De tekst werd gepubliceerd in het boekje Tot hiertoe… en verder?, een uitgave van Bibliotheek Den Haag en VÓÓR Welzijn, Den Haag, september 2009.
Omdat mijn geheugen me steeds vaker in de steek laat, helpt mijn dochter Andrea mij om herinneringen boven te halen aan vroeger.
MIJN JEUGD
Ik ben geboren in Rotterdam. Op mijn zevende ben ik naar Den Haag gegaan met mijn vader, moeder en zusje. Ik had uiteindelijk drie zussen, we waren een echt meidengezin. Ik was de tweede van de vier dochters. Met mijn vader had ik niet zo veel contact, moeder deed de opvoeding. Op mijn vierde jaar ben ik door encefalitis gehandicapt geraakt. Dat is van invloed geweest op mijn verdere leven. Mijn vader zei: “Ga jij maar studeren, want jij zal nooit aan de man komen.” Ik ben eerst naar het gymnasium gegaan, maar dat ging niet zo goed, dus toen ben ik naar de meisjes-HBS gegaan van het VCL (Vrijzinnig Christelijk Lyceum).
WERKEN, TROUWEN EN KINDEREN
Toen ik achttien was, gingen mijn ouders scheiden. Mijn vader droeg niet bij aan de alimentatie, dus ik moest na de HBS gaan werken. Ik kwam terecht bij de Haagse Courant als correctrice, tegenover de Bijenkorf. Dat heb ik een paar jaar gedaan. Daarna werkte ik bij meneer Prinsen in Delft; hij had iets uitgevonden voor de fotografiewereld. Ik deed daar kantoorwerk, correctiewerk, salarissen uitbetalen.
Midden jaren vijftig leerde ik mijn man kennen. Hij was een Indo en zat op de Koninklijke Academie, tekenen en schilderen. Later schreef hij. Hij heeft veel essaybundels en twee romans geschreven.
Ik was een leuke meid om te zien! Ik leerde hem kennen in de Posthoorn. Daar kwamen toen alle kunstenaars en intellectuelen samen. We zaten er de hele avond op één kopje koffie. Er werd toen niet aan alcohol gedaan. Hij woonde toen op kamers op de Denneweg en ik op kamers in de Hugo de Grootstraat. We gingen stiekem samenwonen op de Denneweg in 1954. Zijn ouders mochten het niet weten. In 1955 zijn we getrouwd. De huwelijksreis ging naar Parijs; die kregen we van mijn vader, met wie ik helemaal geen contact meer had. Dat was wel bijzonder. Toen ik trouwde, moest ik stoppen met werken, omdat mijn man toen ambtenaar was. Dat moesten veel vrouwen in die tijd, dat waren de regels. Ik deed het dus ook, maar dat vond ik toen niet erg.
In 1957 werd dochter Andrea geboren. Na een half jaar konden we verhuizen naar een huis aan de overkant boven slijterij Van Arkel op de Denneweg. Daar hebben we een jaar of twintig gewoond. Mijn dochter Saskia is er geboren in 1959 en mijn zoon Rutger in 1963. We woonden één hoog. Omdat ik gehandicapt was, had mijn man iets geconstrueerd met een touw, waarlangs ik de kinderen in een mandje naar beneden kon laten vieren. Ook had hij een commode gemaakt met opstaande randen, zodat ik de kinderen kon verschonen. Mijn man is altijd huisman geweest ‘avant la lettre’; hij moest veel doen in het huishouden.
Hij volgde een eenjarige betaalde spoedopleiding voor onderwijzer (die was er gekomen in verband met de geboortegolf) en werkte tot 1966 als invalkracht op verschillende scholen in Den Haag. Tegelijkertijd had hij de verzorgende taak. Begin jaren ’60 is hij Nederlands gaan studeren, MO-A. Zijn bureau stond midden in de kamer. Ik zei altijd tegen de kinderen: “Ssstt, doe maar net alsof papa op kantoor zit”, want hij schreef altijd, hij studeerde altijd. Daaromheen was het rumoer van het gezin. Hij kon zich goed afsluiten. Na het eten ging ik altijd in mijn eentje afwassen in de keuken, dat kon ik goed en vond ik heerlijk. Er was altijd veel aanloop bij ons van bevriende kunstenaars. Na de afwas ging de bel en dan stonden er mensen op de stoep. We waren een gastvrij huis.
