Personalia

Achternaam Cornets de Groot
Voornamen Rudolf Adriaan
Geboortedatum 3-2-1929
Nationaliteit Nederlander
Hoofdberoep gepensioneerd leraar (invaliditeitspensioen)
Adres Herenstraat 116
Postcode en woonplaats 2313 AN Leiden

2. Titels van recente boek- en tijdschriftpublicaties

TITEL JAAR UITGAVE UITGEVER
Tropische jaren (roman) 1986, maart De Prom, Baarn
Een bijdrage aan: Piet Meeuse, Harmonie als tegenspraak 1986, november De bezige bij.
In de Vestdijkkroniek: Persoonlijkheid en talent 1986, juni De Vestdijkkring
In Juffrouw Ida: Een beetje echt, lekker kunstenaarsbloed 1986, december Koninklijke Bibliotheek
Ons roemrijk verleden, een inleiding bij Vinkenoogs heruitgave van Heren zeventien, gedicht. verschijnt 1987 in februari de bezige bij.

3. Reisdoel

Indonesië, de plaatsen waar ik in mijn jeugd (1929-1946) geweest ben: Boekit Tinggi (Sumatra); Djakarta en enkele van daaruit makkelijk te bereiken plaatsen (o.a. Bogor, Bandoeng), Den Passar, Bali.

4. Reisduur

vier weken het liefst in december van 1987.
Exacte data kan ik nu nog niet geven.

5. Wat is de functie van de reis voor uw werk?

Ik ben na de positieve reacties op Tropische jaren,1 zowel in Nederland als in België aan een tweede in Indonesië gesitueerde roman2 begonnen. Ik ben daar sinds 1946 niet meer geweest, maar vind in dit boek de aanleiding om de kennis te hernieuwen. Tropische jaren berust uitsluitend op een paar herinneringen – meer aan mensen, dan aan het landschap of het stads- en dorpsleven, trouwens, waarvan me weinig meer voor de geest staat. Om nu aan al te idyllische voorstellingen niet toe te geven, wilde ik enkele plaatsen, waar ik jeugdherinneringen aan bewaar, bezoeken. Door de werkkring van mijn vader verhuisden we vaak, soms voor niet langer dan een jaar. Sumatra bood ons onderdak van Medan tot Telokbetong. Op Java van Djakarta tot Bandoeng, een vakantie op Bali. Enkele van die plaatsen wilde ik opnieuw bezoeken.
Holland International was me behulpzaam bij het opstellen van een reisplan, als omschreven onder punt 3, Reisdoel. Ik denk dat door zo’n reis het realisme in het boek, dat ik nu onder handen heb – en waar ik nog veel aan documentatiewerk voor doen moet – winnen zou. De raming van Holland International sluit ik hier graag voor u in.

6. Opgave van de geschatte KOSTEN die aan de reis en het verblijf zijn verbonden:

a) Reiskosten, gebaseerd op vervoer per vliegtuig f 4424,-
b) Kosten voor verblijf, 28 dagen f 3372,-
c) Eigen bijdrage -f1750,-
d) Bedrag van de aanvrage f 7000,-

1. Fonds voor de letteren aan R.A. Cornets de Groot

Onderwerp: reisbeurs 1987
9 maart 1987

Geachte heer Cornets de Groot,

Naar aanleiding van uw verzoek om toekenning van een reisbeurs kan ik u tot mijn genoegen berichten, dat het Fondsbestuur heeft besloten u ten behoeve van uw bezoek aan Indonesië in principe een beurs toe te kennen van f 5.046,- (vijfduizendzesenveertig gulden). Dit bedrag is bedoeld als bijdrage in de kosten.
Vanaf drie maanden voor aanvang van de reis kan een voorschot worden verstrekt van 90% van het in beginsel toegezegde bedrag.

De reis dient uiterlijk voor 1 maart 1988 aangevangen te worden. Binnen drie maanden na terugkomst dient een reisverslag aan het Fondsbestuur te worden gezonden van ongeveer twee pagina’s (A4 formaat). In het verslag moet de samenhang tussen de motivering bij uw aanvraag en de opgedane reiservaringen tot uitdrukking komen en dient te worden aangegeven in hoeverre de reisbeurs tot een aantoonbaar resultaat (in de vorm van een publicatie) heeft geleid of zal leiden. Het verslag moet vergezeld gaan van financiële bewijsstukken betreffende de reiskosten zoals vliegtickets en treinkaartjes. Overlegging van bewijsstukken die betrekking hebben op de verblijfkosten kan achterwege blijven. Na ontvangst van het reisverslag en van de financiële bewijsstukken zal het bedrag van de beurs definitief worden vastgesteld, waarna het restant aan u kan worden uitgekeerd. (…)

Graag ontvang ik voor 1 april a.s. bericht of u deze beurs onder de gestelde voorwaarden aanvaardt.

Met de meeste hoogachting en vriendelijke groet,
namens het bestuur,

Sylvia Dornseiffer, secretaris.


