Diverse auteurs.
De chaos en de volheid
Willem M. Roggeman
Het Laatste Nieuws, 15 februari 1967
Bij de opbouw van zijn bijzonder omvangrijk oeuvre heeft Simon Vestdijk dankbaar gebruik gemaakt van de astrologie of sterrenwichelarij, waarin hij zelf wel niet gelooft maar waaruit hij toch meer dan literaire baat heeft gehaald. Aan dit aspect van het werk van Vestdijk heeft de Nederlander R.A. Cornets de Groot een belangrijk essay gewijd, getiteld De Chaos en de Volheid (Uitg. Bert Bakker/Daamen, Koninginnegracht 26, Den Haag. – 192 blz. Prijs: 9,50 gulden). In dit verband ontleedt de essayist dan vier belangrijke werken van Vestdijk, nl. Mnemosyne in de Bergen, Merlijn, De vijf Roeiers en De Kellner en de Levenden.
Het lange gedicht Mnemosyne in de Bergen bestaat uit negen zangen en over elke zang heerst een planeet de telkens gesteund wordt door een muze. Mnemosyne trekt aldus door de negen hemelsferen, terwijl Merlyn daarentegen de tekens van de dierenriem volgt. Ook in de romans Het vijfde Zegel en De Kellner en de Levenden speelt de dierenriem een belangrijke rol.
De wereld die Vestdijk in zijn boeken oproept, lijkt slechts ogenschijnlijk op de onze. In wezen is deze wereld slechts een doorgangsgebied voor wezens die afkomstig zijn van de sterrenbeelden van de dierenriem. Deze wezens nemen op aarde een menselijke gestalte aan en verlaten deze weer na de volbrachte zelfstrijd om terug te keren naar de chaos, indien de strijd verloren werd, naar de volheid indien hij gewonnen werd.
Ook over het hiernamaals heeft Vestdijk zich uitgesproken in de romans Aktaion onder de Sterren en Bericht uit het Hiernamaals, waarin mensen uiteindelijk sterren of nevels worden en aldus bij de goden horen. Indien een intelligent schrijver als Simon Vestdijk thans nog het heelal met engelen en duivels bevolkt, dan is dit in het volle bewustzijn dat het alleen gaat om het heelal van zijn verbeelding en omdat hij hierin een middel ziet om zich te bevrijden van de eeuwige innerlijke strijd tussen goed en kwaad.
[Geen titel]
René v.d. Kraats
Trophonius, 28 februari 1967
Een van de spannendste gezelschapsspelen is meepraten over literatuur die men niet gelezen heeft. Mijn vriend C. gooit hoge ogen bij dit spel. Hoewel hij tittel noch jota van Vestdijk kent, is steevast zijn antwoord bij een borreltafelgesprek: “de Anton Wachter-romans van Vestdijk heb ik geboeid gelezen, maar zijn latere werk is zo gemakkelijk geschreven dat het me niets zegt. De man is een vleesgeworden typemachine”. Deze volzin oogst zoveel bijval dat zijn gesprekspartners over inhoud zwijgen. Wie toch doorgraaft, wordt door hem de pas afgesneden met: “Vestdijk moet je léren lezen”. Zelf zit ik ook nog aan die rijstebrijberg. R.A. Cornets de Groot heeft evenwel een vijfvoudig essay over Vestdijk als regeringsopdracht samengesteld dat de spijsvertering helpt bevorderen. Onder het kopje De chaos en de volheid heeft hij studie gemaakt van het astrologisch aspect in Vestdijks werk. Vestdijk heeft in de jaren twintig astrologie geleerd van ene dame H.S.E. Burgers, psychologe uit de school van Jung. Zij heeft haar astrologische inzichten vastgelegd op papier: Leonardo da Vinci’s psychologie der twaalf typen (1963). Dit boekwerk dient als een van de sleutels die toegang geven tot Vestdijks Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De Vijf Roeiers en De Kellner en de Levenden, om me te beperken tot de titels die dit essay behandelt. Tot een literatuurhistoricus me van het tegendeel overtuigt, ben ik geneigd deze paperback erg goed te vinden.
[Geen titel]
Hans Berghuis
De Volkskrant, 7 maart 1967
Ongeveer hetzelfde geldt voor Vestdijk in Nederland. Maar wanneer een man zich eens verdiept in het schrijverschap van Vestdijk, dan komen er zéér verhelderende verklaringen voor de dag, die niet slechts het werk van de auteur aanvaardbaar maken, maar die óók verlichtend en verstandelijk maken, waarom zo’n schrijver eigenlijk doet wat hij doet. R.A. Cornets de Groot heeft zo’n boek over Vestdijk geschreven. De essayist zegt er zelf over: “Vestdijks systeem berust voor een belangrijk deel op de astrologie, waarin hij niet gelooft, maar waarbij hij meer dan alleen maar literaire baat heeft gevonden. V. leerde astrologie van mevrouw H.S.E. Burgers in de laatste jaren twintig… Sinds haar boek Leonardo da Vinci’s Psychologie der Twaalf Typen (1963) is een groot gedeelte van Vestdijks werk voor beter begrip vatbaar geworden”.
Willem Pijper, zegt C. de Groot, heeft Vestdijk ertoe gebracht de astrologie toe te passen in zijn scheppend werk van nà 1938. Cornets de Groot laat de mogelijkheid open dat er óók een na-Pijperse periode in Vestdijks werk is ontstaan. Hij is al blij met een indeling vóór- en sinds Pijper. Cornets de Groot is een bescheiden man. Hij bespreekt zelf slechts vier werken van Vestdijk: Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De Vijf Roeiers en De Kellner en de Levenden. Maar hij zegt ook: “Ik verbeeld me niet de boeken uitputtend te hebben behandeld of volledig begrepen. Maar ik heb een paar aantekeningen gemaakt, en ik hoop dat die zo iets als een visie op Vestdijk achter zich aan zullen slepen.”
Cornets de Groot hoopt met al zijn knapheid tevergeefs. Begrip vereist enige inspanning. Enige inspanning is in Nederland een veelgevraagd begrip. Maar dat neemt niet weg, dat Cornets de Groot met zijn boek over Vestdijk veel heeft helder gemaakt, dat tot nu toe verborgen was. Enige inspanning is natuurlijk wel weer vereist, maar niet méér dan de doodgewone inspanning van goed lezen. Maar de achtergronden van literatuur zijn het wel waard.
Vestdijk en de astrologie
w.v.d.p.1
DCC,2 10 maart 1967
R.A. Cornets de Groot heeft een vijfvoudig essay over Simon Vestdijk geschreven.
Dat is best.
Hij begint zo: “Het tussen-haken-zetten van de wereld vereist een sisteem, al is het een sisteemloos sisteem, of een sisteem, waarin we niet geloven zouden, als het zich niet verfijnen liet tot een sisteem, dat ons de hand in het vuur deed steken.”
Dat is niet zo best. Sterker, zoiets is funest. Het boekje mag dan verderop drommels interessant worden, iets van bovenstaand gesis blijft toch altijd hangen.
Cornets de Groot heeft de zodiakale psychologie goed bestudeerd. Hij weet bovendien op overtuigende wijze aan te tonen, hoe Vestdijk aan zijn kennis en belangstelling voor de astrologie is gekomen. Vestdijk is in de leer geweest bij Mevr. H.S.E. Burgers en volgens Cornets de Groot tonen reeds de eerste werken van Vestdijk astrologische sporen. Zo in Het Vijfde Zegel verschenen in 1936. Maar dit boek heeft C.d.G. niet in zijn beschouwingen betrokken. Hoe jammer dat is blijkt uit de studies van de wel behandelde werken. Want de vier boeken waarvan C.d.G. aantoont, dat Vestdijk er de astrologie in verwerkt heeft, worden, met uitzondering misschien van De Kellner en de Levenden nu niet direkt onder de meesterwerken van Vestdijk gerekend. Een werkje als Mnemosyne in de bergen, waaraan C.d.G. bijna de helft van zijn boek wijdt, is naar schatting hoogstens door tien mensen gelezen en meer lezers verdient het ook eigenlijk niet. En Merlijn, het libretto bij de opera van Willem Pijpers, die Vestdijk heeft aangespoord om de astrologie in zijn werk toe te passen, is waarschijnlijk nog door niemand gelezen. Als C.d.G. dan ook zegt: “Vestdijks sisteem (jazeker) berust voor een belangrijk deel op de astrologie,” dan kan hij deze bewering niet waarmaken, omdat uit zijn boekje alleen opgemaakt kan worden dat Vestdijks sisteem voor een uiterst onbelangrijk deel op de astrologie berust.
[Nu] heeft C.d.G. uitsluitend het astrologisch aspect in Vestdijks Pijperse periode in zijn studie betrokken, en het is dus heel goed mogelijk dat Vestdijk de astrologie in meer representatieve werken dan de door C.d.G. genoemde heeft toegepast. Het is dan dubbel betreurenswaardig dat C.d.G. deze naar zijn zeggen schone taak voor anderen heeft weggelegd.
Wel wordt [uit] de studie van het astrologisch aspect bij Vestdijk duidelijk welke methode van literatuur-maken deze auteur er op na houdt. Vestdijk integreert niet alleen eigen levenservaringen uit de eerste of uit de tweede hand in zijn werk, maar ook allerlei takken van wetenschap zoals de geologie, astrologie, of de parapsychologie, zoals naar aanleiding van Vestdijks een na laatste roman reeds eerder in dit blad werd aangetoond.
