III. Het begin

Bron: Saskia Cornets de Groot, Verborgen identiteit, Den Haag, 2024, p. 48-50.

Nederland en Indonesië liggen op duizenden kilometers van elkaar. Toch zijn de landen door de geschiedenis nauw met elkaar verbonden. Hoe is die relatie begonnen?

Baai van Banten
Varend over de vrije zee van Hugo de Groot kwam Cornelis de Houtman, een Nederlands koopman, met de eerste Nederlandse expeditie naar Oost-Indië met vier schepen in Bantam (Banten) aan. Op die dag, op 23 juni 1596, begon te Bantam de betrekking van Nederland en het uitgestrekte eilandenrijk in de Oost. Bantam was de grootste handelsplaats in de regio en ligt in het uiterste westen van Java.

Sven en ik bezochten in 2019 deze historische plek, het beginpunt van de eeuwenoude koloniale relatie tussen Nederland en Indonesië. We wandelden de pier op en namen de geschiedenis in ons op. Turend over de open zee stelden we ons voor, vanuit de Indonesiër gezien, dat de eerste Nederlandse schepen aan de horizon verschenen en even later in de baai aanlegden. Het was een unieke ervaring, want we beseften dat wij – als kind van beide landen – uit deze eerste ontmoeting voortkomen.

Couperus schrijft in een voetnoot in het boek Oostwaarts:

Als Cornelis de Houtman, 23 Juni 1596, op de reede van Bantam verschijnt, heeft hij 1 Juli een verdrag met den vorst van Bantam geteekend, die de ‘vriendschap’ met Prins Maurits bezegelt en tot vrijen handel toestemming geeft.1
Sven turend over de open zee, waar in 1596 de eerste Nederlandse schepen aankwamen, Baai van Banten 2019.

Het verdrag waar Couperus op doelt is de eerste overeenkomst tussen de twee landen en betekent het begin van de voor Nederland winstgevende exploitatie van Indonesië met alle gevolgen van dien voor de inheemse bevolking.

Jakarta
Mijn eigen persoonlijke kennismaking met Indonesië vond negen jaar eerder plaats, toen Sven en ik op 22 juli 2010 te Jakarta voor het eerst voet op Indonesische bodem zetten. Eindelijk! Ik had er een heel leven naar toegeleefd. Ik vond het ongelofelijk dat ik er echt was en kon het niet goed bevatten.

Bij het uitstappen op het vliegveld Bandar Udara Internasional Soekarno-Hatta voelde ik de heerlijke tropische warmte op me neerdalen en rook ik de kruidige geur die ik al kende van de Haagse Tong Tong Fair. Op weg naar het hotel zag ik de typisch Indonesische straatverkopers met hun koopwaar aan een bamboejuk en eetkarretjes. Ook al had ik me steeds afgevraagd hoe ze er in het echt zouden uitzien, ik herkende ze direct.

Mijn eerste beelden van Indonesië: de typisch Indonesische straatverkopers en eetkarretjes, Jakarta 2010.

Beide ontmoetingen met Indonesië zijn in die zin illustratief voor dit verhaal, dat ze zich op zowel microniveau (familie) als macroniveau (samenleving) afspelen. Zo link ik mijn familieleden steeds aan het grotere geheel waar ze onderdeel van uitmaken. Ik maak met andere woorden een ontdekkingstocht van binnen naar buiten, maar natuurlijk ook andersom. Zo schrijft David van Reybrouck, de schrijver van het boek Revolusi over de geschiedenis van Indonesië, het boek dat ik bij het schrijven van dit verhaal vaak geraadpleegd heb, een mooie opdracht in mijn exemplaar: “Voor Saskia,
Opdat deze geschiedenis haar eigen geschiedenis mag helpen opengaan”.


  1. Couperus [1923] 1992: 229. []

Plaats een reactie