Een krabbel van de redactie

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 9e jrg., nr. 2, 28 sept. 1977.

Het valt niet mee met mijn solide, zwaarmetalen pen van degelijke en amerikaanse makelij het feest van Ton, Lucien en Elly in de herinnering terug te roepen. Een feest, zo lichtzinnig en wuft, dat zelfs Hertoghs, een bolwerk toch van beschaving en goede smaak, als men onze vriend Andries geloven mag, op verontruste vragen van Evert het late uur betreffende, onbezonnen ten antwoord gaf: ‘Och, ik geef ‘r een zoen, dan ruikt ze het wel…’
Het leek wel of iedereen er zo over dacht, en geen wonder, gezien de vurrukkullukke snacks, die Elly met veel fantasie en garnalen had versierd!
Wester had ze direct in de gaten, merkte ik wel. Onder voorwendsel van de kraan van ons koffijmeubel nog maar es weer een keer te herstellen, drong hij door tot achter de tap, maakte zich daar van een fles genever meester, en kwam tanden en kiezen te kort om kaas, worst, toast en dipsauzen weg te stouwen. ‘De honger vermag meer dan het verdriet!’ – riep Hertoghs opgetogen, en werkelijk, Cor stond er te kanen, alsof hij binnen het uur gehangen zou worden! Zijn malende gargouillekop boven de stomende kraan – dat is mijn nog maar oppervlakkige indruk van dit veeleisend genie: een nachtmerrie van Jeroen Bosch…
Hoe bescheiden stak Joke daarbij af, die dik tevreden was met wat droge kost, hoe diep peilde Hans van den Berg het onderbewuste van lieden als Cor, toen hij ze toevertrouwde, het plan te hebben een restaurant te willen openen onder het motto: ‘Lekker happen na je slapen’. Zijn behendigheid met kasie-kasie en de daarbij behorende prikkers stemde zelfs een zo uitbundig en au fond toch werelds type als Van Haaster tot nadenken en zwijgen. Helemaal lekker was die overigens ook niet meer aan het eind, want toen hij naar huis wou, wist hij geen toeter van een starter te onderscheiden. Of was e.e.a. een practical joke van Rijnbeek, zoals sommige boze tongen willen?
Het feest zal ons Sturm und Drankpferd wel geen windeieren hebben gelegd, al schijnt hij nu toch voorgoed zijn Frankische horigheid te hebben afgelegd: in de kersttijd kapt hij ermee.
Bravo, dat hij het batig saldo ter beschikking stellen zal van nóg zo’n feest, als Klaas de Vries (van de Klaas-Bank, u weet wel) zijn opvolger wordt. Doen, Klaas. Wees niet zo’n mafketel als de rest!

Zo, dat is toch wel de aktualiteit ten top gevoerd. Voor ander aktueel nieuws – de NGL-tocht tegen Van Kemenade – verwijs ik maar naar het interview dat Herman Bernaards aan de Schoolkrant toetstond; ik was te laat met het werven van de schrijflustigen. Achterhaald werd in ieder geval de Stevensbeekweek, voor welk relaas Rob Gerritsen tekent – die ook de andere illustraties in dit nummer voor zijn rekening nam.
Sjef van Oyen omhelst mij met een tegen Saint-Juste Milieu gericht libel, waarin hij – maar dit terzijde – ten onrechte stelt, dat CN ooit es iets gepubliceerd zou hebben onder de naam ‘Uw rooie rakker’. CN publiceerde in de vorige jaargang wel een herderlijk schrijven, uit Rome, nota bene, en een vakantieherinnering, waarin hij zijn goede vriend Andries memoreerde. CN is ook niet rood, die blauwe – hoe zou hij?1 Saint-Juste Milieu zweeg ook deze keer niet: hij onderwierp Hans Learbuch aan een vraaggesprek, waarvan nu het eerste deel verschijnt. Het heeft iets van een psychologie van de lange-afstandsfietser.
De rubriek Kantwit werd deze keer geheel door Cor Wester ingenomen. Wij zien hier de schets, – nee de uitwerking van zijn Tweede Westersche Formel – de heerlijke formule – een vervolg op de ‘goddelijke’ van enige jaren terug. Wie het toevalligerwijs niet helemaal volgen kan, geef ik graag de volgende woorden mee – ze zijn van Cor -: Vertel mij hoe sterk de zonnewind is en ik zal u zeggen hoe vlug het u zwaar zal vallen, om de massaladingconstante op te nemen in uw wereldbeeld!2
Ik bedoel maar!
Dit is de tweede keer dat de Gele Vellen een geniale formule wereldkundig maken, nog voor de experts er zich in hebben kunnen verdiepen. Een wereldprimeur, doe er je voordeel mee.
Verder bevat dit bulletin nog een suggestie aan talenleraren om spraakgebrekkige pupillen terwille te zijn door middel van poëzie, een klacht in de vorm van een manuscript op tafel gevonden, een feuilleton, door de wn. conrector geschreven en ander nieuws uit de directiekeet, in zinnen zo rond en vol als de boezem van BB. Een esthetisch genot: zo weet men bij ons toch altijd nog het nuttige met het aangename te verenigen.

CN

Kleines gedicht für grosse stotterer

Ein fischge-fisch, ein fefefefefischgerippe
Lag auf der auf, lag aaaa auf der Klippe.
Wie kam es kam, wie kekekam, wie kam es
Dahin, dahin, dahin?

Das Meer hat Meer, das Mememeer, das hat es
Dahin, dahin, dahingespület,
Da llllliegt es liegt, da llliegt, da llliegt es
Sehr gut, sogar sehr gut.

Da kam ein Fisch, ein Fisch, ein fffffffffüt, fffffischer.
Der frischte, fischte frische Fische.
Der nahm es, nahm, der nahm, der nahm es
Hinweg, der nahm es weg.

Nun llllliegt die, liegt, nun llliegt die Klippe
Ganz ooooooohne Fischge Fischgerippe,
Im weiten, weweweit, im Weltenmeere
So nackt, so fufufurchtbar nackt.

(Kurt Schwitters)


  1. In deze aflevering van de vijfde jaargang noemt Cornets de Groot zichzelf wel degelijk, maar schertsend, een ‘rooie rakker’. []
  2. Het gaat om een pagina volgeschreven met natuurkundige formules. []

Plaats een reactie