Indonesische reisnotities (2)

Chinese oververtegenwoordiging

Oververtegenwoordiging

Twee dingen moet ik nu zonder mijn bagage regelen: een lader voor mijn telefoon en geld. Van het hotel kan ik een lader lenen met verloopstekker, want stopcontacten zien er hier anders uit. En voor geld kan ik naar een pinautomaat aan de overkant. Als ik voor het apparaat sta duizelt het me van de Chinese tekens, maar ik waag het er maar op, ik heb ook geen keus. Hulp vragen kan sowieso niet want niemand spreekt hier een woord Engels, dat heb ik al gemerkt. Op hoop van zegen dus maar. Pinnen is pinnen, lijkt me.

Gelukkig verschijnt er een optie English nadat ik met een 1, 2, 3 in godsnaam mijn kaart in de sleuf steek. Maar het bericht ‘Processing your request’ blijft wel heel lang staan. En dan ineens: kaart terug, maar geen geld. Huh?

Ik loop naar buiten. Wat zou het probleem zijn? Dit is een Visakaart van Bank of America waar ik al jaren mijn inkomen op ontvang (van Amerikaanse bedrijven waar ik vertaalwerk voor doe) en die nog nooit problemen heeft gegeven. Ik heb nog wel een girokaart maar daar staat niks op nu.

Ik loop een lange rechte straat af naar een winkelgebied in de verte, daar zullen nog wel meer pinbakken staan. En inderdaad – maar ook daar nul op het rekest. Ik check mijn saldo: daar ligt het niet aan. Maar wat me nu wel opvalt : bij geen van de automaten staat het logo van Visa. Wie had het ooit gedacht?

Wat nu? Ik heb nog niet gegeten en ik heb honger. Ik loop een restaurant binnen en toon voor de zekerheid mijn kaart. Nee hoor, ze accepteren hem niet!

Terug in het hotel lukt het me de situatie uit te leggen. We praten via Google Translate en dat gaat heel goed – het is maar goed dat ik geen tolk ben. Ze regelen een restaurant aan de overkant waar ik met de genade Mao’s dan toch kan eten en betalen met Visa.

Ik bestel ma po to fu en ben blij dat ik het leven heb. Het is jammer dat ik de stad met zijn mooie pagodes en zijn vierde hoogste toren ter wereld aan me voorbij moet laten gaan, maar ik heb van de 19 yen van gisteren nog 3 yen over – te weinig voor een metrokaartje. Na het eten duik ik mijn bed in. Slapen. Heerlijk.

***

Vandaag – vliegveld Guangzhou.
Toen ik gisteravond in slaap viel wist ik dat het vandaag een lange dag zou worden. Ik zou om acht uur worden gewekt voor het ontbijt en daarna met een shuttlebusje naar het vliegveld worden gebracht om daar tot tien over vier te wachten op mijn vlucht. Waarom zo vroeg? Geen mens die het me kon uitleggen.

En de telefoon naast mijn bed gaat niet om acht uur maar al om half zeven. Omdat we elkaar toch niet kunnen verstaan roep ik wat in de hoorn en hang weer op, maar een kwartier later gaat hij weer af. Beneden bij de balie blijkt een chauffeur van de pendeldienst te wachten, maar ik denk: ik wil eerst eten, dat heeft gisteren genoeg moeite gekost en bovendien heb ik honger. ‘Breakfast’ roep ik, wijzend op mijn mond. Het blijkt op een of andere manier geen enkel probleem. De chauffeur vertrekt zonder morren en ik word naar een nogal morsig eetzaaltje op de derde etage gebracht, met vieze gele tafelkleden vol vlekken en twee Chinezen achter een soort balie. In het zaaltje zitten verder alleen nog twee andere Chinezen te eten.

Het zal wel op vooroordeel berusten, maar niet alleen lijken de Chinezen zelf met hun aantal van 1,5 miljard oververtegenwoordigd te zijn in de wereld, oververtegenwoordiging is überhaupt een thema hier. Waarom twee mannen achter die balie in een vrijwel uitgestorven eetzaal? En beneden bij de frontdesk: niet minder dan vier vrouwen die tegelijk opstaan en je begroeten als je aan komt lopen – maar geen van hen spreekt Engels. Op straat zag ik gisteravond voor elke winkel minstens een, vaak twee personeelsleden klanten naar binnen lokken, gewoon door alleen maar voor de ingang te staan. Soms doen ze ook iets: zo zag ik twee jonge vrouwen voor een elektronicawinkel met vlaggetjes zwaaien, onafgebroken, misschien doen ze het uren achter elkaar en dat dan weer avond aan avond. Voor een andere zaak stonden mannen in vreemde outfits door een microfoon te blèren, begeleid door stampmuziek.