2. R.A. Cornets de Groot aan het Fonds voor de letteren

29 maart 1987

Geachte Mevrouw Dornseiffer,

Drie weken geleden ontving ik uw brief van 9 maart ’87, met het verheugende bericht dat het Fondsbestuur in principe besloten heeft mij een beurs toe te kennen van f 5.046,- . Het is moeilijk u te vertellen hoe blij ik ben met uw brief en met de welwillendheid van het Bestuur, dat immers een belangrijk bestanddeel van het reisgeld voor zijn rekening wil nemen. Om heel eerlijk te zijn, ik had dat eigenlijk niet verwacht. Nu ik er gebruik van maken mag, dringt het besef tot me door, dat de reis veel meer voor me betekenen zal dan een tegemoet komen aan mijn literaire aspiraties alleen.

Ik ben dan aan het rekenen geslagen, heb mijn zwakke gezondheid – te danken aan een tropische ziekte, ginds opgelopen – onder ogen gezien, want er is samenhang tussen hygiënisch leven en financiën; en ben tot de slotsom gekomen, dat ik geen nee mag zeggen tegen deze unieke kans, die ons Fondsbestuur mij biedt.

Het zal niet moeilijk zijn aan de voorwaarden, in uw brief gesteld, te voldoen, al is het mij nu nog niet mogelijk het Bestuur te vertellen op welk tijdstip ik vertrekken zal. Dat kan juli ’87 of december van dat jaar zijn, dat hangt gewoonweg af van de inhoud van mijn schatkist op dat moment.

In ieder geval: ik aanvaard gaarne, en met groot plezier, de beurs onder de door het Bestuur gestelde voorwaarden.

Graag zeg ik u dank voor uw brief, en het Bestuur voor zijn toekenning van de beurs.

Met de meeste hoogachting en vriendelijke groet,
gaarne uw:

R.A. Cornets de Groot


3. R.A. Cornets de Groot aan het Fonds voor de letteren

15 april 1987

Geacht Bestuur,

Graag zeg ik u dank voor de toekenning van een werkbeurs voor 1987, groot f 9400,50.
Het aanslagformulier IB-1985 zond ik naar uw secretariaat.

Uit het schrijven van Mevrouw Sylvia Dornseiffer d.d. 9 maart 1987, begrijp ik, dat ik over 90% van de mij eveneens door u toegekende reisbeurs van f 5.046,- een voorschot mag vragen, drie maanden voor aanvang van de reis.
Nu ik er, dankzij uw toekenningen, financieel zo florissant voor sta, heb ik besloten om in de week van 15 tot 20 juli naar Indonesië te vertrekken, en zo een werkelijk zeer oud plan om mijn geboorteland te bezoeken eindelijk eens uit te voeren.
Daarom wilde ik u vragen om naast het bedrag van de werkbeurs, ook dit van de 90% over f 5.046 te laten storten op banknr. 42.16.66.668 van de Amro-bank.

Met de meeste hoogachting
met vriendelijke groeten
en met veel dank, gaarne uw

R.A. Cornets de Groot


4. R.A. Cornets de Groot aan het Fonds voor de letteren

Leiden, 7 mei 1987

Geachte Mevrouw Dornseiffer,

Toen ik maandag van een korte vakantie in Frankrijk terug kwam, vond ik uw brief èn een bijschrijving van de bank, waaruit bleek, dat het Fonds mij, behalve de werkbeurs, ook een groot deel van reisbeurs had uitgekeerd. Ik ben het Fonds daar heel dankbaar voor. De gedachte na veertig jaar terug te kunnen naar mijn geboorteland ontroert me buitengewoon. Ik weet eigenlijk niet hoe ik mijn dankbaarheid tot uitdrukking moet brengen. Ik kan tegenover zoveel geld zo weinig doen.

Inmiddels kan ik u vertellen, dat de reis vandaag geboekt wordt. De vertrekdatum zal zijn 13 juni – een zaterdag – en de terugreis vangt aan op 16 juli. De reis zelf zal me voeren naar Djakarta, Padang en omgeving, Bogor, Bandoeng, Djokja, Solo, Malang, Banjoewangi, Bali, en terug naar Holland. Een heel gebied voor + vier weken, en niet bepaald een training in geduld: een eigenschap die natuurlijk nu al behoorlijk op de proef wordt gesteld. ’t Wachten duurt lang…

Met dank voor uw brief
met alle hoogachting
en met vriendelijke groet,
gaarne uw

R.A. cornets de Groot


5. R.A. Cornets de Groot aan het Fonds voor de letteren

13 oktober 1987

Geachte Mevrouw Dornseiffer,

Hierdoor stuur ik u een ‘reisverslag’ van mijn reis naar en door Indonesië, waarvoor mij een beurs werd toegekend van f 5.046,- gulden als bijdrage in de kosten.
De vliegticket en een rekening voor de reis door Java naar Bali van de chauffeur (er zit ook nog een taxirit bij van Jakarta naar Bogor) plus de overtocht van het ene eiland naar het andere stuur ik mee.

Ik heb me vrijwel volledig aan het schema gehouden: alleen Padang viel door omstandigheden, die ik niet in de hand had, uit, – wat me meer verdriet doet, dan ik u zeggen kan: juist daarheen had ik het liefst gewild.

