Psst! Wat is een boek?
De wereld ligt bedolven onder papier en inkt. Er is in onze beschavingskring geen sterveling boven de twee jaar die er niet meer om weet te gaan. Men tekent, men schrijft. Men zal, als men niet langer tekent, nog schrijven. Desnoods met een spuitbus op een muur, de zitting van een stoel in de trein, de bus. Men drukt zijn gevoelens en gedachten uit; men keert zich tegen andermans gevoelens; men verklaart zich met zijn lotgenoten solidair. BARRACUDA GROET DR. NUDE. De uiting van een individu uit de massa, van iemand, wiens zelfbewustheid het hebben moet van een provocatie, schaamteloosheid, agressieve bluf: een ‘showbink’, een Jan Cremer.
Wanneer die Barracuda de pech heeft, dat hij vandaag of morgen uitgroeit tot een schrijver, is hij opeens níet belangrijk meer. Althans niet voor neerlandici. Die vragen dan niet meer: ‘Wie is Barracuda?’, maar: ‘wat heeft hij geschreven?’ En: ‘Waar ligt het perspectief in zijn verhaal?’ Of: ‘Is er sprake van een vertellend of een belevend ik? Wat is de functie van het leidmotief? Formuleer in eigen woorden het tema.’2 Wij zijn er dolblij mee, wanneer er een mens verandert in een tekst, want zo hou je de lastposten op een afstand, en inderdaad: er kunnen vragen worden gesteld over een boek! Vragen die je goed of fout beantwoorden kunt.
Kunt u zich voorstellen dat met de goede beantwoording van bovenstaande vragen een examenkandidaat het toppunt van zijn leesplezier bevestigd ziet? Nou, ik ook niet.
Ik kan, wat het literatuuronderwijs betreft, met alle welwillendheid waar ik over beschik, maar niet inzien, welke voordelige ruil we hebben gedaan, toen we Socrates een schop onder zijn kont gaven, en Cito juichend binnen haalden. Of pseudo-cito Anbeek.3
Ik ben nooit een aanhanger geweest van structuuranalyse, of om het begrijpelijker te zeggen: van het buiten spel zetten van de lezer. Wij weten wel, dat op verschillende scholen Marga Minco niet op de literatuurlijst mag verschijnen. En Elsschot niet. Om nog maar te zwijgen van Lampo, Ruyslinck en Marnix Gijsen. Culturele gezagsdragers als leraren nu eenmaal zijn, zijn in de regel weinig tolerant. Hun statussymbool – Vestdijk, Mulisch, Claus – moet koning kraaien.4
Veronderstel dat door een wenselijke ontwikkeling de leerling zich verslingeren zou aan Lucebert, Schierbeek of Vogelaar – ongetwijfeld zouden ook zij verboden worden. Omdat de examinator zich bij deze heren evenzeer verveelt als bij Elsschot en de andere Belgen; zij het om andere redenen.
Bij ons wint goddank de opvatting veld dat we bij het S.O.5 uit zullen moeten gaan van de opvatting, het kritische oordeel, van de lezer. Is het hem opgevallen dat in bepaalde boeken het tijdsverloop wat vaag is, de psychologie gebrekkig, het tema eerder een schema dan een integrerend bestanddeel van de kunst van de auteur? Bestaat er een verband tussen de omstandigheden waarin de lezer verkeert, en de keus van juist deze boeken op de lijst? Of ontstond die door gebrek aan aanbod van materiaal in de bibliotheek? Of door gebrek aan interesse voor de literatuur? Is literatuur een vlucht uit de realiteit, of biedt zij een mogelijkheid de wereld te leren kennen, de mensen, jezelf? Zegt stijl, een genre, een onderwerp of tema iets over een schrijver?
Toen Du Perron zijn Land van herkomst geschreven had, vroegen de critici zich af, wat dat nou eigenlijk voor een boek was. Aan Menno ter Braak schreef hij: ‘Als het géén roman is, en géén ‘mémoires’, en géén ‘essay’ en géén ‘dagboek’, Gvd – wat is het dan? Een boek. Een mens. Etc.’6
Ik zeg daar van harte amen op. Dat er geen beginselvast onderscheid wordt gemaakt op onze school tussen Mavo/Havo en Vwo-lijsten stemt tot grote voldoening, al zijn we aan een echte stroomlijning nog niet toe. Wat mij betreft: ik blijf er voor stoeien!
CN
- De titel van dit artikel is met de hand aangebracht, en is dezelfde als die van een bespreking van Cornets de Groots rond deze tijd verschenen laatste essaybundel Ladders in de leegte door Tom van Deel. Deze bespreking wordt elders in hetzelfde nummer afgedrukt. [↩]
- In november 1981, enkele maanden na dit artikel, publiceerde Cornets de Groot in de Vestdijkkroniek een artikel over Vestdijks roman Het genadeschot onder juist deze titel, Over de functie van het leidmotief, waarin hij stelt dat ‘het leidmotief in een boek het thema aan ons opdringt’. [↩]
- Ton Anbeek (1944), Nederlands romanschrijver en hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde te Leiden. [↩]
- Hierbij verdient opmerking, dat de eerstgenoemde schrijvers volledig ontbreken in Cornets de Groots oeuvre, terwijl Vestdijk, Mulisch ruim vertegenwoordigd zijn. De uitzonderingen op het eerste én het tweede rijtje zijn de Vlamingen Elsschot en Claus, die beiden eenmaal in het werk voorkomen. [↩]
- Schoolonderzoek. [↩]
- Op het omslag van De kunst van het falen staat onder meer: ‘De kunst van het falen is geen Haagse roman, ook geen biografie, essay of memoires. Cornets de Groot schreef een egodokument (…)’ En op het omslag van Striptease staat: ‘Mijn boek Striptease is geen roman, geen essay, geen autobiografie, dagboek of egodocument. Van jongsaf aan gaf ik me in een “werkschrift” rekenschap van de zaken die ik met een zekere bewustheid ondernam. (…) Striptease is zgn. zo’n werkschrift bij het essayeren.’ [↩]