Rudy Cornets de Groot en de pedagogische Eros (3)

‘Je weet niks, hè? Je weet met al je schuttingwoorden nergens van!’ zei ze. ‘En wat ben je laat, je bent al bijna veertien.’ ‘Wat moet ik weten?’ vroeg ik, ‘en waarvan?’ ‘Weet je dan niet,’ begon ze, en ze legde me uitvoerig uit wat mij was overkomen die morgen, () en dat ik groot geworden was vandaag – hoe zou dat ooit smerig kunnen zijn?1 Zo tekent Cornets de Groot in zijn tweede roman Tropische jaren (1986) zijn entree in zijn eigen leerschool der liefde. Narda’s rol is in dit boek naar de achtergrond verschoven, al ‘doorstraalt [ze] het geheel als idee.’2 Het boek opent al op de eerste pagina met de initiatie van de ik-zegger in sexualis. In wezen gaat de roman minder over Nederlands-Indië of over de vraag door wie of wat zijn leven daar ‘uit zijn baan is geslingerd’,3 dan om zijn eigen seksuele volwassenwording, met een vriendinnetje als Carla in het citaat hierboven, of met Julie hieronder: Ik kuste haar zoals een kind dat doet, op de wang, lang en met grote vasthoudendheid. ‘Je lijkt wel een drukpers,’ zei ze, en toen kuste ze mij, op de mond, met zoetsmakende tong. ‘We moeten je nog …

Lees meer

Van bal masqué tot droommachine

Bij de dood van Hugo Brandt Corstius     Het is alweer anderhalve maand geleden dat Hugo Brandt Corstius Jan Hoet1 achterna ging. Ik had beloofd er een bericht aan te wijden en zo volgt deze blogbiografie dan de waan van de dag als eenmaal de waan van de dag is verstreken – nogal anders dus dan Brandt Corstius in zijn hoogtijdagen. Eén keer maar hebben ze elkaar ontmoet. In een column voor De Volkskrant, een paar jaar na Cornets de Groots dood, vertelt Brandt Corstius: Hij was toen zo licht dat mijn handdruk hem optilde.2 Wat hij daarmee precies bedoelde: het is mij eerlijk gezegd een raadsel. Dat Cornets de Groot een klein Indisch mannetje was? Of dat hij een meester was in de ‘kunst van het falen’? Of was het weer zo’n bizarre uitkomst van een aan zichzelf overgelaten denkproces, waarin alleen wat logische operatoren de dienst uitmaakten? Kwaad bedoeld zal het niet zijn geweest, zoals wellicht niks kwaad bedoeld was door Brandt Corstius, deze stille getuige van het werk van alter ego’s – het werd alleen maar kwaad ontvangen. In een eerdere Volkskrantcolumn, van maart 1989, figureert Cornets de Groot met o.m. Hugo Claus, Remco Campert en …

Lees meer

De raadsels van Jan Elburg (I)

  Aan het volledig werk is sinds de laatste blogpost een afdeling ‘Nagelaten werk 1985-1990’ toegevoegd, met daarin: een dagboek (1985-1986) een reisverslag door Indonesië (1987) een onvoltooide Indische roman (1988) een biografie van de dichter-zanger J.H Speenhoff (1988) een dagboek (1989-1990)     Een ‘kenner bij uitstek in Elburgs ogen’1 volgens Van der Vegts biografie, en ‘mijn slimste lezer’2 volgens Elburg zelf. Waaraan had Rudy Cornets de Groot die kwalificaties te danken? Hoe kreeg hij toegang tot de vaak in raadsels verpakte poëzie van Elburg? In de derde aflevering van een blogserie over Jan Elburg3 aandacht voor Cornets de Groots essays over Elburg en voor Elburgs plaats in zijn werk. In Het woord en de stem,4 Cornets de Groots derde artikel over Elburg, vertelt hij dat hij in 1950 via de bloemlezing Atonaal voor het eerst met Elburgs experimentele werk in aanraking kwam. ‘Ik herinner me niet,’ schrijft hij daar, ‘in literair opzicht een verwarring te verwerken gekregen te hebben, die deze evenaart.’5 Vanaf het begin was Jan Elburg een raadsel voor hem. En in zekere zin is Elburg dat altijd gebleven. Wel heeft dat raadsel in de loop der jaren een traject van chaos naar volheid doorlopen: van een raadsel waar …

Lees meer

Jan Elburg: Van der Vegts biografie

  Sinds de vorige post over Jan Elburg is een hele afdeling ‘Commentaar’ toegevoegd met interviews, recensies, polemieken, in memoriams, lemma’s uit naslagwerken, enz. plus acht autobiografische teksten; zie onderaan in het menu aan de linkerkant. In deze tweede aflevering over Jan Elburg onder meer aandacht voor ‘De man met de drietand’, Elburgs dit jaar verschenen biografie door Jan van der Vegt.   Jan Elburg heb ik één keer ontmoet, in 1983 bij de uitreikingen van de Jan Campertprijzen, waarvan hij die voor poëzie in 1948 als eerste in ontvangst mocht nemen. Mijn ouders waren er vaak bij in dat oude stadhuis aan de Javastraat, ook na hun scheiding; het was het enige moment in het jaar dat ze nog in dezelfde ruimte vertoefden. Niet dat ze er samen stonden te borrelen, overigens. Je zou kunnen zeggen dat de ene poot van mijn complex, Oedi, in de ene zaal stond, en de andere, Poes, in een andere. Daartussen pendelde ik heen en weer, verder nauwelijks meer benieuwd naar de contouren van die voormalige gevarendriehoek dan naar die van een kunstenares die ik kort tevoren had leren kennen. Ze schilderde en imponeerde me met de boeken die ze las – zozeer dat ik …

Lees meer