Ik hoop dat het verslag plus de bijlagen in orde worden bevonden en ik zeg u en het Fonds graag nogmaals dank voor de ondervonden hulp en bereidwilligheid.

Met alle hoogachting en vriendelijke groet,
gaarne uw

R.A. Cornets de Groot


Reisverslag Indonesië

In ’46 bracht het ms. De Tegelberg me naar Nederland. Repatriatie heette dat, maar dat was het toch niet, ofschoon ik Nederlander ben en hier ooit eerder (in ’34/’35) was geweest. In ’57 werd Indonesië voor Nederlanders afgesloten. De koloniale verhouding had geen ruimte voor vriendschap opengelaten. De aanwezigheid van Nederlanders daar werd door de Nederlanders destijds als veel te vanzelfsprekend ondergaan (en opgeëist). Vergeten deed ik Indonesië nooit. In ’86 schreef ik wat herinneringen op in de vorm van een verhaaltje, die me ernaar deden verlangen dat land nog éen keer te zien. Dat gebeurde deze zomer, na 41 jaar. Het werd éen grote herkenning, een terugzien van oude bekenden met de verlegenheid en de blijmoedigheid die daarbij horen.
Ik wilde alle plaatsen bezoeken, waar ik mijn jeugd had doorgebracht, maar vooral Padang (Sumatra), waar ik de mooiste herinneringen aan bewaar: Emmahaven, Fort de Kock, Muara Enim, het strand, de bergen, de apen, de klappers. Maar de noodlottige voorlichting van mijn bank deed me besluiten Eurochèques mee te nemen, een Master Card, wat los geld en geld in de vorm van travelers chèques. Met die kaart, bleek ter plaatse, kon je alleen in luxe winkels en dito hotels terecht. De Eurochèques wilde niemand hebben en die bracht ik dus ook ongebruikt mee terug. Ik heb alle moeite gedaan om hoe dan ook in Padang terecht te komen: er ging een boot, eens in de week, op zaterdag. Er waren vliegdiensten: 3 x per dag. Maar geen boot of vliegtuig accepteerde de betaalmiddelen, waar ik over beschikte. Ik zocht een Nederlandse bank op: er is er in heel Indonesië éen: de ABN. Ja, die wilde wel Eurochèques accepteren: die van de ABN – en niet deze van de NMB, die ik had. Moest ik mijn travelers chèques dan maar aanspreken? Met de boot heen, en vliegen terug? Dat zou mijn reis aanzienlijk bekorten: Padang kostte of geld, of tijd. Hoe lief Padang me ook was, dat had ik er niet voor over.

De hitte die je in Jakarta overvalt, is niet te beschrijven. Op het vliegveld herken je niets – je bent er ook nooit geweest. Aan de hitte daar, bewaar je geen herinnering.
Maar Jakarta zelf,- dat is een wereldstad geworden met winkelwijken en wolkenkrabbers. En toch: Jakarta is alleen naar vernieuwd. Ik herken er bijna alles. Ik heb de oude stadsplattegrond in mijn hoofd. Ik vermeed het nieuwe en zocht het oude op: Senen, een volkswijk van ongelofelijke drukte. Hier komen geen toeristen, er is in deze armee niets aantrekkelijks voor een toerist. Je ziet er handelaars, venters, straatslijpers. Woorden die je in geen veertig jaar gebruikte, die je totaal vergeten bent, schieten spontaan in je op. Je kunt wat praten, al heb je de woordenschat van een twaalfjarige Nederlander, die wat Maleis kent. De hitte is drukkend, het lawaai oorverdovend, het verkeer schrikbarend, de luchtvervuiling ondragelijk en de schaduw zoek. Er zijn wellicht duizenden mensen op de been, of op de hurken hier. Sinds ik er het laatst was, is de bevolking vertienvoudigd. Dat geldt natuurlijk ook voor alle andere steden: Bogor, Bandoeng en waar je maar komt. Bogor is vriendelijker dan Jakarta, vriendelijker dan ik het me herinner. Ik vond er een losmen, waar, blijkens het gastenboek, ook Peter Schat logeerde. Het staat aan de rand van de stad in een desa. Als ik langs de kali loop, waarin moeders hun kindertjes baden, trekken kampongbewoners mijn aandacht met een groet. De heer des huizes helpt me aan een Nederlands sprekende chauffeur, voorheen Charly Kaasenbrood, tegenwoordig Deden Suwardi, die me voor de prijs van 40.000 roepiah door heel Java heen zou kunnen rijden. Voorlopig huur ik zijn wagen voor Rp. 20.000,- per dag om tussen Bogor en Jakarta te pendelen: ik moet nog veel zien: pasar Ikan, Sunda Kelapa, de monumenten en musea, het landschap, de Plantentuin. Bij een nieuwe wandeling door Jakarta blijkt dat het huis waar ik woonde, verdwenen is: er is daar een heel nieuwe wijk. Ook de omgeving van het huis van Soekarno (en zijn buurman Hatta) is compleet veranderd terwille van het Proklamasie-monument, dat – volgens mij – op een plek is opgetrokken, waar vroeger een tennisbaan stond. Het oude Koningsplein is door gebouwen en geboomte ondoorzichtig, oninzichtelijk geworden, maar niet echt onherkenbaar. De R.K. kathedraal, vroeger een reus, is naast de moskee tot een kleuter geworden. Van het paleis van de president mag je geen foto’s maken.