Vestdijk verliteratuurt het leven op twee fronten. Hij brengt zijn eigen ervaringen, of dit nu “gebeurde” belevenissen zijn of leeservaringen, onder in de autonome schematiek van de romanstructuur. Dat is wat C.d.G. met een term uit de fenomenologie, waarvan hij overigens getuigt niets te weten, het tussen-haken-zetten van de wereld noemt. De wereld binnen de roman is dus niet een uit de zogeheten werkelijkheid gegrepen wereld, maar daarvan zozeer geabstraheerd, geherstructureerd, dat er alleen polaire raakpunten aan te wijzen zijn.
Vestdijk heeft op deze wijze de astrologische psychologie de romanwereld binnengesmokkeld.3 Het eigenaardige daarbij is, dat hij, getuige zijn boek Astrologie en Wetenschap, dat C.d.G. overigens niet eens noemt, niet in astrologie gelooft. Het is een bewijs te meer voor de stelling, dat schrijven zoals Vestdijk doet alleen een cerebrale bezigheid is en met gevoelsontleding, het herkennen van zichzelf en anderen, niet te maken heeft. Waarmee een stokpaardje van vele kritici onberijdbaar wordt.
Het belangwekkendst opstel uit C.d.G.’s bundeltje is dat over De Kellner en de Levenden omdat het in verband gebracht kan worden met een essay over Leonardo da Vinci, dat in Essays in Duodecimo staat. Volgens mevrouw Burgers heeft Da Vinci in zijn Avondmaal de apostelen getypeerd volgens de tekens van de dierenriem. C.d.G. toont aan, dat de typologie van Da Vinci door Vestdijk Is overgenomen en het is best aardig om zoiets te weten, want men heeft er op literaire discussieavondjes alleen maar profijt van. Tegen het werk van C.d.G. zou dan ook geen enkel bezwaar gemaakt kunnen worden, ware het niet, dat hij zijn bevindingen in zulk krom Nederlands heeft weergegeven. De woordkeus van C.d.G. is doorgaans weinig verhelderend, de beeldspraak ronduit gammel. Een specimen werd al gegeven. Meer hoeft niet.
Vestdijk en de astrologie
R. Marres
Nieuwe Rotterdamse Courant, 11 maart 1967
Wanneer je een boek als De kelner en de levenden gelezen hebt of De Vijf roeiers hoeft het je intellectueel geen slecht geweten te bezorgen, als je ontgaan is, dat Vestdijk de psychologie der karakters hier op een astrologisch systeem gebaseerd heeft. De astrologie is in deze boeken wel zodanig naar behoren verwerkt, dat deze achtergrond onzichtbaar is geworden, behalve voor de kenner van deze boeiende tak van pseudo-wetenschap. R.A. Cornets de Groot legt in zijn studie De chaos en de volheid dit astrologisch geïnspireerde fundament in enkele van Vestdijks werken – behalve de genoemde ook Mnemosyne in de bergen en Merlijn – weer bloot.
Zoals de auteur in zijn inleiding vertelt, gelooft Vestdijk niet in de astrologie, waar hij zich over uitgesproken heeft in zijn Astrologie en wetenschap, maar dit ongeloof hoefde hem niet te verhinderen er literair zijn voordeel mee te doen. Willem Pijper, voor wie Vestdijk zijn Merlijn-libretto schreef, bracht hem ertoe de astrologie in zijn werk van na ’38 metterdaad toe te passen. De grondslagen leerde hij van een mevrouw Burgers, een psychologe uit de school van Jung, wier boek Leonardo da Vinci’s psychologie der twaalf typen, voor dit aspect van Vestdijks werk van belang is, met name voor de interpretatie van De kelner en de levenden.
Cornets de Groot houdt in zijn opstellen de zakelijke weergave van het werk van de interpretatie gescheiden wat wat schools aandoet maar de overzichtelijkheid ten goede komt. Om een idee te geven van zijn werkwijze: in zijn essay over De kelner en de levenden zoekt hij de parallellen op tussen de personen uit de roman, de figuren op Da Vinci’s laatste avondmaal en de karakters, die men verbindt met bepaalde sterrenbeelden. Een parallellie die niet steeds even in het oog lopend of overtuigend is maar de auteur is zelf de eerste om op lacunes in de gegevens te wijzen en zijn hypotheses zo nodig te relativeren. Wie in deze roman over het laatste oordeel nogal wat kunstmatigs meende aan te treffen begrijpt na lezing van deze studie beter waar het vandaan komt.
Maar het zou geen doen zijn de auteur op zijn nauwgezette onderzoekingstocht te volgen, waarbij hij sommige raadselachtige trekken in het werk met behulp van zijn astrologische kennis de er waarschijnlijk aan toekomende betekenis weet te geven: “Wat is Vestdijks wereld”, vraagt hij in zijn samenvattende slotessay en concludeert “Een doorgangsgebied voor wezens, afkomstig van de planeten, voor wezens, afkomstig van de sterrenbeelden van de dierenriem. Een verblijfplaats voor wie, uit de hemel neergedaald op aarde een menselijke gestalte aannamen, om die na volbrachte zelfstrijd weer te verlaten en terug te keren naar het zwerk: naar de chaos, als hij die strijd verloor, naar de volheid, als hij winnaar werd.” Onder de chaos hebben we hier dan iets te verstaan als het ongevormde, waaruit volgens het Grieks-mythologische idee de wereld voortkomt: de volheid is – niet zó merkwaardig voor wie langs boeddhistische lijn wil denken – het Nirwana, het niets.
De filosofische achtergrond van Vestdijks werk ontpopt zich dus volgens dit citaat als wel zeer dualistisch en spiritualistisch. De mens, in principe een op aarde neergedaalde god, bestaat uit lichaam en geest. En het lichamelijke, dat de oorspronkelijke hemelbewoner op zich nam door een menselijke gestalte aan te nemen, is het vergankelijke, het kwade, dat hij bestrijden en overwinnen moet. Door te erkennen dat de stof onvolmaakt en anti-goddelijk is en de geest daaruit is te bevrijden, wordt de mens verlost. In de dood kunnen de mensen dan als ze geslaagd zijn tot goden worden en als sterrenbeelden aan de hemel komen te staan, of ze kunnen integendeel tot een lager stadium terugvallen.
Zo weet de auteur op grond van zijn voorgaande analyses tot een totaalvisie te komen van wat de astrologisch geïnspireerde kant van Vestdijks werk inhoudt. Het klinkt nogal abstract, maar om te zien hoe concreet deze opvattingen, die natuurlijk symbolisch te verstaan zijn in het oeuvre doorwerken moet men deze studie lezen.
Overigens hoeft de vergelijking van het literaire werk met het buitenliteraire gegeven van de astrologie niet steeds bij te dragen tot beter begrip van het boek. Wanneer vastgesteld wordt, dat een karakter uit een roman een “boogschutter” of iets dergelijks is, begrijpen we niet meer of minder van hem dan tevoren. Een dergelijk weetje zou zelfs op verkeerde paden leiden, als we nu meer in het betreffende karakter zouden willen zien dan in de roman over hem verteld wordt.
Maar de toetsing van Vestdijks werk aan de astrologie – waartoe het al uitnodigde, doordat bekend is hoe Vestdijk er op gesteund heeft – is op zichzelf al interessant, zeker als het op zo’n scherpzinnige manier gebeurt als in deze verhelderende studie.
[Geen titel]
Jan Kolkhuis Tanke
De Nieuwe Linie, 18 maart 1967.
[…] Al ben ik dus kennelijk geen Vestdijkliefheber, velen zijn dat – weet ik bij ondervinding – wel. Vooral voor dezen is het, dunkt me, nieuws te weten dat er, na Ter Braaks De Duivelskunstenaar, het Podiumnummer over Vestdijk, Nol Gregoors Simon Vestdijk en Lahringen en Theo Govaerts Simon Vestdijk een nieuwe publikatie over Nederlands meest vruchtbare schrijver verschenen is: De chaos en de volheid van R. A. Cornets de Groot.
In dit vijfvoudig essay benadert Cornets de Groot Vestdijks Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden vanuit de astrologie: een tak van (quasi-)wetenschap waarin Vestdijk zelf overigens niet gelooft, maar waarin hij – aldus Cornets de Groot – “meer dan literaire baat bij heeft gevonden”.
In de NRC van 11 maart schreef René Marres: “Je hoeft je als intellectueel geen slecht geweten te bezorgen als je deze (de vier genoemde) werken lezend ontgaan is dat de psychologie van de karakters gebaseerd is op een astrologisch systeem. De astrologie is in deze boeken wel zodanig naar behoren verwerkt, dat deze achtergrond onzichtbaar is geworden, behalve voor de kenner van deze pseudo-wetenschap”. Ik geloof dat ik in zijn opmerking Marres wel kan bijvallen. Al kan ik dat dan slechts op grond van fragmentarisch lezen van Cornets de Groots studie. Dat ik niet de moeite heb genomen De chaos en de volheid kritisch te lezen en op zijn wetenschappelijke merites te beoordelen, is de schuld van de auteur. Zijn boek, dat in regeringsopdracht werd geschreven, is zo schoolmeesterachtig van toon en aanpak, de stijl ervan dermate die van een zichzelf bevestigende, moeizaam beginnende scriptievervaardiger, dat me al bij de eerste bladzijden de lust tot lezen verging.
Weinig ingrijpende spellingmoderniseringen – sosiale i.p.v. sociale, esseej (waarom die j?) i.p.v. essay en mite i.p.v. mythe – ten spijt, wekte dit onderzoek naar een bepaald facet van Vestdijks werkwijze door communicatief onvermogen zoveel onlust in me op, dat ik vond dat ik als neerlandicus en als recensent het recht had van de eventueel belangrijke gegevens erin geen kennis te nemen. Waarvan akte.4
[Geen titel]
C.P.J.M. Ritter
Prisma-Lectuurvoorlichting, Voorburg, maart 1967, no. 67-163.
