Over: Harry Mulisch.
[p. 33]
Er is in ons land iets merkwaardigs aan de hand.
Nu Harry Mulisch zijn boek over de beeldenstorm geschreven heeft, vragen enkele verlichte lui zich af hoe dit ‘engagement’ (ik vind dat een wel heel naar klinkend woord zo langzamerhand, en ik begin nu toch wel te verlangen naar schrijvers die in godsnaam maar niet engagé zijn) te rijmen valt met het ten toon spreiden van uiterst verzorgde uiterlijke verzorgdheid en het bezit van bij voorbeeld een auto. Had Mulisch zich niet al na het schrijven van De versierde mens verplicht moeten voelen voorgoed van auto’s af te zien? Toen hij de zijne kocht, trad opeens de tegensprakigheid tussen schrijven en doen aan het licht – een tegensprakigheid die men, tolerant als men nu eenmaal in dit halvegare land is, maar door de vingers zag, tot nader order. Tot verschijning van Bericht. Maar: ‘iets schrijven en iets doen maakt nu juist alle verschil van de wereld uit’. (De zaak 40/61, p. 103.) Wat betekent het?
Daartoe verdiepe men zich in het werk van de schrijver. Dat is heel moeilijk, want daar is nu eenmaal iets anders voor nodig dan ons wereldberoemd burgerlijk fatsoen en onze onverdraagzame bemoeizucht. Men ziet dan in Voer voor psychologen dat Harry Mulisch zich vergelijkt met een beer die op de rotsgrond krabbelt: stuifsel stort neer in de afgrond. Dat zijn de daden van het ik: géén geschiedenis… Maar men ziet ook dat Harry als kleine jongen op het tapijt ligt. ‘Er gebeurt niets’, zegt hij daar. En als er niets gebeurt (ik zal oningewijden aan een bepaalde aandacht aanbevelen, als ze bij Mulisch op het woord niets stuiten), gebeurt het: ‘De kamer vereeuwigt’.
Het kind doet niets anders dan dat het doet wat het doet: het is het Het, het ‘meer ik dan ik’, zoals Mulisch zich uitdrukt. Hier wordt met het niets dat gebeurt, geschiedenis gemaakt: er is een jaartal, dat niet meer vergeten wordt, veroverd op de tijd. Dat kan Hitler niet maken, omdat zijn daden anti-daden zijn, gericht tegen de geschiedenis: tegengeschiedenis. En het Ik kan dit niet maken, want het is een auto die niet eens wéét wat hij doet, – in tegenstelling met het ‘meer ik dan ik’.
Ik heb me wel eens geërgerd aan de stukjes van Heere Heeresma en Ab Visser, aan dat van Alain Teister. (Podium 5, 20ste jrg.). Waarom? Hun bespreking legt de nadruk op het doen van de auteur, van de provo’s – niet op het geschrevene. Zij wisten het verschil niet tussen schrijven en doen, tussen historie en anti-historie – een begrip dat er juist bij Mulisch ten zeerste op aan komt (blz. 49 van Het stenen bruidsbed).