Aantekeningen

 

Ongepubliceerd, typemachine op 2 vellen A4. Bron: Archief Cornets de Groot.
Over: Lucebert.

1) door ‘de sociale kant’ uit deze poëzie te lichten, maken we een noodlottig onderscheid tussen vorm en inhoud. Alsof ‘vorm’ een bijkomstigheid is bij deze inhoud.
a/ maar we hebben dit altijd gedaan, zijn eraan gewend.
(Ik zie in ’t plaatje en ’t erbij behorende vers – Doodlopende weg, str. 3 – Luceberts kritiek op dit gedoe).
Wij vragen graag naar de bedoeling van de dichter.
Wij zouden moeten vragen naar de bedoeling van ‘t gedicht.
Wat doet een gedicht?
Maar een parafrase van het gedicht is dat gedicht niet meer. We hebben het veranderd, en zelfs vernietigd. Een tekst is niet een ‘manifeste’ inhoud, die je opzij kunt schuiven om zo de ‘latente’ te vinden. Alsof er een wereld van verschijnselen is, waarachter de ‘ware’ verscholen gaat. Maar dat is juist wat Lucebert bestrijdt! Dat leidt tot ideologische tekstvervuiling.
Kunst maakt onrustig. Maar grammatica en Van Dale, literatuurwetenschap stelt ons weer op ons gemak. Het sluit onze ogen en oren – dingen die juist open moeten blijven. Wij moeten niet regel voor regel, nog minder woord voor woord bekijken. We moeten ’t geheel zien als een geheel. Je moet m.a.w. van ’t gedicht houden om ’t gedicht – ook al snap je ’t niet. Wie snapt bv. de wereld, of ’t leven?

Wanneer ‘het sociale’ inzet is van het ‘begrijpen’ van deze poëzie, dien je je af te vragen, of het de schrijver èn de besprekers om hetzelfde gaat. Is de tekst weergave van de arbeiderswereld? Of gaat het alleen om ideologie?
De wereld der onderdrukten?

Iedere grote staatkundige beweging is een groot opvoedingsverschijnsel. Het verplicht geheel het inwendige wezen belang te stellen in wat de uitwendige wereld gebeuren ziet; en de gedachten van buiten tot ons gekomen, brengen in ons binnenste een volslagen gedaanteverwisseling teweeg.

Men dicht en schildert niet in de eerste plaats voor anderen.
Men is een geheimschrijver. Men beraamt een gedicht zoals men een misdaad beraamt: in ’t geheim. Sommige schrijvers zijn secretaris. Sommige schrijvers schrijven aan een secretaire. Men schrijft voor ‘kleine parochie’ – voor gelijkgezinden; niet voor een groot publiek (Dallas)
Wanneer kunstenaars aan ‘t werk gaan, zijn ze alleen.
Wie ’t grote publiek wil bereiken, moet Dallas maken.
Film en tv zijn kunstvormen voor groot publiek. Boek en doek zijn dat niet. Maar het zijn kunstvormen die gelijkschakelen, uniformeren. Een gedicht verbijzondert.

Een intellectuele, explicatieve benadering – maar ’t gaat juist om ’t zich verdiepen, intuïtief, in de zintuiglijkheid, de lichamelijkheid, de vorm van het gedicht. De explicatie knevelt de vogel en slecht de vleugel. ’t Is ’t knechten van ’t gedicht – niet van het beminnen ervan.

Lucebert, over zijn weerzin anderen met je sores te vervelen.
‘Ik had brave ouders, niets om je tegen af te zetten’.
Maar als ‘brave’ = ‘burgerlijke’ dan zet hij zich af.
Stelling: ‘wie niets over zichzelf vertelt, heeft iets te ’verbergen’.
Lucebert heeft iets te verbergen – ‘signalement onbekend’, apocrief, ligt in de sfeer van de gezochte misdadiger of het onbekende slachtoffer, – is bovendien iets van zelfbeschuldiging. Ik hou ook niet van zulk psychologiseren, en breng dit liever in verband met de opvatting dat ’t schrijven van een gedicht vergelijkbaar is met het zetten van een goede kraak (Brecht)

de dichter is een denker temidden van de menigte
dief van de volksmond
er is hoop dat de geest van conservatief Nederland gebroken kan worden.