Vier werken van Vestdijk: Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden, worden onderworpen aan een astrologische analyse, waarbij ook alchemie en boeddhisme worden betrokken. Uitvoerig wordt aangetoond, hoe de personages in die werken typologisch en psychologisch zijn bepaald volgens de twaalf tekens van de dierenriem en de zeven planeten. H.S.E. Burgers Leonardo da Vinci’s psychologie van de twaalf typen, een astrologische interpretatie van Da Vinci’s laatste avondmaal, waarvan vier, zeer slechte reprodukties zijn opgenomen.
Het is interessant Vestdijk eens van een andere kant te zien benaderd dan van de literaire of de psycho-analytische. De schrijver draagt zijn visie met overtuiging en overtuigend voor, daarbij de spelling der bastaardwoorden tot in het extreme vernederlandsend (b.v. ‘esseej’). Maar zijn studie veronderstelt een vrij gedegen kennis zowel van Vestdijks minder bekende werken als van de astrologie en is daarom voor middelgrote en kleinere openbare bibliotheken te specialistisch.
[Geen titel]
Kees Fens
De Tijd-Maasbode, 1 april 1967.
[…] In zijn “Ter inleiding” bij zijn boek De chaos en de volheid, een vijfvoudig essay over S. Vestdijk deelt R.A. Cornets de Groot het werk van Vestdijk in – met alle voorbehoud overigens – in een periode vóór en één sinds Pijper, waarbij basis is een opmerking van Vestdijk, dat Willem Pijper hem ertoe gebracht heeft, de astrologie toe te passen in zijn scheppend werk. Van vier werken van Vestdijk onderzoekt Cornets de Groot nu de astrologische aspecten: van het grote verhalende gedicht Mnemosyne in de bergen, van Vestdijks tekst voor Pijpers opera Merlijn, van De vijf roeiers en van De kelner en de levenden. Aan deze analyses voegt hij een concluderend slotessay De chaos en de volheid toe.
Een gemakkelijk boek is de essaybundel van Cornets de Groot niet: de auteur schrijft soms wat abrupt, zonder verbindingen zou ik willen zeggen, vanuit een toch voor de meeste lezers onbekend gebied eerder stellend en vaak verrassend stellend dan verklarend. Cornets de Groot maakt de indruk de wereld van alchemie en astrologie geheel te beheersen, gezien de natuurlijkheid waarmee hij begrippen uit die werelden hanteert. Ik moet zeggen dat die werelden mij volslagen vreemd zijn, al heb ik ooit wel met geboeidheid en uit een andere dan door de titel van het werk zelf gewekte nieuwsgierigheid hele stukken uit Vestdijks Astrologie en wetenschap gelezen. Ik acht me dan ook nauwelijks competent de resultaten van het onderzoek van Cornets de Groot te beoordelen. Ik kan slechts zeggen, dat het ene essay mij meer overtuigd heeft dan het andere en dat overtuigd zijn is dan het gevolg van de eventuele verheldering van het werk die het essay oplevert. Vestdijks moeilijke gedicht Mnemosyne in de bergen heeft Cornets de Groot voor mij echt opengebroken en na lezing van zijn stuk is men ervan overtuigd dat de middelen tot opening – analyse van de planetaire psychologie waarop dit gedicht gebouwd is – de enig juiste zijn, middelen die bovendien alleen maar door een specialist als Cornets de Groot op dit gebied is, gehanteerd kunnen worden. Verrassend was voor mij ook de analyse van De kelner en de levenden, waarbij de ontdekking van overeenkomsten van de figuren met de twaalf typen van Da Vinci’s Laatste avondmaal echt een vondst genoemd mag worden, al zie ik nog niet scherp hoe de aangewezen details in het geheel van de roman geïntegreerd moeten worden. Minder overtuigend vond ik het stuk over De vijf roeiers, nauwelijks te volgen voor mij – ik ken de tekst van de opera ook niet – de zeer ingewikkelde samenstelling van Merlijn. De conclusies die Cornets de Groot in het slotessay trekt voor Vestdijks figuren en de figuur van de schrijver kunnen moeilijk anders dan fascinerend genoemd worden en plaatsen Vestdijks werk en zijn werken als schrijver in een heel nieuw perspectief, hoger reikend dan welk tot op heden aangebracht perspectief ook.
Voor een volledige beoordeling van de resultaten van de studies van Cornets de Groot zal een hele voorstudie nodig zijn, zodat wat zich aan de onkundige nu soms als geheimtaal voordoet, de doorzichtigheid krijgt die die taal als voertaal van alchemisten en astrologen zonder twijfel moet hebben. Aan het slot van zijn “Ter inleiding” schrijft de auteur: “Met de vier behandelde boeken had ik de handen al meer dan vol, en ook het hoofd, om van het hart maar te zwijgen. Ik heb trouwens toch sterk de indruk dat deze kleine keus mijn kennis en macht al ver te boven gaat: ik verbeeld me niet de boeken uitputtend te hebben behandeld of volledig begrepen. Maar ik heb een paar aantekeningen gemaakt, en ik hoop dat die zoiets als een visie op Vestdijk achter zich aan zullen slepen.” Relativerender kan het nauwelijks. Gezien sommige stukken uit het boek is voor zo’n betrekkelijkheidsuiting niet zoveel reden.5
Sterrebeelden
K. F. [= Kees Fens]
De Tijd-Maasbode, 14 april 1967.
Het gebeurt niet veel, dat een auteur wat vertelt over zijn wijze van werken. En gooit hij al wat kaarten op tafel, dan zijn er de teleurgestelden die tot hun schrik ontdekken, dat het gewone speelkaarten zijn. Een beetje uitgedaagd door De chaos en de volheid, een vijfvoudig essay van R.A. Cornets de Groot over zijn werk, vertelt Vestdijk in het jongste nummer van Maatstaf iets over de betrekkingen die hij als romancier onderhoudt met de astrologie; vervolgens gaat hij in op de studie van Cornets de Groot, die immers schreef over de astrologische aspecten van Vestdijks werk.6 Vestdijks stuk, dat niet als anti-kritiek bedoeld is, dwingt mij tot ’n correctie. In mijn bespreking van de studie van Cornets de Groot heb ik de auteur voor ingewijde in de astrologie uitgemaakt; zijn kennis van zaken op een gebied dat mij volslagen onbekend is en de natuurlijkheid en het gemak waarmee Cornets de Groot – in mijn ogen – vanuit dat gebied redeneerde, deden mij in hem een ingewijde-sinds-jaren vermoeden. Mijn waardering voor zijn kennis en natuurlijkheid etc. had nog groter moeten zijn: naar Vestdijk meedeelt, was Cornets de Groot, toen hij de opdracht tot de studie van dit aspect van Vestdijks werk kreeg, een leek in de wetenschap der astrologie.
Vestdijk vertelt, dat hij voor het eerst bij Het vijfde zegel gebruik heeft gemaakt van de zodiakale psychologie, de leer van de karakters zoals die langs symbolische weg aan de twaalf tekens van de zodiak of dierenriem ontleend kan worden. Hij deed dat om zuiver pragmatische redenen, waarheid en waarde van de astrologie bleven buiten beschouwing. “Door haar volledigheid, ja universaliteit, verschafte de zodiakale psychologie mij een geschikt karakterologisch schema bij de keuze van mijn hoofdpersonen en van de belangrijkste bijfiguren.” Het is een schema als elk schema. Vestdijk heeft het schema in nog andere romans en enkele grotere gedichten gebruikt. Het ging steeds om romans met veel personages, minstens twaalf. Vestdijk noemt De kellner en de levenden, De vuuraanbidders, Bevrijdingsfeest en de vorig jaar verschenen roman Het spook en de schaduw. Dat het schema geen starheid of monotonie als gevolg behoeft te hebben, toont Vestdijk aan.
Zijn essay heeft als titel Schema en ideologie. Als schema bij de keuze van de hoofdpersonen en bijfiguren kan het genoemde schema willekeurig zijn en slechts voor ingewijden herkenbaar. Wie het gebruikte schema in de karakters van de roman aanwijst, zegt alleen iets van een auteur, niets van het resultaat. Schema èn ideologie kunnen echter samenvallen. Dan heeft men met een werkelijk astrologisch werk te doen: het gebruikte schema is niet meer willekeurig. Vestdijks bezwaar – een iets te sterk woord – tegen sommige … van de studie van Cornets de Groot is, dat hij door de kennelijke aanwezigheid van het schema tot vaststelling en onderzoek van de ideologie komt die er niet dwingend is. In De kellner en de levenden en De vijf roeiers is “van de schrijver uit gezien het ideologische (onder astrologisch gezichtspunt) fakultatief, in de beide gedichten (Mnemosyne onder de bergen en Merlijn) obligaat, althans tot op zekere hoogte; maar dit betekent niet, dat hij de kommentator van deze romans zou willen verbieden de lijn van het fakultatieve naar het obligate door te trekken.” In de rest van het essay gaat Vestdijk uitvoerig in op Cornets de Groots behandeling van de afzonderlijke werken, instemmend en terugnemend, sommige fouten in de astrologische interpretatie verbeterend. Cornets de Groot geeft een vrij kort nawoord7 waarin hij met name op zijn visie op De kellner en de levenden terugkomt. Met opzet heb ik van Vestdijks essay enigszins uitvoerig melding gemaakt, daar ik in mijn bespreking van De chaos en de volheid bij gebrek aan kennis van het speciale gebied veel in het onzekere heb moeten laten. Ik moet zeggen, dat Vestdijks stuk voor mij veel aan Cornets de Groots boek over Vestdijk verhelderd heeft. […]
Voor de Bakker
K.S. [Karel Soudijn]
Onbekende publicatie, 15 april 1967.