Bogor is helemaal niet veranderd. ’t Is een veel hygiënischer stad dan Jakarta. Er zijn hier ook vogels en vlinders, die in Jakarta gewoon niet voorkomen; alleen zijn de muggen hier eveneens uitgeroeid. Er is hier ook meer ‘organisatie’: standplaatsen voor becah’s en delemans (door een paardje getrokken karretje), die in Jakarta uit het straatbeeld verdwenen zijn. In Bandoeng, waar ik geboren werd, heb ik in het laatste oorlogsjaar gewoond. Ook die stad is zichzelf gebleven. De dwaze navolging van het westen (wolkenkrabbers, kantoorwijken) is tot Jakarta beperkt gebleven. Er zijn hier nog steeds van die bloemen- en plantenkwekerijen, die hun produkten uitstallen langs de straatweg (orchideeën). De Braga, vroeger een winkelbuurt van stand, is nu een drukke, gezellige volkswinkelbuurt: het ‘Haagse’ is eraf, en dat is een voordeel. Maar in de huizenbouw merk je toch dat ‘europese’, die neiging zich van de bevolking af te zonderen in kleine villaatjes, die je, op groter schaal ook in Wassenaar vinden kunt. De nieuwbouw zet de door Nederlandse architecten in 1930 begonnen traditie voort. Het ‘Ruma satai’, het vroegere Departement van V & W, waar ik de vuurgevechten tussen nationalisten en Ghurka’s van nabij meemaakte (’45), is verblindend wit geschilderd en beheerst nog steeds het landschappelijk karakter van de stad in deze buurt (waar ik ook gewoond heb).

Ik bezocht een theetuin en was er te gast bij de directeur, een ex-Indo, die nauwelijks Nederlands meer sprak, en die een fabuleus huis bewoont. Aan theetuinen heb ik wel herinneringen: we brachten er soms onze vakanties door; maar de mensen lagen me niet, en ik vond een wandeling in de Plantentuin zinvoller dan al dat geklim hier, tussen struiken die sprekend op elkaar leken – al is het natuurlijk aardig die theepluksters mee te maken die die struiken manicuren,- die me wèl liggen.
De Tankuban Perahu, Ciater, ik ben er allemaal geweest, ook in mijn jeugd: dat maakte toen wel meer indruk op me dan deze keer. Een kind beleeft het begrip ‘vulkaan’ met meer fantasie, denk ik. Ciater (warmwaterbronnen: dus pootjebaden, zwemmen in warm stromend water, rheuma-patiënten) is volksvermaak geworden, zoals practisch ieder toeristisch oord. Een enorme toeloop van mensen, laag gehouden toegangsprijzen, venters die je van alles kunnen verkopen.
Van Den Pasar herinner ik me niet veel. Ik was er ooit met een vriendje en zijn ouders op vakantie, maar die mensen trokken natuurlijk het land in, en dat landschap, ja dat herkende ik wel, de Gunung Agung, ‘Lake’ Batur, de tempels, de beelden.
Ik heb van de plaatsen die ik niet kende, minstens evenveel profijt getrokken. De omgang met de inwoners is er makkelijker: er is nauwelijks een europeaan te vinden in de desa’s. Hoe verder van het europees circuit, hoe toegankelijker men is (of schijnt te zijn), hoe mededeelzamer ook. De reis maakte ik dus met de chauffeur die ik in het begin noemde. Hij bracht me tot op Bali.

Ik heb er inderdaad ideeën opgedaan voor een boek, een roman, waar ik nu materiaal voor aan het verzamelen ben. Van de herinneringen die ik hier vernieuwde, maakte ik een bescheiden gebruik voor een artikel,3 dat ik Indische letteren aanbood, en waarop ik voorlopig éen gunstige reactie kreeg en geen ongunstige. Ook vatte ik het plan op, eens te onderzoeken wat Koos Speenhoff in de jaren ’29/’32 in Indië deed, waarom hij daar kwam (met een door Deterding betaalde reis: Deterding,- dat is ‘De waag’, de B.P.M.; in ’29 ontstond De Vaderlandse Club). Zo’n onderzoek deed ik nooit eerder, maar dit spreekt me toch sterk aan.4 Wellicht zie ik ook nog mogelijkheden mijn notities om te vormen tot een boek of boekje. Aan de uitwerking ervan ben ik nog steeds bezig.5 Een hoogtepunt in de reis vergat ik nog te melden. Het is mijn bezoek aan de ook hier bekende schilder Affandi, met wie ik een lang gesprek voerde. Hij is oud en had ‘eigenlijk’ niets nieuws te vertellen. Maar dat was met A. Roland Holst ook zo, toen ik hem leerde kennen: je kent die verhalen wel – maar is het niet enig ze uit die mond te horen? Ik hield er (bij Affandi) een boekje met opdracht aan over.


6. Fonds voor de letteren aan R.A. Cornets de Groot

Onderwerp: reisbeurs 1987
23 oktober 1987

Geachte heer Cornets de Groot,

Hierdoor dank ik u voor het toegezonden verslag van uw reis naar Indonesië, waarvoor het Fonds u een reisbeurs verstrekte.