Heel agressieve opening:
sonnet (anti-criterium)
’lyriek is de moeder der politiek’

en deze politiek – die van L. – is er een van een diepe betrokkenheid bij de stof, de materie (die immers in de strijd met auteur/schilder vorm krijgt, struktuur). Gewekt wordt uit de slaap. Vergelijkbaar met Michelangelo, die ’t beeld uit de steen bevrijdt, maar niet daarmee gelijk te stellen. Michelangelo zou dan alleen ‘bevrijden’, ‘verloskundige’ zijn. Lucebert vrijt, bevrucht, en verlost en doet aan nazorg. Michelangelo doet het ‘lagere’ weg en behoudt het ‘hogere’. Lucebert heft die grenzen op – er is geen hoger en lager. Michelangelo is ‘artistiek’ – Lucebert is creatief. Bij Michelangelo komt het ‘kennelijke’, het onnavolgbare van de kunstenaar aan ’t licht. Bij Lucebert het eigendommelijke van de stof èn van – ik zal maar zeggen – zijn ‘geest’. Het resultaat is de ‘lichamelijke taal’.
Daarmee is zijn werk niet meteen toegankelijk voor de brede laag van Nederlands sprekenden. Hij wilde ook niet toegankelijk zijn, voelde zich in ’t begin ook min of meer uitgesloten.
Pas na een gunstige bespreking van zijn tekenwerk door Kouwenaar, zocht hij contact met medestanders. Toen bleek ook dat zijn poëzie van deze tijd was.
’Wie niet de geest van zijn tijd kent, kent van zijn tijd de tegenslagen’.
Desondanks voelt hij zich niet op zijn gemak. ’Signalement onbekend’ (1951). En in een brief aan het officiële Podium: ‘Ik vrees dat jullie mij te gevaarlijk vinden’ – te gevaarlijk zijn gedichten op te nemen. Duikt onder in Braak, als al eerder in Reflex. Let ook op de naam apocrief.
Hij heeft heel goed in de gaten dat het publiek hem ziet als een gevaarlijke gek. Er is vijandigheid tussen hem en ’t publiek – de bourgeoisie, het ‘volmondig publiek’. Wanneer hij een receptie geeft, als keizer, wordt hij door zijn gasten buiten de deur gezet. Dat lijkt me een mooi receptie-esthetisch onderzoek waard.
Zijn solidariteit gaat niet uit het naar dit publiek, maar naar de onderdrukte, de weerloze. Hij maakt zich als dichter meester van hun taal: dief van de volksmond, omarmende honderdman. Hij levert strijd met de taal in hun belang, hij is temidden van de menigte een denker. Of die menigte hem begrijpt? Zij zou in ieder geval kunnen begrijpen, dat hij tegen hun vijand streed, en dat tot het einde zal blijven doen.*)
Niettemin zijn er gedichten, die ook in de breedste lagen van Nederlandstaligen, zo niet begrepen, dan toch verstaan kunnen worden:

school der poëzie
er is alles in de wereld
onder het boze bed van de boeren
nazomer
visser van ma yuan
twee handjes
er is een grote norse neger
terreur

*) In Johan van der Keuken – Cineast:

Deze bundels licht in de duisternis
bevrijden geen slaaf gestraft
met onmondige onzichtbaarheid.

Maar zij tonen de stilte
… …
… …
van het geofferde lam

Dit is de ware solidariteit. Solidariteit is niet: zo schrijven dat de menigte je begrijpt, maar strijden voor de menigte met wapens die zij zelf niet heeft.

Plaats een reactie