Van de uitgeverij van Bert Bakker te Den Haag ontvingen we: R. A. Cornets de Groot – De chaos en de volheid. Essays over Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden van Simon Vestdijk.
Uit De chaos en de volheid komt Vestdijk vooral tevoorschijn als een knap knutselaar. Een mevrouw Burgers, waar Vestdijk in de jaren twintig astrologie van geleerd heeft, schreef een paar jaar geleden een boek over haar astrologische opvattingen. Hiervan gebruik makend vindt Cornets de Groot in de vier genoemde werken van Vestdijk de typologie van die mevrouw Burgers weer terug. Een dergelijke astrologische typologie is in het dagelijks leven volledig onbruikbaar, maar romanfiguren kun je er mooi mee opvullen. Verder haalt Cornets de Groot uit de vier boeken van Vestdijk ook nog enkele boeddhistische levensbeschouwingen.
Ik heb altijd grote bewondering voor mensen die andermans werk uiteen rafelen, maar zolang die ander nog leeft is het jammer dat deze zelf dat ontledingsboek niet geschreven heeft. Vestdijk zit zelf waarschijnlijk bij dit boek van Cornets de Groot bij iedere rake opmerking met de tong te klakken en bij iedere misslag zachtjes te lachen. Jammer dus dat Cornets de Groot hem niet om een nawoord gevraagd heeft.
NASCHRIFT
Dat nawoord van Vestdijk blijkt nu in Maatstaf te staan. Erg omslachtig.
Vestdijk en astrologie
Wim Hazeu
Delftsche Courant, 17 april 1967.
In tegenstelling tot Dubois heeft Rudy Cornets de Groot wel de vaste grond verlaten en het luchtruim opgezocht in zijn eerste essaybundel De chaos en de volheid. In zes essays (door Cornets de Groot in navolging van W.F. Hermans gespeld als “esseejs”) gaat hij het astrologische aspect in Vestdijks werk na.
Door het nog altijd groeiende romanoeuvre van Vestdijk (zeker één roman per jaar) is het onmogelijk een overzichtskritiek op zijn werk te geven, dat bovendien zeer afwisselend is in genres en thema’s. Dat neemt niet weg dat de kritiek het wat zijn werk betreft toch wel laat liggen; het is een grotendeels onontgonnen gebied, daar doen de boekjes van Nol Gregoor over Vestdijk en Lahringen en van Anne Wadman (Handdruk en handgemeen) weinig aan af.
De essaybundel van Cornets de Groot is het eerste werk dat dieper op Vestdijks werk ingaat, vertrekkend van ’n gerichte visie, de astrologische wisselwerking in het werk van Vestdijk. Het is ondoenlijk in deze kroniek de onthullingen en verhullingen van Cornets de Groot weer te geven: zijn studie laat zich niet in enkele woorden vangen; wat overigens en zeker in dit geval een compliment is.
Cornets de Groot over Simon Vestdijk
Jos Panhuysen
Het Binnenhof, 22 april 1967.
Simon Vestdijk is een auteur die van raadselen houdt en zijn lezers daar graag op vergast. Hij is ook een auteur die wat hij in zijn leven leerde, te pas brengt te zijn werk. In de laatste der twintiger jaren, zoals R. A. Cornets de Groot in zijn vijfvoudige essay over Vestdijk, De chaos en de volheid vertelt, leerde Vestdijk astrologie van mevr. H.S.E. Burgers, een psychologe uit de school van Jung van wie in 1963 het werk Leonardi’s Psychologie der twaalf typen verscheen.
Vestdijk had al eens astrologie gepleegd in Het vijfde zegel, zijn Greco-roman. Hij deed het eerst recht, nadat Willem Pijper voor wie Vestdijk de tekst van diens opera Merlijn schreef, hem daartoe had aangezet. Men vindt astrologie, sterrenpsychologie dus, in het grote gedicht van Mnemosyne in de bergen, in Merlijn in romans als De Vijf Roeiers en De Kellner en de levenden. Een leer, waarin Simon Vestdijk zelf niet gelooft, wordt daar toegepast. Cornets de Groot verdient onze grote erkentelijkheid voor het werk dat hij in opdracht der regering ondernam en uitvoerde. Wie De chaos en de volheid, dat bij Bakker Daamen te Den Haag verscheen, gelezen heeft, zal veel duidelijker geworden zijn in de raadselen die Vestdijk in deze werken zijn lezers niet zozeer voorlegt als wel terloops laat voorbijschuiven, alleen voor de aandachtige bemerkbaar. Cornets de Groot is zulk een aandachtige en zijn boek is een merkwaardig boek. In het laatste nummer van Maatstaf heeft Vestdijk er op gereageerd. Hij zet daar sommige dingen recht.
Hij heeft dan wel gelijk, maar volgens het weerwoord van Cornets de Groot toch niet stééds. Cornets de Groot is als de meeste uitleggers nogal stellig in zijn uitspraken. Uitleggers moet men meestal niet te snel en te onvoorwaardelijk geloven, vooral niet als ze apodictisch zijn. Uit Vestdijks reactie blijkt echter hoezeer hij het vijfvoudige essay van Cornets de Groot waardeert, en al is Cornets de Groot zeker opvallend stellig in zijn wijze van presenteren, hij is er zich blijkens zijn eigen uitspraak, zeer goed van bewust dat hij zich vergissen kan. Wie over astrologie schrijft lóópt dat gevaar.
In elk geval is De chaos en de volheid niet alleen een buitenkansje voor de Vestdijkfans, het is een poging tot verheldering die bijzonder verhelderend werkt en die iemand die Vestdijks werk beter begrijpen wil, terecht niet zal willen missen.
[Geen titel]
Han Jonkers
Eindhovens Dagblad, 3 juni 1967
Behalve voor een overvloed van naar genre sterk uiteenlopende belletristische produkten is er op de boekenmarkt plaats voor vele essayistische uitgaven. Die zijn op zichzelf weer onder te verdelen in aparte genres.
Het vijfvoudig essay dat R.A. Cornets de Groot wijdde aan even zovele werken van Vestdijk (met als vertrekpunt Pijper’s uitnodiging aan Vestdijk de astrologie in zijn werk toe te passen, te vinden in de Inleiding tot de opera Merlijn voor welke opera Vestdijk de tekst schreef) is op en top essay. Een interessante nieuwe ideeënwereld ziet men hier geënt op het werk van Vestdijk. Iets beproefd ook vanuit een persoonlijk en authentiek standpunt.
Niet de astrologie in het werk van Vestdijk is natuurlijk als vondst authentiek, wel authentiek zijn de conclusies waartoe Cornets de Groot na nieuw en scherpzinnig lezen komt van oudere werken als De vijf roeiers, De kellner en de levenden, Mnemosyne in de bergen en Merlijn.
Ze zijn zó boeiend, afgezien van de “wetenschappelijke” waarde die in een essay als probeersel van de geest niet altijd zo zwaar hoeft te wegen, dat men er graag de conclusie aan wil verbinden dat het mogelijk moet zijn op dezelfde wijze dit soort verrassende nieuwe visies aan andere letteren te ontlokken.
Wat nodig schijnt om die aan het licht te brengen is een nieuw soort lezen. Iets anders nog dan het veel gebruikelijke “close reading”. Een ditmaal minder op de implicaties van de tekst gespitste belangstelling maar een die het – nog – verborgen geestelijk plan met de radar van de inquisitieve geest aftast.
Iets dergelijks deed Cornets de Groot in zijn De chaos en de volheid. Een zich onbevangen tot kennis nemen zettende lezer komt aan dit meerdimensioneel zien niet toe. Het heeft ook iets te maken met het moderne wetenschappelijk penetreren op tal van terreinen waarbij ook herhaaldelijk ontdekkingen worden gedaan die alles weer anders maken.
Dit houdt ook wel in dat het boek van Cornets de Groot niet bepaald gemakkelijke lectuur is. Om het op zijn volle waarde te kunnen genieten zal men toch minstens enig idee moeten hebben van het besproken werk van Vestdijk. Eigenlijk behoort men dat naast de inzichten van Cornets de Groot te lezen om er goed toegang toe te krijgen. Zijn er wel velen die naast het vele waarvan regelmatig kennis moet worden genomen nog kans zien dergelijke vergelijkende arbeid te leveren?
Behalve met letteren, en dan speciaal die van Vestdijk, zal men voor goed begrip van De chaos en de volheid nog enig begrip moeten hebben van astrologie en alchemie. Terreinen die voor Cornets de Groot blijkbaar even weinig geheimen hebben als die genoemde letteren. Dat althans kan men afleiden uit het gemak waarmee hij inzichten daaromtrent in literaire termen denkt of vertaalt. Het kost hem weinig moeite die gebieden – astrologie en letteren – als een eenheid te zien.
Hij wordt daarbij uiteraard geholpen door wat Vestdijk zoal over astrologie heeft geschreven. Men kan moeilijk aannemen dat die inzichten in de bevindingen van Cornets de Groot geen rol hebben gespeeld. Dat hij dus alleen heeft geconcludeerd op grond van astrologische aspecten in het werk zelf. Dat zou voor kennis van dit aspect van Vestdijks werk ook onvolledig zijn.