Ik zal het verslag te gelegener tijd ter kennis brengen van het Fondsbestuur.

Met dank voor de inzage doe ik u hierbij uw reisbescheiden weer toekomen.

Het u toekomende restant van de beurs, te weten f 505,- zal binnenkort naar uw bankrekening nummer 67.86.56.738 worden overgemaakt.

Met de meeste hoogachting en vriendelijke groet,
namens het bestuur,

Sylvia Dornseiffer, secretaris.


7. R.A. Cornets de Groot aan Fonds voor de letteren

23/11/1987.

Geachte Mevrouw Dornseiffer,

Hierdoor verzoek ik u vriendelijk mij de aanvraagformulieren voor een werk- en reisbeurs toe te zenden, met de daarbij behorende Toelichtingen.

Met de meeste hoogachting, dank en vriendelijke groet,

gaarne
Uw

R.A. Cornets de Groot

Aanvraagformulier werkbeurzen voor auteurs 1988

1. Personalia

Achternaam Cornets de Groot
Voornamen Rudolf Adriaan
Geboortedatum 3 februari 1929
Nationaliteit Nederlander
Hoofdberoep Wegens invaliditeitspensioen van het A.B.P. gepensioneerd leraar tekenen en Ned. taal & lett. kunde
Adres Herenstraat 116
Postcode en woonplaats 2313 AN Leiden
Telefoon 071-143164, geheim

2 a) Oefent u in 1988 het schrijverschap uit als hoofdberoep of als nevenfunctie?

Als hoofdberoep

2 b) Gevraagd aantal maandeenheden

vier maandeenheden

3. Titels van recente boek- en tijdschriftpublicaties c.q. dramatisch werk met vermelding van uitgever (s) c.q. toneelgezelschap(pen) of omroeporganisatie(s) en datum/jaar van uitgave/opvoering/uitzending; vermelding van publikaties op het gebied van de literaire kritiek

Ik heb dit jaar geen publikaties in tijdschrift of boekvorm op mijn naam staan.
De meest recente publikatie in boekvorm is Tropische jaren van 1986, uitgegeven bij de PROM, Baarn. Een roman.

Plus een artikel in Piet Meeuse, Harmonie als tegenspraak.6

In maart 1988 verschijnt een artikel in Indische Letteren, Hier en daar en toen en nu,7 o.a. n.a.v. een reis naar Indonesië (d.w.z. Java en Bali).

4. Beknopt verslag realisering van het werkplan 1987, voorzover dit niet samenvalt met het gevraagde onder punt 3.

Met de roman8 waar ik in het vorige werkplan melding van maakte, ben ik – dank zij de reis naar Indonesië waartoe een reisbeurs van uw Fonds me in staat stelde – verder gekomen. Er zijn acht hoofdstukken af, er moeten er nog dertien bij. De moeilijkheid is, dat de reis me dwingt veel te herzien in wat ik had en heb.

Wat de documentatie betreft, ben ik nu zo goed als thuis in het leven van Soekarno, het ontstaan van de Vaderlandse Club en de invloed ervan op het Indische leven. Van het leven op de dessa kan ik nu uit de practijk verhalen, althans wat Java betreft. Met Speenhoff (die immers in 1930 in ‘Indië’ verbleef) stuit ik op een heel interessante figuur, psychologisch beschouwd. Er is weinig literatuur over de man, maar hij heeft zelf heel veel geschreven. Hij boeit me buitengewoon om zijn karakter en om zijn temperament en vooral omdat er zo weinig bekend is uit zijn Indische tijd. Zijn vreemd etnocentrisme, dat misschien wel tot zijn ‘flirtation’ met het ‘Dietsche’ aanleiding heeft gegeven – waardoor hij na de oorlog in een wel zeer slechte reuk kwam te staan. Het is deze ‘zijsprong’, waar de roman waar ik mee bezig ben me toe noopt, waardoor ik me heb laten verleiden een groot essay aan hem te wijden.9 Ik ben daar nu dertig bladzijden mee ver – bij alle documentatie toch veel, vind ik, – en daar komt nog zeker een dubbel aantal bij: ik ben nog maar aan het allereerste begin van zijn glorietijd, 1903 – die tot 1915 duurde. Eerlijk gezegd kan ik met de roman op dit moment niet goed verder,- niet voordat ik eerst nog op Sumatra ben geweest. Daar wil ik dan ook dit jaar heen, liefst met, en als dat niet kan, zonder reisbeurs. Het B.P.M.-complex met Deterding, Colijn, De Jonge en de Utrechtse olie-faculteit heeft waarschijnlijk toch met Speenhoff niet zoveel te maken, als ik in mijn beginnersenthousiasme dacht. Dat zal in de roman dus geen rol spelen in de gedaante van een historisch onaantastbaar ware gebeurtenis.

