Bron: Archief Cornets de Groot.
1. Cornets de Groot aan Henny Bogaerts
Van Rudi aan Henny1
[Brief in typoscript, 1 blz., ongedateerd, 1956]2
Ik ben je reusachtig dankbaar voor het 2e deel van Hadewych, dat ik voor mijn verjaardag ontving, want het is een feit van het grootste belang om een indringende kijk op de toestanden ginds te krijgen. De brieven zijn nl. wel zeer mooi, maar bijzonderheden gaan toch voorbij, als je bij lezing ervan geen gids hebt, geen goeie: want HBS stof alleen is niet voldoende – dat ben je wel met mij eens. Je opmerking over Zen en kunst is niet goed geplaatst: Zen is geen godsdienst, het is zelfs een atheïsme, dat op zeker ogenblik tot mantheïstische ervaringen voert, ongeveer op de wijze van Schierbeek (Het boek ik). Ik ben aan het theoretiseren om existentialisme en mantheïsme (elkaars tegenpolen) in een synthese samen te vatten, met Achterberg als inleiding. Dat kan heel goed, mits men exis. opvat als zelfvergroting tot God in de zin van “Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten” en men bereid is panth. te beschouwen als een element, dat voor deze (persoonlijke) geest, zin geeft aan de kosmos. Bij A. geeft “het verleden” iedereen en alles “zin”. Maar omdat hij (of zijn woord) dit tot stand brengt, wordt hij tenslotte groot als god, in steden van in dit heelal als zandkorrel te verdwijnen. Ik geloof dat de opvatting van exis. als door mij omschreven, bestreden zal kunnen worden, ofschoon ik in Sartre plaatsen aan kan wijzen, waarin ik toch gelijk schijn te hebben. Ik geef toe, dat mijn opvatting omtrent pantheïsme alle theorieën daaromtrent op losse schroeven zetten zal, maar wat kan ik daaraan doen? In principe is de gedachte niet zo kwaad, lang niet, zij is juist heel goed, heel zuiver. De theorie is ook heuristisch, voor iedere individualiteit persoonlijk aanwendbaar – iedereen heeft “een verleden”, iedereen kan dingen “zin” geven, op zijn eigen manier – iedereen kan god worden, een gevolg van de democratiserende tendens van onze tijd. Gelijke monniken, gelijke kappen. God is niet dood, zoals Nietzsche stelt. Hij loopt gewoon op aarde rond, er zijn er meer dan 1 of 3 en men hoeft niet achter een berg te gaan zoeken om schier een beek te vinden. Je zegt stomweg Zen en dan ben je er al, mits je het inderdaad meent. Anderen zeggen dada of ze dragen een baard – is het allemaal eender. Elkaar doodslaan is ook Zen – als de doder maar gelooft in wat hij doet. Je moet een steen worden, een wolkenkrabber met uitzicht op de verschrikking van dit armzalige gedoe dat bv. katten redt en krokodillen veroordeelt, vermits deze laatste vlees etende zijn en niet te humaniseren. En als je helemaal koud geworden bent, van binnen, van buiten, de status van Judas hebt bereikt, zonder echter de bereidheid het touw om een tak te slingeren, maar eerder met een onstuitbare lachlust, dan ben je Zen. En als men je vraagt om eens een glas wijn te drinken, dan zuip je je zat en je kotst op het karpet, want nu kan het immers niks meer verdommen. We moeten door de estetica heen – dat moet kapot. Wie de beest uithangt heeft het meest kans op God. Let op, hoe Dylan Thomas “the portrait of the artist as a young dog” schrijft, waarbij valt op te merken, dat “dog” = “god”, als je de zaak omdraait, en je de taal der dieren (Andreus) verstaat. Het kan zijn dat ik me vergis, het hele leven vergist zich en de schepping is één vergissing – ondeelbaar voor het gemoed – daarom ging Judas kapot: alleen de geest overwint. Wee degenen die niet geestig zijn. Die zich niet kaltstellen kunnen. Met deze waarschuwing eindig ik deze korte maar nuttige brief, met veel liefs uiteraard.
Zen
Nota van de redaktie. 24 uitroeptekens weggelaten.
- Henny Bogaerts was de zuster van Cornets de Groots eerste vrouw Willy van de Berge. Mogelijk heeft zij de brief uitgetypt; de opmerking “Van Rudi aan Henny” is in handschrift aan de brief toegevoegd. [↩]
- Deze brief is het oudst bewaard gebleven epistel van R.A. (Rudy) Cornets de Groot. Het zou tot 1962 duren voor hij debuteerde. [↩]