Als men vraagt naar het nuttig effect van deze arbeid (afgezien van het genot van het essaieren wat met nut niets van doen hoeft te hebben) zal dat wel minder liggen in enig nieuw begrip van astrologie dat er vorm door krijgt dan in het soms wel verrassende nieuwe licht dat weer geworpen wordt op Vestdijks al hoog geroemde veelzijdigheid.
Een trouvaille als een vergelijking tussen figuren uit De kellner en de levenden en de twaalf van Da Vinci’s Laatste avondmaal bij voorbeeld mag bij wijze van literaire typologie en verruiming van het geestelijk plan (alles staat meer met elkaar in verband dan men in zijn stoutste dromen heeft durven denken) een boeiende en ook stoutmoedige onderneming worden genoemd. Maar om alle finesses van de toepasselijkheid op Vestdijks werk te leren kennen zou er eigenlijk weer een essay over geschreven moeten worden. Dit is nu eenmaal research waarmee men nooit klaar komt.
Vestdijk en zijn sterrenwichelaar
Carel Peeters
Het Parool, 15 juli 1967
Het “Vijfvoudig essay over S. Vestdijk” De chaos en de volheid door R.A. Cornets de Groot is door Vestdijk zelf onlangs in Maatstaf al van kritische aantekeningen voorzien. Het boek is ontstaan uit een regeringsopdracht voor het schrijven van een studie over “het astrologisch aspect” in het werk van Vestdijk. Dat aspect zit er onmiskenbaar in, maar domineert het? In welke mate is het karakteristiek voor Vestdijks werk en vooral welke waarde vervult het erin?
Cornets de Groots benadering van de epische gedichten Mnemosyne in de bergen, Merlijn en de romans De vijf roeiers en De kellner en de levenden gaat uit van de veronderstelling dat Vestdijk de tekens van de zodiak, met alle daarbij behorende symboliek, in menselijke karakters heeft uitgebeeld. De speculatieve verbeelding van Cornets de Groot weet niet minder speculatieve verbanden te leggen. Aangemoedigd door de herhaalde bevestiging van zijn speculaties meent hij dat Vestdijk volgens een schema heeft gewerkt en dat hij grote waarde hecht aan de astrologie en haar magische, analogische denkwijze. Volgens Cornets de Groot beschouwt Vestdijk zijn personages “in principe als neergedaalde goden” en “de sterren en de planeten vonden hun belichaming” in zijn personages. De behandelde gedichten en romans zouden daardoor vol magie, mystiek en andere stelsels voor de opheffing van de tegenstellingen zitten. Vestdijk is dan geen schrijver meer maar een alchimist die het schrijven gebruikt om het filosofische ei te lijf te gaan.
Vestdijk heeft deze door Cornets de Groot erin gelegde analogische werkelijkheid afdoende ontmythologiseerd door erop te wijzen dat zijn gebruik van de astrologische zodiak niet betekent dat hij nu ook in astrologische sfeer denkt: “De zodiak dient alleen ter verfraaiing of verlevendiging, en natuurlijk als steeds, om het ontwerpen van karakters te vergemakkelijken en onderlinge verschillen en tegenstellingen in het leven te roepen.” Vestdijk had dus evengoed Jungs psychologische typen kunnen gebruiken. Zijn stuk in Maatstaf heet Schema en ideologie. Cornets de Groot wil Vestdijks schema, zijn willekeurig gebruik van de twaalf psychologische typen verenigd in de zodiak, beschouwen als gevolg van een ideologie, het waarde hechten aan de astrologie. Vestdijk hecht er geen waarde aan maar gebruikt de zodiakale werkwijze zuiver pragmatisch: “de diepere betekenis van de romans staat volkomen los van de astrologie.” Al uit zijn boek Astrologie en wetenschap (1948) weten we dat hij er geen waarde aan hecht; hij beschouwt het trekken van horoscopen als een aardig spel waarin hij ook nog wel wil geloven, maar “we gaan moedig voorwaarts wat de sterren ook willen” schrijft hij in een door Bert Bakker gepubliceerd fragment van een brief in Maatstaf.
Afgezien van deze ideologische misduiding heeft Cornets de Groot de sterren in de romans volgens Vestdijk slecht gewicheld. In De vijf roeiers heeft hij drie van de vijf typen foutief geduid; in De kellner en de levenden drie van de twaalf; de gedichten zijn in hun geheel erg speculatief – soms verrassend! – geanalyseerd.
Cornets de Groot heeft de onhebbelijke behoefte veel schrijvers alchimisten te noemen. Zijn interessesfeer zit vol magie, mystiek, mythologie en boeddhisme. In het slot-essay hoopt hij dat de “kosmische dimensie” teruggevonden en door ieder persoonlijk zal worden bevolkt met “engelen en monsters, mits men beseft dat het het eigen heelal is dat men vult: met de eigen engelen het eigen liefs, met de eigen duivels het eigen kwaads, en dat uit de strijd tussen beide het ik verlost kan worden: getransmuteerd tot een eigen God”. Daarvoor is volgens hem plaats omdat de wereld door koele “techniek en brein” wordt beheerst. Deze verlossing of ontvluchting uit de wereld van “techniek en brein” in de kosmische dimensie door middel van wat hij zelf weinig fijnzinnig “zelf-kick” noemt, is wat voor anderen de mystieke eenwording met God is; hij ziet het ook als heil voor velen in deze koude wereld.
Cornets de Groot is op zijn beperkte werkterrein een goed en soms verrassend intuïtief analyst, maar een eenzijdig spiritueel gericht essayist die liever met “engelen en monsters” in zijn kosmische dimensie vertoeft dan op aarde leeft om zijn hoofd te stoten tegen de koude wereld die misschien ook nog zorgt voor een zachte hand voor de pijn; hij wordt liever in een voortdurende roes door Venus gestreeld.
De chaos en de volheid voegt aan de Vestdijk-studie weinig positiefs toe door haar speculatief karakter en ideologie.8
[Geen titel]
P.H.S. Batelaan
Levende talen, oktober 1967.
R. A. Cornets de Groot is niet alleen een van de produktiefste essayisten van de zestiger jaren, maar ook een van de opmerkelijkste. Hij schrijft geen wetenschappelijke artikelen, geen journalistieke stukjes, maar essays.
Men twijfelt er wel eens aan of het essay een literair genre is. Bij Cornets de Groot twijfelt men echter niet meer. Of hij nu schrijft over Van Maerlant, Gorter, Vestdijk of Lucebert, ex-onderwijzer R.A. Cornets de Groot (geboren in 1929) schrijft literatuur.
Nu is het geven van commentaar op De chaos der volheid, een vijfvoudig essay over Vestdijk, waarin het gaat om het astrologische aspekt in Vestdijks werk, een onmogelijke opgave voor iemand die indertijd Nederlands is gaan studeren om andere redenen dan omdat hij Vestdijk zo geweldig vond en zeker voor iemand voor wie de astrologie een duistere zaak is, goed voor sectarische bijgelovigen, lezers van de Avro-bode, damesbladen (Avenue uitgezonderd) en plaatselijke advertentieblaadjes, voor mensen die ook al kunnen voorspellen of de a.s. moeder een zoon of een dochter zal krijgen, kortom voor charlatans. Men verwachte dan ook niet te veel van dit stukje.
Cornets de Groot onderscheidt in het werk van Vestdijk voorlopig twee perioden: een van voor en van na 1938, het jaar waarin Willem Pijper de schrijver van Merlijn ertoe gebracht heeft de astrologie in zijn scheppend werk toe te passen. De zodiakale psychologie, t.w. de leer der karakters paste Vestdijk weliswaar ook al toe in Het vijfde zegel, maar zijn motieven waren toen nog van zuiver pragmatische aard, zoals Vestdijk in een commentaar op De chaos der volheid verklaart (Maatstaf maart 1967, pag. 3 e.v.)
In zijn boek behandelt de auteur achtereenvolgens Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden. De analyses van deze werken zijn verhelderend en vaak amusant. Verreweg het best vind ik het gedeelte over het laatste boek en De Groots interpretatie ervan is beslist de moeite van het overwegen waard ondanks Vestdijks bestrijding ervan in het reeds genoemde nummer van Maatstaf. Cornets de Groot ziet de acteur Haack als de hoofdpersoon. Wat beschreven wordt, ziet hij als een droom van Haack, waaraan hij dan de hypothese verbindt, “dat dit in twaalf hoofdstukken verdeelde boek een horoskoop is – een horoskoop van Haack – die, bij afwezigheid van astrologische tekens en taal werd uitgedrukt in simbolen en taal van Haacks psiche”. Deze ingeving wordt niet onverdienstelijk aannemelijk gemaakt (de 12 hoofdstukken zouden de 12 “huizen” zijn), maar er is wel wat meer voor nodig dan wat aanwijzingen om dit allemaal geheel geloofwaardig te maken, dat kan de essayist Cornets de Groot rustig overlaten aan de schrijver van een wetenschappelijk artikel.
In het samenvattende laatste hoofdstuk schrijft Cornets de Groot o.a.: “Vestdijk beschrijft zijn wereld, die deze wereld niet is, niet direkt. Hij maakt er een model van, een filosofisch ei, of in de vorm van een horoskoop. En door te vertellen wat daar gebeurt, komen wij te weten wat hier gebeurt en wat er gebeurt in het innerlijk van de schrijver, de alchimist”, een citaat dat o.m. duidelijk maakt dat De chaos der volheid, een boek is voor Vestdijk-fans, maar beslist ongeschikt is voor bijgelovigen, lezers van de Avro-bode en andere advertentieblaadjes.