Mijn man was actief in de Haagse PROVO-beweging. Hij schreef essays en stuurde die op naar literaire tijdschriften; hij mocht zijn eerste boek uitgeven in 1966. Hij kreeg een opdracht van de staat in die tijd. Mijn man was ’te democratisch’ (lees: te links!) en is ontslagen als onderwijzer. Hij is toen een tijd werkloos geweest. Ik was heel praktisch en goed met rekenen. Ik hield goed de huishoudboekjes bij, legde er envelopjes met geld in om de maand door te komen. Ik ben een uitkering gaan aanvragen voor mijn man; dat was toen net mogelijk. Het was vreselijk sappelen. Mijn man had er allerlei klussen bij, zoals correctiewerk bij de LOI. Hij schreef kritieken voor kranten en tijdschriften en werkte mee aan literaire programma’s voor de radio.
IN CONTACT MET DE VROUWENBEWEGING
In die tijd, begin jaren ’70, ben ik geïnteresseerd geraakt in de vrouwenbeweging. Ik wilde weg uit alleen maar die huishoudelijke sfeer; het huwelijk was ook niet meer zo goed in die tijd. Ik wilde mijn interesses verbreden en kwam terecht bij het vrouwenhuis in de Anna Paulownastraat. Ik begon me aarzelend te verdiepen in de vrouwenbeweging, het feminisme. Raakte betrokken bij Hartenvrouw, een vrouwenhulpverleningsproject. Wij vrouwen ontdekten hoe prettig het is met elkaar te praten over allerlei zaken waar je dagelijks mee bezig bent, waar je tegenaan loopt. Je kon samen praten over je soms vage onlustgevoelens. Er werd ook informatie gegeven over sociale en juridische aangelegenheden.
Ik ben ook maatschappelijk werk gaan studeren en daarna naar IVABO gegaan, een post-HBO opleiding in Amsterdam, een echt feministische studie. Ik heb toen nog even in het blijf-van-mijn-lijfhuis gewerkt, maar dat was niet zo’n succes. In het vrouwenhuis heb ik veel vrouwen leren kennen met gelijkgestemde belangen en interesses. Ook mijn dochters gingen vaak mee. Later zongen zij nog in het vrouwenkoor Eigenwijs.
VROUWENLITERATUUR
Vanaf mijn prilste jeugd hebben boeken een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Door mijn immobiliteit vielen vele activiteiten weg, zoals sport en spel, die voor anderen een groot deel van hun vrije tijd innamen. Ik bleef thuis en las. Los en vast, vele meisjesboeken, waarin de jonge heldin smachtend wachtte op haar held, die gelukkig altijd kwam. Later, vooral gestimuleerd door mijn oudere zus die Nederlands studeerde, ontdekte ik de literatuur, die in die jaren voornamelijk door mannelijke schrijvers vertegenwoordigd was. Ook door mijn man was ik zeer geïnteresseerd geraakt in de literatuur. Schrijfsters waren er natuurlijk ook wel, maar zo weinig in aantal, dat mijn geïnternaliseerde onderdrukking me zei dat vrouwen toch niet zo bedreven waren in dit genre, zodat ik de mannenliteratuur prefereerde.
