23 november 1985

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

Gisteren Girard op de tv, in een wel degelijk interessant programma.1
De vragen die hij stelt, de waarneming die hij doet – het is allemaal even fris en het geeft veel inzicht. Sprookjes, mythen, de grote literatuur handelen over conflicten. Wat zijn dat voor conflicten?
Waarom strijden broers om dezelfde dingen: dezelfde vrouw, dezelfde erfenis, dezelfde troon. Men begeert iets, omdat de ander dat ook doet. Men aapt elkaar in het begeren na. Imitatie, mimesis, voor de Grieken heel belangrijk, is dan een bron van conflict. Eigenlijk weet men niet eens wat men begeert. Men weet dat pas, als men ziet dat een ander, die je voor groter, wijzer enz. houdt, iets begeert: dát wil je ook hebben. Als je de wens van zo iemand nastreeft, wordt het model tot rivaal.
Ik denk dan dat Freud dit bedoelt met ‘vaderbeeld’: je wilt altijd je vader nadoen. Maar als je daaraan begint, wordt hij een hinderpaal op je weg.
Girard laat zien, dat zo’n conflict massaal kan worden: een oorlog van iedereen tegen iedereen. Tot het moment dat bepaalde vijanden elkaar weer gaan imiteren en bv. eenzelfde vijand bestrijden. Mimetische interactie vormt dan uit de strijders een eenheid, die een collectieve moord begaan, waarna verzoening mogelijk is. Het slachtoffer – een god, een held – legt dan de gemeenschap op zich met elkaar te verzoenen.
Crisis, moord, vrede: dat is het schema. En het is dit schema dat bij de primitieve offerande een rol speelt.
Hij vergelijkt dan het Jozef-verhaal met dat van Oedipus.
Beiden worden uit het gezin gestoten.
Oedipus doodt onwetend zijn vader. Maar Jozef gaat tegen zijn pleegvader niet in. Oedipus huwt zijn moeder. Maar Jozef biedt weerstand aan de verleiding van de vrouw van zijn weldoener. Toch komt hij in de gevangenis. De massa gelooft in zijn schuld. Bij Oedipus weet de massa nergens van. Oedipus’ handelen heeft vreselijke gevolgen: de pest. Die is weer de tegenkant van de hongersnood in Egypte. De gemeenschap gaat bij Oedipus ten onder. Maar Jozef redt de mensen van de hongerdood.
Het zijn twee verhalen met eenzelfde soort stramien, maar het ene is de tegenstelling van de ander. In het Jozefverhaal verzoenen de broers zich. Ze zijn veranderd. Uit Juda’s houding blijkt dat: hij is bereid de dood van Benjamin, die aanstaande schijnt, te sterven.
‘Om het offer te weigeren, moet je bereid zijn zelf te sterven’.
Zo redeneert een Griek niet. Die heeft het recht zichzelf te verdedigen. Jezus deed dat wel. W.i.w. was zijn dood ook een offer, maar het offer in de passie is niet hetzelfde als een offer in een Aztekenritueel. Het is een offer uit verzet tegen het offer. Dat maakt het christendom tot een religie, die niet in de primitieve religies past.
Ook Jezus roept op tot mimesis. ‘Ik strijd niet, ik concurreer niet, ik sta je niet in de weg, ik heb niet zulke ambities, dat dat rivalen oproept.’
Ik vind dit nieuw. Opwekkend. Diepzinnig. Christelijk. Mooi.

[p. 29]

Het is door en door vals, in alle betekenissen van dat woord.
 


  1. Gesprek met de Franse literatuuronderzoeker René Girard over diens these van ‘de eeuwige zondebok’. Volgens de programmabeschrijving ‘[wordt] de mens in zijn leven beheerst door conflicten. Het brengen van een offer cq het aanwijzen van een zondebok brengt daarin verlichting.’ Met beelden van offerfeesten in Brazilië, India en Indonesië. []

Plaats een reactie