Lezen met twee ogen
Jan Huijnink
Nieuwe Rotterdamse Courant, 20 januari 1968.
R.A. Cornets de Groot is een veelzijdig en apart essayist. Scherpzinnig speurend naar dubbele bodems, de hand aan de alarmschel, onderwerpt hij totaal uiteenliggende onderwerpen met het gemak van de loslippige erudiet aan een behandeling. Elke regel die hij schrijft is herkenbaar van hem. Karakteristiek voor zijn methode is wat ik zou willen noemen het lezen met twee ogen. Met het ene leest hij vermoedelijk wat er staat. Het andere houdt zich bezig met wat er gestaan zou hebben, als Cornets de Groot de auteur maar geweest was. Hij maakt zich dus nog al eens schuldig aan wat men met een term uit het kloeke Duitse jargon Hineininterpretierung noemt. Echter dit kan geen verwijt zijn voor iemand die een van zijn beste produkten de titel Proeve van Hineininterpretierung meegeeft. Voor hem begint de uitleg- met de inlegkunde, de laatste maakt een essentieel element uit van zijn leesmethode.
In de inleiding op zijn afgelopen jaar bij Bert Bakker/Daamen N.V. verschenen boek De open ruimte voert hij ons, als Mulisch in Bloed- en bodemkundig, als een verlichte die enkele van zijn incarnaties moeiteloos schouwt, terug naar de tijd toen hij, in de gedaante van Hugo de Groot, de zee juridisch vrij maakte voor de roofzuchtige Hollanders. Nu geeft hij ons de vrijheid van de ruimte: de open ruimte: “een ruimte open voor ieder denkbaar of ondenkbaar heelal.” Wat voor de schrijver in dit boek in het bijzonder van belang is, en nauw samenhangt met zijn exploratie van de open ruimte, is het werken met wat hij noemt de Kosmische Metafoor, kortweg de K.M., waarvan hij de exclusieve ontdekking aan zichzelf toeschrijft.
Voor wat de term betreft is dat zeker waar. Maar al in vrij oude beschouwingen over Vondel, Bilderdijk, Perk en Marsman komt men het besef tegen dat de dichter het door hem in zijn werk ontworpen wereldbeeld “kosmische allure” verleent door het gebruik van aan het heelal ontleende metaforen. Cornets de Groot bedeelt de kosmische metafoor alleen een veel ruimere plaats toe, en weet er ook meer wezenlijks over te zeggen, d.w.z. over het functioneren van zo’n metafoor in het literaire werk.
Ongetwijfeld wordt dat mee veroorzaakt door zijn bezetenheid voor literatuur, die hij allereerst als een plaatsbepaling van de mens in het hem omringend heelal schijnt te zien. Ik zeg bezetenheid en naar ik meen terecht, want hij is een verslaafde. Bij het lezen van zijn werk, dat niet alleen geboren lijkt uit een onverzadigbare leesdrift, maar evenzeer uit het verlangen het “bevrijdende” woord te vinden, heb ik steeds het gevoel gehad met iemand te doen te hebben die wat schrijvers zeggen volkomen au sérieux neemt en daarvan ook de volle consequentie aanvaardt. Zijn essays zijn de creatieve neerslag van deze geëngageerdheid en ontlenen daaraan ook grotendeels hun waarde.
In tegenspraak daarmee schijnt: “Ik ben niet geïnteresseerd in literatuur – ik interesseer me voor een wijze van leven.” Maar men mag hier leven en literatuur gerust als synoniemen beschouwen, zonder daar overigens de conclusie uit te trekken dat Cornets de Groot verliteratuurd zou zijn. Daarvoor is zijn inzet te persoonlijk.
Op deze tweeëenheid van literatuur en leven legt hij voortdurend de nadruk. Hij ziet – terecht uiteraard – de schrijver allereerst als de schepper van een persoonlijke mythe, die de lezer tot de zijne moet maken, voor hij het werk kan “begrijpen”. Het is ook vanuit deze visie dat zijn “gewetenloos” hineininterpretieren verstaan moet worden. Hij eigent zich het door de schrijver aangeboden materiaal zo toe dat hij ermee leven kan, sterk uitgedrukt: zoals de mens met zijn mythe.
Natuurlijk brengt een consequent vasthouden aan een dergelijk standpunt wel enige bezwaren met zich mee: volstrekte dienstbaarheid aan de schrijver, geen ruimte voor kritiek. Een waardeoordeel is uitgesloten, de lezer is niets meer dan een leerling die in ademloze bewondering opziet naar de meester. Tot welke nonsens dit kan leiden, leert het stuk over Vinkenoogs Liefde: “…het materiaal dat het levert is niet verwerkt in artistieke zin. De vorm die het heeft, ontstaat pas tijdens het lezen: Vinkenoogs boek doet een beroep op de zelfwerkzaamheid van de lezer.” Het is echter de vraag of niet veeleer de lezer het recht heeft een beroep te doen op de artistieke werkzaamheid van de schrijver.
De open ruimte bevat verder enkele heel interessante benaderingen van schrijvers – niet in de laatste plaats interessant doordat Cornets de Groot, ondanks zijn bescheiden afhankelijkheid van de behandelde figuren, op sommige details, die een ander onbelangrijk zullen voorkomen, gewapend met zijn intuïtie en grote belezenheid, uitvoerig ingaat, daarmee onvermoede perspectieven openend. Als voorbeeld daarvan noem ik Een heksensabbat, dat voor mij een heel nieuw licht werpt op enkele aspecten van Vestdijks De kellner en de levenden.
De best geslaagde beschouwingen zijn ongetwijfeld die over Lucebert. Met deze figuur heeft de schrijver wellicht niet de grootste verwantschap – eerder met Mulisch -, maar dat zorgt er juist voor dat hij zich niet al te veel laat meeslepen door een onzakelijk enthousiasme. Opvallend voor zijn visie en methode is overigens weer een regel als: “Wat men ziet, is van minder belang dan wat men erin ziet.” Toch slaagt hij erin op luciede wijze betekenis en achtergrond van enkele niet eenvoudige gedichten te achterhalen, waarbij hij terloops enige principes van Luceberts poëzie uiteenzet. De daarbij verworven inzichten zijn de basis voor de afdeling De nieuwe poëtika, waarin ter illustratie een belangwekkende analyse van het negende gedicht uit de cyclus De dieren der democratie ondernomen wordt.
Behalve de kosmische metafoor heeft Cornets de Groot de alchimie ontdekt als literair structuurprincipe. De alchimie, het middel “om de onmacht meesterschap te geven”, zoals de omslag van het dit jaar bij De Bezige Bij verschenen De Zevensprong vermeldt. Het boek bevat essays over Jacob van Maerlant, Jan van der Noot, Herman Gorter, Simon Vestdijk, W.F. Hermans, Lucebert en Harry Mulisch en “is een poging een literaire ontwikkeling niet in traditionalistische, maar evolterende geest aan te duiden.”
In de flaptekst wordt het verband tussen revolte en alchimie duidelijker gelegd dan in de essays zelf, maar dat neemt niet weg dat de meeste de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Voor Cornets de Groot is alchimie – en hij volgt hier voorzover ik zie vooral de opvattingen van Jung – niet een manier om goud te maken, maar een mystieke techniek. De verandering van de stoffen door de alchimist samengebracht in het filosofisch ei (een fles) bewerkstelligt eenzelfde verandering in de geest van de alchimist: een reiniging. Het is hier niet de plaats daar verder op in te gaan, maar een feit is dat de schrijver in Van Maerlants Torec – tot dusver beschouwd als een vrij willekeurige rangschikking van ridderavonturen – een compositie weet aan te tonen die verrassend veel lijkt op het verloop van het proces in het filosofisch ei. M.a.w. Torecs avonturen zijn de metaforische omschrijving van een mystieke ervaring. Dat Cornets de Groot er niet voor terugdeinst ook moderne auteurs aan de alchimistische symboliek te toetsen, lijkt aanvankelijk nogal wonderlijk. De resultaten zijn dan ook niet altijd even gelukkig, het stuk over Gorter is zonder meer teleurstellend. Echter, ook al aanvaardt men zijn uitgangspunt niet helemaal (het is daarvoor te beperkt), toch zal men niet kunnen ontkennen dat hij over Vestdijk, Hermans en Mulisch alleszins acceptabele opmerkingen weet te maken.
De beschouwing over Hermans’ De God denkbaar denkbaar de God is een prachtig voorbeeld van zijn uitzonderlijke leesintuïtie en voor het werk van Mulisch lijkt hij mij de beste interpreet van dit ogenblik, al hanteert hij hier te veel de stijl van de bijbelexegeet met onwankelbaar godsvertrouwen. In besprekingen van zijn eerste boek werden nogal eens opmerkingen gemaakt over het schoolmeesterachtige van zijn stijl en inderdaad kan men bezwaar hebben tegen sommige uitlatingen ex cathedra. Ze zijn meestal voldoende pedant om irritatie op te wekken, maar meestal ook gewoon waar. Vervelender vind ik de gelukkig weinig pogingen om tot humor te komen. Het niveau daarvan ligt, geloof ik, duidelijk beneden dat van de essays. Misschien forceert hij zich hiermee een beetje, bang al te ernstig genomen te worden. Misschien ook mis ik het orgaan om dat in de juiste proporties te zien.
In ieder geval, Cornets de Groots stijl is, in de beste Forumtraditie, de uitdrukking van zijn persoonlijkheid, een persoonlijkheid intelligent en gevoelig genoeg om, geconfronteerd met zijn lievelingsauteurs, voor een boeiend resultaat borg te staan.