In het vrouwenhuis kwam ik in contact met de Boekenvrouwen en hun ene boekenkast. Hoewel ik nog nauwelijks op de hoogte was van de combinatie boeken van, met en door vrouwen, werd ik er toch door gefascineerd. Ik geef toe, het heeft een tijdje geduurd eer ik doorkreeg, hóe belangrijk het is dat vrouwen die aandacht krijgen die vooralsnog op mannen was gericht. En niet alleen als schrijfsters, maar op allerlei terreinen van kunst en wetenschapsbeoefening. Er ging een wereld voor mij open! Al die vrouwen die altijd op de achtergrond waren gebleven, kwamen eindelijk uit het verborgene naar buiten en kregen de kans van zich te laten horen. Welk een talent had zich altijd schuil gehouden, omdat men er niet van wilde kennisnemen! Daarom was het me een eer om te stimuleren en uit te dragen dat vrouwen niet onder hoefden te doen voor mannen en meer nog: dat vrouwen er wel eens toe konden bijdragen dat de geschiedenis herschreven zou moeten worden.
TRIX
Ik besloot mijn diensten aan te bieden: ik wilde graag deel uitmaken van het vrouwenboekwinkelcollectief in het vrouwenhuis. Het was een tijd dat ik me steeds meer ging verdiepen in de vrouwenliteratuur. Anja Meulenbelt en zo, de boeken van uitgeverij SARA en de Bonte Was. Verder had je Dorcas, een damesschrijfbrigade die het boek Wilde rozen had geschreven. Een vrouw van dat collectief, Susan, werd ook medewerkster bij vrouwenboekhandel Trix.
Er is door een groep vrouwen heel hard gewerkt om zelfstandig te worden, om financiering te vinden, een zelfstandig winkelpand te krijgen in het centrum van Den Haag. Marguerite, Pepita, Loes en ik waren belangrijke trekkers, maar nog veel meer vrouwen waren erbij betrokken. Op 3 april 1984 ging Trix open in de Prinsestraat 122. Alle medewerksters werkten er als vrijwilligster. We hadden beleidsdagen waar we spraken over taakverdeling, maar hadden ook discussies over het boekenbeleid, de voor- en nadelen van loonvorming, wel of niet winstgevend werken.
Naast het verkopen van vrouwenboeken en tijdschriften organiseerde Trix ook programma’s zoals de Literaire Salon, waar schrijfsters werden uitgenodigd en geïnterviewd over hun werk. Ik kan me de literaire salon met Astrid Roemer nog herinneren. Ook de vrouwenboekenweek was een voorbeeld van extra activiteiten. We waren bij vrouwenmanifestaties altijd aanwezig met een boekenstand. Bij Trix en bij activiteiten die we organiseerden mochten ook mannen komen; in het vrouwenhuis was dat niet het geval.
Bij het tienjarig bestaan van Trix hebben we een programma georganiseerd, waarin Anja Meulenbelt de Libanese schrijfster Hanaan As-Sjaikh, auteur van ‘Vrouwen tussen hemel en zand’ interviewde.
Zo halverwege de jaren ’90 ging het mis met Trix. Het aantal vrijwilligsters liep terug, we hadden te kampen met vervelende ziektegevallen, ik kon zelf steeds slechter lopen. Kortom, het was niet meer haalbaar om Trix open te houden. Toen is besloten de stekker eruit te trekken; het ging echt niet meer.
Daarna ben ik nog wel actief geweest in bestuur van het Vrouwencentrum en ik zat in de jury van de Victorine Heftingprijs. Voor al mijn activiteiten in de Haagse Vrouwenbeweging ben ik in 1995 genomineerd geweest voor de Hilda van Suylenburgprijs – een tweejaarlijkse gemeentelijke onderscheiding voor organisaties, groepen en personen die een belangwekkende bijdrage hebben geleverd voor de emancipatie van de vrouw in de regio Den Haag. Toen had ik wel de leeftijd bereikt om het wat rustiger aan te doen, om echt met pensioen te gaan.
TERUGBLIK
Ik ben nu 78 jaar en niet meer zo feministisch. Maar als ik terugkijk op die tijd kan ik zeggen dat het een interessante periode was; het feminisme heeft mij zelfstandigheid gebracht. En het belang daarvan heb ik ook aan mijn kinderen doorgegeven. Tegen mijn kleindochters zou ik ook willen zeggen: “Leef je eigen leven, wees zelfstandig, zorg voor je eigen inkomen!”
Willy van den Berge