Ik ben op het ogenblik dus met twee dingen bezig: de roman en het Speenhoff-essay. Of ik dat laatste ook publiceren zal, weet ik nog niet. Ik speel eigenlijk met de gedachte een biografie over de man te schrijven. De enige die er bestaat (van A. De Haas) laat een vage indruk van de man achter. Dat dat werk jaren inhoudt, besef ik. (± 6 jaar).10


Formulier voor het aanvragen van een reisbeurs voor het jaar 1988 ten behoeve van auteurs en vertalers van literair werk

1. Personalia

Achternaam Cornets de Groot
Voornamen Rudolf Adriaan
Geboortedatum 3 februari 1929
Nationaliteit Nederlander
Hoofdberoep leraar Nederlands, leraar tekenen, met invaliditeitspensioen van het A.B.P.
Adres  
Postcode en woonplaats 2313 AN Leiden

2. Titels van recente boek- en tijdschriftpublicaties

TITEL JAAR UITGAVE UITGEVER
Tropische jaren 1986 De Prom, Baarn

3. Reisdoel

Sumatra, in het bijzonder de plaatsen Medan en Padang, Indonesië.

4. Reisduur

vijf weken

5. Wat is de functie van de reis voor uw werk?
(hier graag een zo concreet mogelijke toelichting)

Ik schrijf een roman, die ten dele op Java/Bali speelt en ten dele op Sumatra, – in de plaatsen die ik bezocht op deze voorgenomen en de vorige reis.

De roman speelt in mijn geboortejaar, 1929, een bijzonder jaar, omdat aan het einde daarvan Soekarno werd gearresteerd, wiens ‘bruine front’, de P.N.I., een ‘blank front’ opriep: de Vaderlandse Club, gesticht 1929, in, ik meen, Medan (op Java, Surabaya).

Aan het eind van dat jaar vertrok ook Speenhoff uit Nederland naar ‘Indië’, waar hij een triomftocht hield over vrijwel de hele archipel.

De spil van het boek is – hoezeer op de achtergrond misschien – die ondoorgrondelijke verstandhouding tussen blank en bruin, tussen Soekarno – Speenhoff (die met geld van Deterding de reis maakte, en langs de BPM-sociëteiten zou reizen met zijn, zoals u weet, ‘Holland-centrische’ liedjes; Deterding financierde in ’37 een wat fascistisch blaadje, De Waag).

Ik heb aan mijn reis naar Java/Bali veel gehad. Ik heb, omdat ik mijn boek eigenlijk al begonnen was vóór die reis, ook veel moeten bijstellen. Nu lijkt het erop, dat ik niet hard opschiet, maar dat komt alleen maar daardoor.

Vandaar dat ik nu ook die plaatsen op Sumatra bezoeken moet: het moet niet allemaal als uit een droom – de herinnering – komen, zoals te veel het geval is in Tropische jaren.

Ik heb tot mijn 8e jaar in Padang gewoond, met veel enthousiasme, want daar ongeveer kwam alles bij elkaar: de zee, de bergen, het fantastische landschap met de Minangkabause huizen, de militaire, maar in onbruik geraakte versterking ‘Fort de Kock’ (tegenwoordig Bukit Tinggi), de canyon in de buurt, het natuurschoon in de vorm van watervallen e.d., de steenkolenmijnen. Er is een strand met palmbomen. Het zand is althans in mijn herinnering zwart – van vulkanisme? van die steenkolenmijnen? – dat weet ik niet, en misschien is het zand er ook gewoon wit, zoals overal. Er was een natuurhaven: Emmahaven. Indonesische jongetjes sprongen van hun prauw in het water – als er tenminste geen haaien rondzwommen – om dubbeltjes op te duiken die de passagiers van de boot in het water gooiden. Fort de Kock was een stil plaatsje. De hellingen van het fort waren met groen gras begroeid, dat kort gehouden werd. Het was er als in een park. De kanonslopen staken vredelievend in de grond. Er groeiden wilde aardbeien. In de canyon, ‘Het Karbouwengat’ kon je afdalen en wandelen. Ik hield er meer van om van de hoogte uit in de diepte te kijken. Boven Padang had je een in terrasbouw aangelegd zwembad. De weg erheen liep door de bergen. Apen riepen uit de bomen in de hoogte hun opwinding uit. Soms versperden ze de, in de bergflank uitgehouwen, weg. Ik hield van Padang. Ik zwierf er veel rond, ik had er veel vrienden. Er was daar een kerkhof, merkwaardig genoeg midden in de stad, omgeven door een witgekalkte muur, waaroverheen bougainville-struiken. Er was een weeshuis. Voor mijn oudste zus namen mijn ouders daar twee meisjes als ‘anak mas’ (lett. ‘kind van goud’, adoptief-kind) uit in huis. Van Medan weet ik niet veel. Ik kwam er wel eens in de vakantie. Het vakantiehuis met zijn immens grote tuin. De vriendjes die er woonden. Het Tobameer met zijn enorme golven tijdens een storm. De picknicks op het eiland Samosir. De moskee van Medan, de pasar, de Chinezen als winkeliers of koelies. Van deze stad hield ik niet. Ik hield ook niet van de uitstapjes die we maakten. Kilometers lopen en klimmen, Tabak, koffie. Je kon er destijds ‘luwak-koffie’ kopen. Dat zijn boontjes, die uit de uitwerpselen van de luwak, een soort vos, werden gehaald, en waarvan de getrokken koffie oneindig lekker scheen te smaken. Ik heb die koffie nooit geproefd – ik begon koffie pas lekker te vinden, toen ik 12 jaar was. Ik ben er nu wel heel nieuwsgierig naar.