[Geen titel]
Rico Bulthuis
Haagsche Courant, datum onbekend.
Dat S. Vestdijk de astrologische psychologie, en daarmee de bouw van de horoscoop in enkele gevallen als ondergrond voor een romancompositie gebruikt, is aan velen bekend. Hij schreef niet zonder interesse Astrologie en wetenschap een onderzoek naar de betrouwbaarheid der astrologie. (Arnhem 1949) waarin hij steunde op de speculatief-wijsgerige zodiacale studies van mevrouw H.S.E. Burgers. Zijn geloof aan de betrouwbaarheid van de astrologie is bijzonder gering, maar dat deze willekeurige typologie, die in nauw verband staat met de Griekse mythologie, aantrekkelijk en bruikbaar is, was ook voor hem duidelijk.
R.A. Cornets de Groot, bekend uit zijn beschouwingen in toonaangevende literaire tijdschriften, voltooide met De chaos en de volheid een regeringsopdracht tot het schrijven van een essay over het astrologisch aspect in het werk van Simon Vestdijk. Hij analyseerde een viertal werken in vijf hoofdstukken: Mnemosyne in de bergen (1946), Merlijn (1957), De vijf roeiers (1951) en De kellner en de levenden (1949) om met de levensbeschouwing – zie ook Vestdijks De toekomst der religie (1947) – van de schrijver te besluiten.
Tijdens het lezen van deze essays denk je soms: “gezocht, dus gevonden”, want de bewijsvoering is niet altijd zuiver exact, en zelfs niet altijd astrologisch, want Mercurius is volgens mijn leermeesters beslist geen symbool van de seksualiteit, zoals Cornets de Groot op pagina 67 beweert.
Veel van de beschouwingen worden in verband gebracht met een in 1963 verschenen studie van mevrouw Burgers over “Leonardo da Vinci’s psychologische twaalf typen”, en tot mijn verbazing noemt de schrijver ook de bekende studie van Ludwig Staudenmaier over diens eigen persoonssplitsing (1912), die niets, maar dan ook niets met het onderwerp heeft te maken.
In tegenstelling met de meeste astrologische beschouwingen, komt de schrijver met Vestdijk tot de slotsom, dat wij iedere minuut van ons leven een andere richting kunnen inslaan, waarmee het voorspellende karakter zelfs bij de theoretische persoonlijkheden die de zodiacale psychologie naar voren schuift, wordt ontkend.
Dat De chaos en de volheid ondanks de bezwaren die tegen een dergelijke studie kunnen worden ingebracht, van groot belang is voor een meer afgeronde Vestdijk-studie, is buiten kijf. Bovendien heeft R.A. Cornets de Groot als één der eersten de bekoorlijkheid en de belangrijkheid van een juist geïnterpreteerde astrologie onomstotelijk aangetoond.
Schrijvers, boeken, gesternten
Dr. C. Rijnsdorp
Datum en publicatie onbekend.
De astronomie (sterrenkunde) is een wetenschap, de astrologie (sterrenwichelarij) “een interessant bijgeloof met dichterlijke inslag” (prof. Minnaert). De astrologie berust op het aannemen van een samenhang tussen de beweging der hemellichamen en het gebeuren op aarde. Het lot van de mens zou van geboorte tot dood worden bepaald door de loop van de sterren. Om het schrift des hemels te kunnen lezen moet de astroloog over een zeer ingewikkelde kennis beschikken. Als zodanig is de astrologie theoretisch en praktisch zonder enige waarde.
Wie evenwel meent dat hiermee voor ontwikkelde mensen het laatste woord gezegd is, heeft buiten de waard gerekend. Dat zit ‘m in die “dichterlijke inslag”. Voor scheppende kunstenaars van een bepaald type heeft de astrologie aantrekkelijke en stimulerende kanten.
Ze geloven er wel niet letterlijk in (met “ze” bedoel ik bijvoorbeeld Vestdijk over wie Cornets de Groot handelt, en Jonckheere), maar de astrologie, in het bijzonder de twaalf tekens van de dierenriem, bevrucht(en) de fantasie. Ook Marsman is er indertijd door geïnspireerd.
De astrologie geeft precies die combinatie van stelligheid en vaagheid, structuur en mogelijkheden van combinatie, kennis en fantasie, kosmisch ruimtegevoel en besef van persoonlijke waardigheid, die de artist voor zijn scheppende arbeid nodig heeft. Vooral ook door de ouderdom van het stelsel en van de symbolische geladenheid der zodiaktekens: ram, stier, tweeling, kreeft, leeuw, maagd, weegschaal, schorpioen, boogschutter, steenbok, waterman, vissen.
Cornets de Groot analyseert van het astrologisch gezichtspunt uit vier werken van Vestdijk: Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden. In een slotstuk: De chaos en de volheid, geeft hij een samenvatting met enkele persoonlijke opmerkingen. “Sinds geruime tijd interesseer ik mij voor de vraag hoe een modern mens voort kan gaan het heelal met engelen en duivels te vullen, ofschoon hij weet, dat het heelal leeg is: een grote machine sinds Newton, of een grote gedachte (a great thought) volgens Sir James Jeans, en alleen in die zin een volheid” (bl. 187).
Men heeft het christendom achter zich gelaten, ontwaart het vacuüm, men kan niet toe met exacte wetenschap voor welke de verbeeldingskracht lastig en inferieur is; men is te verlicht om een echte adept van de astrologie te zijn, maar men begroet haar als een heerlijk veld van spel en taal, van vrijblijvende combinatiemogelijkheden en esoterische gebaren. “Er bestaan nog wonderen. Het is mogelijk om in een wereld, waarin techniek en brein de heerschappij voeren en bij iedere stap voorwaarts steeds duidelijker maken dat God dood is, de kosmische dimensie terug te vinden en het heelal opnieuw te bevolken met engelen en monsters, mits men beseft dat het het eigen heelal is dat men vult…” (bl. 192).
Cornets de Groot gaat van het werk van één auteur terug op de astrologische achtergronden; Karel Jonckheere sorteert een groot aantal auteurs naar hun geboortedatum en zo naar het teken waarin ze geboren zijn, om op deze manier hun ram-, stier-, kreeft-, schorpioenachtigheden enz., op te sommen. (…)9
Cornets de Groot is van een jongere generatie: minder speels, serieuzer. Zijn essaybundel De Zevensprong, in deze rubriek eerlang te bespreken, zal ons een proeve van “alchimistische” benadering van literatuur verschaffen. Christelijke literatuurbeschouwing wordt achterlijk en onmogelijk geacht, maar astrologische en alchimistische visies spreken vrijelijk mee.
[Geen titel]
Bernard Kemp
Onbekende publicatie.10
Dat je bij Vestdijk anders met véle niveaus rekening moet houden, verneemt men nog in het zopas verschenen werk van R.A. Cornets de Groot, De chaos en de Volheid, een vijfvoudig essay over S. Vestdijk. Het gaat hem eigenlijk om “het astrologische aspekt in Vestdijks werk.” Ik wilde daar hier nog pro memorie naar verwijzen, en even de titel veralgemenen, omdat chaos en volheid de twee polen zijn waartussen de literatuur, en elke roman telkens opnieuw poogt een vonk te doen ontstaan. Maar elke vonk is een wonder dat door niets kan worden gegarandeerd.11
[Geen titel]
d.B.
Datum en publicatie onbekend.
In dit vijfdelige essay behandelt de schrijver het astrologisch aspect in het werk van de romancier Simon Vestdijk. Daartoe houdt hij zich uitvoerig bezig met de romans Mnemosyne in de bergen, Merlijn, De vijf roeiers en De kellner en de levenden. De auteur laat zien, hoeveel verwantschap Vestdijk vertoont met de ideeën van zijn leermeesteres, mevr. H.S.E. Burgers, naar wier boek Leonardo da Vinci’s psychologie der twaalf typen hij voortdurend verwijst. Een frisse, niet gemakkelijke aanpak, die als regeringsopdracht zeker geslaagd mag heten.
[Geen titel]
[Anoniem]
Datum en publicatie onbekend.
Kritische opstellen over vier boeken van Simon Vestdijk (geb. 1898) waarin schrijver aantoont hoe de personages in die werken typologisch en psychologisch zijn bepaald volgens de twaalf tekens van de dierenriem en de zeven planeten.
H.A. Wage
‘Tijd en werkelijkheid in ‘De kellner en de levenden’ van S. Vestdijk, Tijd en werkelijkheid in de moderne literatuur, Wassenaar, 1974, p. 107.
Vervolgens is er – maar terzijde, meen ik – een relatie met de astrologie als men denkt aan de tekens van de dierenriem en de twaalf bewoners. Van hier naar Da Vinci’s schilderij van het Laatste Avondmaal loopt een weg die mevrouw H.S.E. Burgers in 1963 aangelegd heeft en waarlangs R.A. Cornets de Groot probeert de zoëven bedoelde relaties vast te stellen. [noot: Chaos, p. 167 e.v.] (…) Een visie die het astrologische element in zich opneemt, lijkt mij in dit verband meer relevant dan een die in de twaalf direct de discipelen van Jezus wenst te zien of indirect vertegenwoordigers van alle volken die in de Tweede Wereldoorlog met elkaar op de vuist gingen.
Rudi van der Paardt
Over de Griekse romans van Simon Vestdijk, Amsterdam, 1979, p. 42.
