Stevensbeek, een statistiek zonder gemiddelden

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 4e jrg., nr. 17, mei 1973.

‘Dat wil je zeker wel even behandelen, zei KO vriendelijk; hij stopte me de enquêteformulieren in de hand. En aangezien ik altijd eenvoudig ben gebleven, nam ik op me, enig inzicht te verschaffen in de verzamelde stof.

De vragen waren door leerlingen gemaakt, door de ‘enquêtecommissie’ van vier. Goeie vragen die kritiek uit zouden moeten lokken. Die kwam dan ook. In een tabellarisch overzicht verzamelde ik ze: de meisjesantwoorden en de jongensantwoorden bijeen.
Opvallende verschillen vertonen de 2e en de 7e kolom: de vragen naar de topbeleving en naar de alternatieve voorstellen.
Kolom twee levert bij de meisjes bv. 4x het antwoord ‘complimentenspel’ op, tegen een volledig blanco op dit punt bij de jongens. De jongens antwoorden in die kolom 2x met ‘speurtocht’ – waar de meisjes hierover hun sfinxachtig stilzwijgen bewaarden.
Kolom 7 toont eveneens verrassende verschillen. Allereerst blijkt daar dat de jongens de ‘avonden’ (= plaatje draaien, pilsje pakken) niet los hebben gezien van de ‘dagen’ (zoals twee meisje wél hebben gedaan), en dat van dat standpunt uit beschouwd, hun ‘alternatieve voorstel: laatste avond langer’ en ‘meer bier’ niet als zinlege kritiek moet worden gezien.
Uiteraard bevat deze kolom vooral voorstellen tot verbetering: men wil beter worden geïnformeerd over het ‘nieuwe’
men wenst meer tijd om aan diverse opdrachten te voldoen
men wenst een andere organisatie voor de discussies
men wil de zwijgers meer horen en de praters doen zwijgen
– vandaar dat maar één meisje een echt alternatief heeft: een dropping in plaats van een sportmiddag

Ik heb natuurlijk ook niet geweten waar ik aan begin toen ik begon. Enerzijds: ik ben geen psycholoog; ten andere: ik ben geen statisticus. En deze enquête zou typisch iets zijn voor een statistisch psycholoog. Maar ik ben een frik. En schoolmeestersbloed is beter dan de bezieling der objectieven die alleen statistisch, – en dus nooit -, gelijk hebben. Het spreekt vanzelf dat men de geënquêteerden niet moet vergelijken met een gemiddelde als het er om gaat verborgen psychische krachten te leren kennen. Daarom beschouw ik hen die geen informatie geven over juist die zaken ook niet als ‘gemiddelde’ – ik laat ze eenvoudig buiten beschouwing.

Op het schoolleven hebben twee bewegingen grote invloed: de ’technocratische’ en de ‘psychisch-emotionele’.
Beziet men het tabellarisch overzicht dan blijkt dat meisje 4 typisch technocratisch is ingesteld.
Meisje 7 is integendeel volslagen onzeker, maar om die reden alleen nog niet een volslagen hopeloos geval! Zij drukt haar onzekerheid uit door te betreuren dat de leiding ‘jammer genoeg zo makkelijk’ was, en door de vraag naar doorwerking van opgedane ideeën te beantwoorden met twee vraagtekens. Zoiets geeft hoop.
Het gevaar dat haar bedreigt, is dat ze wenst te leven naar aanwijzingen van bovenaf. Zo komt ze niet in conflict. Maar evenmin loopt ze het risico dat ze lopen moet om aanspraak te mogen maken op geluk.
Dit meisje noemt haar algemene indruk ‘Leerzaam’. Dat is de pest van dit soort meisjes: ze kunnen wel leren, maar niet zingen, dansen, spelen. Ze voelt door haar ‘algemene indruk’ weinig voor het technocratische en is aan het psychisch-emotionele niet toe. Zulke kinderen kunnen niet vooruit. Ze kunnen ook niet blijven staan. En dus ‘gaan’ ze achteruit, tenzij ze geholpen worden op de juiste manier.

