Uit de boekenkast gerold

Willem van der Ende

 

Bron: Ik predik de nadorst, Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk, januari 1986.

[p. 21]

Echt, de dingen die we ons herinneren
zijn de dingen die we vergeten
G. K. Chesterton

Als ik, nu in 1986, terug ga in de krochten van mijn geheugen tot zo rond 1970 en poog de Rudi Cornets de Groot van toen op te roepen, dan worden allerlei vage foto’s weer wat scherper, maar een samenhangend album ontstaat er niet. Beelden afzonderlijk worden weer zichtbaar, maar ’t wordt geen film; ’t blijft voor mij een chaos die niet tot volheid wil of kan komen. Toch zal ik proberen met zevenmijlslaarzen deze reuzensprong te maken, ook al wordt het daardoor nog geen zevensprong.

Kortgeleden las ik Liefde, wat heet! (aan een verklaring van de titel zal ik mij niet branden), waarin de schrijver Simon Lucard vanuit een wat verbaasde maar zeer intieme optiek zijn liefde voor een jong meisje beschrijft. Hoewel ik een aantal passages uit het boek terug kan vertellen naar biografische feiten, werd de chaos van mijn herinneringen daardoor niet opgeheven. Evenmin veranderde door het lezen van dit boek mijn beeld van het innerlijk van Rudi, waarin hartstocht en relativering met elkaar strijden èn elkaar liefhebben, als punt en contrapunt, misschien wel als terrein en contraterrein. Want deze op zich merkwaardige combinatie van eigenschappen zorgde voor zijn opvallend gedrag als mens, als man en als kunstenaar.

[p. 22]

Zijn wijze van leven bleef voor mij toch in hoge mate onbegrijpelijk. Zonder nu hier een striptease van mijzelf te geven, zal mijn traditioneel katholieke achtergrond daar wel debet aan zijn geweest. En ik was niet de enige die hij lichtelijk in verwarring bracht met zijn uitspraken, met zijn kleding en soms ook met zijn gedrag. Wijlen collega Thé Baars heb ik meerdere malen iets horen zeggen als: ‘Nou, nou, Rudi’, daarbij een zuinig mondje trekkend, maar wel met pretoogjes en blosjes op de wangen. Diep in mijn hart kon ik dat wel beamen, maar ik had nog liever het puntje van mijn tong afgebeten dan dat ook te zeggen.

Evenzo verwarrend was zijn wijze van lezen. Mijn degelijke Leidse vorming kon daar niet zo goed mee uit de voeten. In plaats van zaken helder te maken door ze uit elkaar te halen, leek het wel of hij hetzelfde probeerde door, als een alchemist, van alles samen te brengen. Tot mijn verbazing lukte dat ook vaak. ’t Zal dan ook niet zomaar gekomen zijn dat hij zich zo hevig interesseerde voor Vestdijk, de zoeker en vaak ook vinder, de tovenaar van helderheid maar ook van opperste wanorde. M.i. is Rudi echter te typeren aan Hermes. Wellicht ook wel de Griekse god, als de gevleugelde god van de wegen, maar veel meer aan Hermes Trismegistos. Zoals deze schrijver met behulp van taal poogde de chaos de baas te worden, zo probeerde (en probeert) Rudi dat ook. Zoals de taal van Hermes Trismegistos niet altijd even helder en doorzichtig is voor de buitenstaander, de niet-ingewijde, zo geldt dat ook voor hem. Maar beide gebruiken de taal als middel, misschien moet ik zeggen als wapen. En daar is Cornets – ik ken geen zachtaardiger mens dan Rudi – bepaald niet vreedzaam. Ik geloof (en ik hoop) dat hij daardoor de volheid heeft bereikt, die hij zo vaak uitstraalt!

Willem van der Ende1

P.S.
Rudi, door de korte spanne tijds die mij gegund was, ontbreekt aan het bovenstaande iedere diepgang. Ik heb mij tot de oppervlakte moeten beperken, maar dat zal je niet ontgaan zijn!

W.


  1. Leraar Nederlands. []

Plaats een reactie