Hoeveel astrologie Vestdijk in (een deel van) zijn werk had ‘gestopt’, werd nog weer veel later duidelijk gemaakt door de studie van R.A. Cornets de Groot, De chaos en de volheid, Den Haag 1966. Hij kon zijn werk des te onderlegder verrichten, omdat de denkbeelden van mevr. Burgers in 1963 ook voor anderen toegankelijk waren geworden door publikatie van haar boek Leonardo da Vinci’s psychologie der twaalf typen, Amsterdam 1963. Op de studie van CdG. verscheen een kritiek van Vestdijk zelf: Schema en ideologie, Maatstaf 14 (maart 1967), p. 1013-1031. Al met al hebben deze studies onze kennis van de astrologie in het algemeen en van de Vestdijkiaanse toepassing daarvan in zijn werk in het bijzonder niet weinig vergroot. Over het belang daarvan voor de interpretatie van dat werk valt te twisten, maar in zijn algemeenheid kan men toch staande houden dat de astrologie bij de interpretatie van heuristische waarde kan zijn. [noot: Astrologie – een extra-literair gegeven?]
In een roman waarin de ‘held’ een ster wordt, ligt toepassing van die astrologie zeer voor de hand. Hier staat tegenover dat Vestdijk in zijn ‘antikritiek’ Aktaion niet noemt als ‘astrologische roman’. Hij schrijft daar dat de astrologische typologie alléén voorkomt in romans (en enkele grotere gedichten – zie ook de studie van CdG) met veel personages – dat wil zeggen minstens twaalf -, ‘waarbij de ordening langs zodiakale weg zich […] vanzelf aanbood’, en die romans zijn dan Het vijfde zegel, De kellner en de levenden, De vuuraanbidders, Bevrijdingsfeest en Het spook en de schaduw. Maar na deze opsomming volgt een typisch Vestdijkiaanse toevoeging: ‘misschien vergeet ik er een paar’ (p. 1015/16). Andere belangrijke opmerkingen uit dit opstel zijn ten eerste dat boeken met onvolledige astrologische psychologie (dus niet met alle twaalf tekens) niet voorkomen – zulks contra een opmerking van CdG in zijn studie gemaakt – en ten tweede dat de zodiak alleen dient ter verfraaiing en verlevendiging en vooral voor het gemak van de auteur. Dat belooft dus niet zo veel voor onze roman [Aktaion onder de sterren], maar of Vestdijk hier het achterste van de tong heeft laten zien mag worden betwijfeld. Het is vooral weer CdG geweest die deze uitspraken van de meester zelf heeft ondermijnd en bij voorbeeld in het artikel De opbouw van Vestdijks romans, Raam 90 (dec. 1971), p. 14-30, van verschillende romans buiten het canonieke rijtje overtuigende astrologische interpretaties heeft geleverd.
[Geen titel]
P. Kralt
Door nacht en ontijd: over de Ierse romans van S. Vestdijk, Amsterdam, 1983, p. 120.
Het uitvoerigste vertoog over Ierse nachten kwam van R.A. Cornets de Groot. In De chaos en de volheid, een vijfvoudig essay over S. Vestdijk (Den Haag 1966), een boek dat het astrologische aspect van Vestdijks werk behandelt, staat ook een stuk over de tweede Ierse roman (p. 126-155). Als grondtrek ziet Cornets de Groot de kringloop van duisternis naar licht, een beweging, die zich ook in het innerlijk van de vijf roeiers voltrekt (p. 127). Hij kent vervolgens ieder van de vijf een planeet toe (Conic is Mercurius, Maurice is Venus enzovoort) en beschrijft vanuit dit gegeven hun karakters. Hun gezamenlijke doel is ‘zelfbevrijding door het doden van de vader en het huwen van de moeder’; de vaderfiguur is gesymboliseerd in Coyne, de moeder in Moyna. Hij bespeurt, al in- en uitleggend, een astrologisch-alchemistische symboliek in het verhaal, waardoor zich de dunne draad van het Boeddhisme vlecht.
Vestdijk heeft op Cornets de Groots vijfvoudige essay gereageerd in het opstel Schema en ideologie (Maatstaf 14, 1966/67, p. 1013-1031),12 waardoor we net als bij Ierse nachten, als bij toeval mee kunnen kijken in de kladboeken van de auteur. Terecht constateerde Cornets de Groot, dat Vestdijk soms gebruik maakte van de zodiakale psychologie, terecht ook, dat voor De vijf roeiers niet de zodiak, maar vijf planeten de basis vormden; ten onrechte herleidde hij de structuur van de roman tot dit gegeven (alleen de personen zijn planetair opgezet) en ten onrechte typeerde hij Conic als Mercurius, John als Jupiter, Pat O’Hara als Saturnus. De argumenten van Cornets de Groot zijn ‘hier en daar vrij oppervlakkig’; de ‘averechtse interpretaties’ doen echter nauwelijks afbreuk aan zijn ideologische verklaring van het boek.
In Ladders in de leegte (‘s-Gravenhage 1981), een nieuwe essayverzameling van Cornets de Groot, staat ook het opstel Hendrik Cramers verhaal (p. 46-56);13 het is een bewerking van zijn antwoord14 op mijn beide eerste artikelen, ontdaan van zijn polemisch karakter en enigszins toegepast op de thematiek van de bundel, die de auteur zelf formuleert in de vraag: hoe komt een schrijver aan zijn woorden?
Theun de Vries
S. Vestdijk: grootheid en grenzen van een fenomeen, Leiden, 1987, p. 102.
Het is bijna ondoenlijk om in deze poëzie [Mnemosyne in de bergen] door te dringen zonder gids; studies als die van R.A. Cornets de Grot zijn in dit verband vrijwel onmisbaar. [noot: Bedoeld wordt vooral diens De chaos en de volheid, Den Haag 1966.]
Vooraf
H.A. Wage
Vestdijkkroniek nr. 76, september 1992, p. 62.
Rudy Cornets de Groot schreef uitvoerig over “Mnemosyne in de bergen”. In zijn De chaos en de volheid (Den Haag 1966) vindt men de in twee delen gesplitste beschouwingen. Ik ga dat werk niet overdoen, maar verwijs liever naar het eerste hoofdstuk waarin de schrijver het epos op de versvoet volgt.
Naderhand spraken we af, dat we gezamenlijk een stuk voor de Kroniek zouden maken waarin onze meningen zo helder mogelijk te voorschijn zouden komen.15 De dood heeft dit verhinderd. Hier probeer ik de negende zang te volgen en te interpreteren en zo de herinnering te staven aan een zeer goede vriend en een kenner van astrologische tekens. […]
De twee wegen van schuld
Tini Booij
Vestdijk-jaarboek 1996, p. 114-115.
[…] Cornets de Groot en de zijnen gaan ervan uit dat Vestdijk, aangezien hij over astrologie heeft geschreven, deze wetenschap dus in zijn romans heeft verwerkt. “Vestdijks sisteem berust voor een belangrijk deel op de astrologie,” zegt Cornets de Groot in zijn De chaos en de volheid (p. 6), en hij kan wel drie romans vinden waarvoor dat opgaat. Hoe onjuist deze visie is, blijkt uit Cornets de Groots gehannes met Richard Haack. Volgens de horoscoop zou deze de Petrusfiguur moeten representeren uit Da Vinci’s Laatste Avondmaal. Maar Cornets de Groot vindt hem op andere gronden eerder een Judas (p. 174). Zodra de astrologie hem tegenspreekt, laat hij haar vallen. Van de stelling dat Vestdijks werk volgens een astrologisch systeem begrepen moet worden, blijft dan niet veel over. Niemand heeft overigens meer bezwaar tegen de hele astrologie geuit dan Vestdijk zelf, waardoor de waarde van deze ‘wetenschap’ voor de interpretatie van diens werk wel heel relatief wordt. […]
- In Cornets de Groots handschrift: ‘W.J. v/d Paardt (?)’ [↩]
- In handschrift: ‘Alg. gron. stud. weekbl.’ [↩]
- In handschrift is een pijl met vraagteken aangebracht tussen deze zin en de passage: ‘Als C.d.G. dan ook zegt: “Vestdijks sisteem (jazeker) berust voor een belangrijk deel op de astrologie,” dan kan hij deze bewering niet waarmaken, omdat uit zijn boekje alleen opgemaakt kan worden dat Vestdijks sisteem voor een uiterst onbelangrijk deel op de astrologie berust.’ [↩]
- Zie Cornets de Groots reactie op deze recensie in het artikel Knipselbureau. [↩]
- Kees Fens was mede-oprichter en -redacteur van het tijdschrift Merlyn, waarin twee jaar eerder, in oktober en november 1965, de eerste twee hoofdstukken uit De chaos en de volheid over Mnemosyne in de bergen waren verschenen. [↩]
- S. Vestdijk: Schema en ideologie. [↩]
- Een schrijver mée als tegenschrijver over een schepper mée als tegenschepper. [↩]
- Zie noot 4. [↩]
- De auteur bespreekt hierna Een hart onder de dierenriem van Karel Jonckheere [↩]
- In Cornets de Groots handschrift: ‘(een belgisch blad)’. [↩]
- Cornets de Groot heeft hier, en vóór de ondertekening, de woorden ‘zeker niet door’ aan toegevoegd, zodat de zin ‘Maar elke vonk is een wonder dat door niets kan worden gegarandeerd, zeker niet door Bernard Kemp’ ontstaat. [↩]
- Zie noot 6. [↩]
- Hendrik Cramers verhaal. [↩]
- Ierse en on-Ierse kwesties, Vestdijkkroniek, nr. 14 (dec 1976), p. 18-27. [↩]
- Zie brief nr. 9 van Cornets de Groot aan H.A. Wage [↩]