Ik wil deze herinneringen op hun waarheidsgehalte toetsen, ze hernieuwen, aanvullen, corrigeren. Een deel van mijn boek wil ik daar situeren. Ik wil graag zien wat er anders is geworden. Ik wil ook graag zien, in hoever een Javaan van de Minangkabauwer verschilt, psychologisch. Ik ben er te kort geweest, om me dat te herinneren. Wel weet ik, dat wij met onze Padangse jongos (= ‘Boy’ – héel kolonialistisch) zo ingenomen waren, dat we hem mee wilden hebben naar Jakarta, toen mijn vader daarheen werd overgeplaatst. Gelukkig wilde hij dat zelf ook.

Ik denk dat ik een aardige roman kan schrijven, als ik geen pech heb.

6. Opgave van de geschatte kosten die aan de reis en het verblijf zijn verbonden:

a) Reiskosten, gebaseerd op vervoer per vliegtuig, openb. verv. f 4085,-
b) Kosten voor verblijf, 32 dagen à f 3000,-
c) Eigen bijdrage -f2000,-
d) Bedrag van de aanvrage f 5085,-

8. Fonds voor de letteren aan R.A. Cornets de Groot

Onderwerp: reisbeurs 1988
23 februari 1988

Geachte heer Cornets de Groot,

Het bestuur ontving dit jaar 54 aanvragen om toekenning van een reisbeurs. De commissie reisbeurzen, bestaande uit drie bestuursleden, oordeelde in eerste instantie positief over die aanvragen die een duidelijke relatie lieten zien met te schrijven of te vertalen literair werk. In tweede instantie diende met overtuigende argumenten te worden aangetoond dat onderzoek ter plaatse noodzakelijke is voor de aanvrager. Indien er verder geen twijfel was ten aanzien van de kwaliteit van de vertaler, de literaire kwaliteit van het origineel en, in het geval van een auteur, de literaire kwaliteit van zijn werk, adviseerde de commissie positief. Uiteraard speelde daarbij het uitzicht op een concreet resultaat een belangrijke rol.
Het bestuur nam in alle gevallen de positieve adviezen over en kende vervolgens aan 24 auteurs en vertalers een reisbeurs toe.

Tot mijn spijt moet ik u berichten, dat het bestuur van de Stichting Fonds voor de Letteren niet aan uw verzoek om toekenning van een reisbeurs voor het jaar 1988 heeft kunnen voldoen.

De hoeveelheid reeds toegekende reisbeurzen speelde bij enkele op zich honorabele aanvragen een doorslaggevende reden voor de commissie om negatief te adviseren.
In uw geval wenste het bestuur het resultaat van de aan u in 1987 toegekende reisbeurs af te wachten.

Voor de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen het bestuursbesluit verwijs ik naar de toelichting op de regeling reisbeurzen.

Met de meeste hoogachting en vriendelijke groet,
namens het bestuur,

Sylvia Dornseiffer, secretaris


9. R.A. Cornets de Groot aan Fonds voor de letteren

17 april 1988.

Geachte Mevrouw Dornseiffer,

Graag zeg ik u dank voor uw brief van 13 april,11 waarin mij een werkbeurs werd toegekend van f 9.450,=.

Voor de definitieve toekenning stuur ik u de belastingaanslag I.B. 1986 toe; graag zou ik reeds nu dat bedrag als voorschot op de beurs overgemaakt willen hebben (…).

Ook wil ik bedanken voor uw brief, waarin mij geen reisbeurs werd toegekend. Hoe jammer dat ook is voor mij,- ik kan me dit besluit goed indenken.
Maar inmiddels is er nu in maart ’88 een historisch-literaire aflevering van Indische letteren verschenen, n.a.v. een symposium over de dekolonisatie, waarvoor ik de Inleiding schreef, onder de titel Hier en nu en toen en daar.12

Ook het eerste hoofdstuk van de geplande roman verschijnt nu gauw: op 21 april a.s. (onder de titel Het huis.13

Het gaat allemaal zo snel niet meer als vroeger, maar de wil is er in ieder geval.

Met alle hoogachting en vriendelijke groet,

gaarne
Uw

R.A. Cornets de Groot


Ook voor de jaren 1989, 1990 en 1991 vroeg Cornets de Groot werkbeurzen aan bij het Fonds voor de Letteren, die hem telkens werden toegekend. Uit de aanvraag voor 1988 onder punt 4: ‘Beknopt verslag realisering van het werkplan 1988’ en punt 5: ‘Werkplan 1989’:

Aan de roman14 werk ik gestaag maar langzaam. Het gaat niet zo vlot als ik gehoopt had, doordat er van alles bijkomt: literatuur die ik moet raadplegen, een cursus Indonesisch, computerproblemen en helaas een ‘writer’s block’ dat ik hoop te overwinnen.