Sommige zaken laten een bandje met tekst klinken, kennelijk vanuit het idee dat het oor ook een waardig zintuig is en dat het zonde zou zijn om het ongeprikkeld te laten. In een minder druk winkelgebied liep ik langs een soort handelaar in oud schroot die zelf in geen velden of wegen te bekennen was, maar die voor zijn deur wel een luidspreker gemonteerd had die permanent tekst uitbraakte. Een beetje als de grin without the cat uit Alice in Wonderland.

Maar ook hier op het vliegveld staan voor elke zaak twee, soms drie vrouwen in nette mantelpakjes, terwijl er geen klant naar binnen wil en ze alleen snoep verkopen, of sigaretten, of tassen. En maar staan, de hele dag. Alsof voor al die Chinezen toch iets verzonnen moet worden.

Enfin. Het is bijna tijd, ik ga zo maar eens inchecken… Zit hier ook al een uur op alweer een ma po to fu en een thee, maar ze laten me gewoon zitten, ze pushen niets ook al staan ze met zijn zevenen te werken voor drie bezette tafels.

Vaarwel Guangzhou, ik heb weinig van je gezien maar je inwoners zijn even vriendelijk als talrijk. Hinau!

Indonesische reisnotities (1)

Oponthoud in Guangzhou

Niet met de Johan van Oldenbarnevelt, het passagiersschip dat mijn vader in ’34 tijdens een verlofjaar van zijn vader naar Nederland bracht, noch met het ms. Tegelberg, waarmee hij in ’46 definitief ‘repatrieerde’, maar met een Chinese prijsvechter ben ik onderweg naar – en hier strijden de literaire sjablonen om de voorkeur: de gordel van smaragd? ’t land van herkomst? de gemartelde bruid indonesia? Naar Java en Sumatra dus, voor een vakantie van 30 dagen.

Dankzij China Southern Airlines maak ik geen tussenlanding in de Emiraten of in Singapore, maar in Guangzhou, vroeger bij ons ook bekend als Kanton. Een added bonus zoiets vind ik: zomaar voet op Chinese bodem te kunnen zetten. Wanneer kom je nou in China, het land van de rijzende – ik bedoel het Rijk van het Midden? Als we na een vlucht van elf uur uitstappen, kijk ik dan ook overal om me heen, vastbesloten om in de anderhalf uur tot de aansluitende vlucht naar Jakarta zoveel mogelijk van het land op te doen.

Maar veel gelegenheid is er niet. Als transferpassagier kom je het vliegveld niet af, dus ik zal de Chinese buitenlucht niet kunnen inademen of mijn voet op echte Chinese bodem kunnen zetten. Ik kan alleen op en neer lopen langs een winkelgalerij met snoep en souvenirs en eettentjes waar de koffie onbetaalbaar is.

Dan zie ik helemaal achteraan toch een aantal Chinezen met stokjes in de hand verdiept in grote kommen. Wat eten ze? Ik ga zitten en vraag of ze euro’s accepteren. Dat doen ze. Ik bestel een soep en betaal met een tientje. Ik krijg 19 yen terug in briefjes van 10, 5 en 1 yen, allemaal met de kop van Mao erop.

Maar die soep! Hij is helemaal rood van de pepers en toch niet extreem heet, wel heel erg lekker. Eigenlijk heb ik nog nooit zo’n lekkere soep gegeten.

Ik koop nog een flesje water voor onderweg en kuier naar de gate. Als ik vlak voor de controle sta zie ik ineens Singapore op het bord staan. Singapore? Ik moet naar Jakarta! I’m sorry, your flight is already closed, zegt het meisje. Ik word gek. Ik ren naar een servicedesk en vandaar weer naar een transferdesk maar er is niets meer aan te doen. Mijn volgende vlucht vertrekt over 26 uur. Ik mag langs de immigratie om me voor een dag in het land in te schrijven.

Ineens schiet ik in de lach. Waar is hier eigenlijk het nadeel? Een hele dag in China! Neem het ervan man!

Ik loop naar een informatiebalie en regel een hotel en vervoer.