‘Ik ben wel eens bang dat alles wat we psychologie noemen niet veel meer is dan een wetenschap over de trucs die we gebruiken om de angst voor het nieuwe ongedaan te maken’.
Maslow

De truc die we gebruiken is de mensen te doen geloven dat het nieuwe niets anders is dan een variant van het oude.
In ieder geval nieuw was de film ‘Ook dwergen zijn klein begonnen’. De weerstand tegen deze film en tegen daarmee te verbinden voorstellen van de leiding is hier en daar in het tabellarisch overzicht na te gaan. Ze doet denken aan de reactie van wie zich bedreigd voelt, en daarom naar veiligheid en zekerheid zoekt: ‘Ik ben blij dat ik niet van oesters hou. Want als ik ze lekker vond, zou ik ze moeten eten, en ik kots van die slijmerige dingen.’ Is men eenmaal slachtoffer van de truc, dan past men die op zichzelf toe.

Bekijkt men meisje 9 (kol 3,7)
jongen 5 (kol.3)
jongen 8 (kol.7)
dan moet men erkennen dat zij nu al beveiliging zoeken achter een plank voor de kop: zij eisen het nieuwe in het oude verpakt: zij eisen een esthetische aanpak van wat ons afschuw moet inboezemen.

Wat zijn voor de jongens en meisjes de topbelevingen geweest?

  meisjes jongens totaal
toneel 6 2 8
film 3 3 6
compl. spel 4 4
discussie (ton.) 2 2 4
improv. 1 2 3
avonden 2 1 3
verhoud.leid. 1 1 2
speurtocht 2 2

De voorkeur voor toneel, discussie, improvisatie, de avonden, de speurtocht – uiteindelijk allemaal zaken die men van school of huis uit kent – zegt minder dan de voorkeur voor deze film, het complimentspel of de verhouding tot de leiders. Men dient zich af te vragen of de voorkeur voor het huiselijke niet berust op afweermechanismen tegen dat wat ‘nieuw’ is: uiteraard spreken meisje 9 en jongens 5 en 8 voorkeur uit voor toneel, omdat ze de film emotioneel afwijzen.
Het nieuwe werd als nieuw ervaren door

meisje 13 (kol.7)
jongen 12 (kol.3,7)
meisje   6 (kol.3)
jongen  2 (kol.2)

Het probleem van de verhouding tot de leiders vertoont de volgende aspecten:

a- de afstand tussen leiding en groep blijft bestaan omdat

1. de leiding wordt teruggewezen op haar taak om orde en rust te bewaren
2. de leiding wordt teruggewezen op haar organisatorische taak, daarbij volledige vrijheid latend aan de scholieren (speciaal mbt de avonden)

b- de afstand is kleiner geworden of nagenoeg verdwenen.

c- de afstand die ondanks de goede sfeer toch bleef bestaan, wordt in verband gebracht met de algemene onmacht het nieuwe als nieuw te ervaren

Hoe liggen de getallen?

  a     b   c
1 ! 2 !   !  
1   2   12   1

Zeker is het oordeel onder c ook het mijne.

Als er mij een ding duidelijk geworden is uit deze excursie, dan is dat het inzicht dat ze gericht moet zijn op de vraag hoe mensen niet-gelukkig worden.
Illustratief in dit opzicht is meisje 1, dat zich gefrustreerd voelt in haar streven naar harmonie met de leiding, terwijl ze ervaart dat de groep in het spel van verwachting en hoop en scheppingsdrang te kort schiet: aan haar heeft het niet gelegen. Dat desondanks volledig succes uitbleef, is frustrerend.

Voorstel tot verbetering.
In de toekomst zullen we elke dag een ‘enquêtecommissie’ aan moeten wijzen, bestaande uit leerlingen, die vragen formuleren, die medeleerlingen interviewen, en die dit materiaal bewerken voor een discussie waarmee de volgende dag wordt geopend: de problemen moeten van onderop worden gebracht.
De leiding houdt zich bezig met de vraag hoe ze thema’s als vreugde, geloof in het eigen bestaan, de relatie tussen fantasie, vormgeving en levensgeluk aan de orde stellen kan.
 

Plaats een reactie