Met het andere project (de Speenhoff-biografie) ben ik gelukkiger. Het materiaal dat ik inmiddels bij elkaar kreeg en dat ook dienstig kan zijn voor de roman, stelt me in staat tot het schrijven van een op zichzelf staand en tamelijk omvangrijk essay over Speenhoff en Indonesië, dat binnen het jaar af komt.15

Mijn werkplan voor 1989 is een voortzetting van het werkplan 1988: het voltooien van de roman, en onderzoek doen i.v.m. de voorgenomen biografie van J.H. Speenhoff. En daar komt dan nog het essay over Speenhoff in Indonesië, waarover ik in het voorgaande schreef, bij als enig nieuw element.
Ik vertrouw erop, dat ik daar een uitgever voor vind.

Uit de aanvraag voor 1990:

Van het “werkplan-’89” is het Speenhoff-essay voltooid; het zal dit jaar (1990) verschijnen; met de Speenhoff-biografie ben ik doende. Met de roman gaat het af en aan. Ik werd in mei ’89 door een gigantisch hartinfarct getroffen, bleek toen ook nog allergisch voor het medicijn, waardoor ik een longaandoening opliep, waar ik nog steeds aan lijd. Ik behoor veel te rusten en werk per dag dan ook niet meer dan anderhalf uur, soms wat langer en bij hoge uitzondering een uur of vier achter elkaar. Ik ben eigenlijk invalide en een vlotte wijze van werken aan de roman is daardoor wel uitgesloten.

Ik ben van plan in ieder geval de werkzaamheden aan de biografie voort te zetten. Door het infarct en zijn gevolgen is mijn aandacht voor de roman sterk verzwakt. Die wil ik dus op een zacht pitje zetten.

Van de infernale ervaringen gedurende het ziekbed vertel ik in een artikel dat in maart 1990 in Maatstaf verschijnen zal.16 Ofschoon ik zelden iets uit mijn dagboeken publiceer, wil ik het dagboek van het afgelopen jaar wél proberen uitgegeven te krijgen. Het hierboven genoemde Maatstaf-artikel zal daar dan een integrerend bestanddeel van uitmaken. Er valt aan het dagboek natuurlijk wel e.e.a. om te ploegen; ik zie het dan ook niet al dit jaar verschijnen.17

Uit de aanvraag voor 1991:

Van het “werkplan-’90” is het Speenhoff-essay voltooid en verschenen (bij Dimensie). Helaas werd ik ook dit jaar door die ellendige hart-longziekte geplaagd. Ik was bedlegerig tot ver in augustus en moet nog steeds veel rusten. Ik werk per dag hooguit een uur of twee, drie. Als ik een meter loop, ben ik buiten adem. Ik ben nog altijd met de Speenhoff-biografie doende. De roman heb ik – tijdelijk uiteraard – op een zijspoor gezet.

Ik ben van plan in ieder geval de werkzaamheden aan de Speenhoff-biografie voort te zetten. Ook ben ik nog steeds bezig met dat dagboek 1989. De struktuur ervan is ingewikkeld, maar ik denk dat ik dat boek, als alles goed gaat, dit jaar wel afkrijg. Met de biografie is dat uiteraard niet het geval: dat kost meer tijd.

Wanneer ik de notities van de roman weer eens doorneem, krijg ik de indruk dat daar wel iets aardigs van te maken valt. Maar dat is voorlopig, onder de condities waaronder ik nu eenmaal te leven heb, toekomstmuziek.


  1. Cornets de Groots in 1986 gepubliceerde roman over zijn jeugd in Nederlands-Indië; zie de recensies op het boek. []
  2. De onvoltooide en onuitgegeven roman We’ll meet again some sunny day. []
  3. Hier en nu en daar en toen, Cornets de Groots inleiding tot een op 9 oktober (vier dagen voor de datum van dit verslag) 1987 gehouden symposium. []
  4. Cornets de Groots belangstelling voor Speenhoff zou leiden tot zijn laatste publicatie in boekvorm, De dichter-zanger J.H. Speenhoff of zelfportret met liedjes en tot een onuitgegeven biografie van Speenhoff. []
  5. Het in 6 hoofdstukken verdeelde, ongepubliceerd gebleven reisverslag. []
  6. Deze zin is in handschrift toegevoegd; de bundel van Meeuse was een verzamelbundel, het betreffende artikel was in 1981 al gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. []
  7. De werkelijke titel is Hier en nu en daar en toen. []
  8. We’ll meet again some sunny day. []
  9. De dichter-zanger J.H. Speenhoff of zelfportret met liedjes, gedateerd 6 juni 1989, uitgegeven in 1990 te Leiden (Stichting Dimensie). []
  10. Zie de onuitgegeven Biografie van Speenhoff, gedateerd Leiden, september 1987 – juli 1988. []
  11. Een standaardbrief waarin aan Cornets de Groot een werkbeurs van f. 9459,= werd toegekend. Zie de vorige noot. []
  12. Opnieuw varieert Cornets de Groot op de titel; zie noot 7. []
  13. Het huis, verschenen in De Tweede Ronde. []
  14. Zie noot 8. []
  15. Zie noot 9. []
  16. De robot en het woord. []
  17. Het Dagboek 1989-1990 is niet uitgegeven. []

Plaats een reactie