Nawoord

Bron: Saskia Cornets de Groot, Verborgen identiteit, Den Haag, 2024, p. 216-221.

Het verhaal is geschreven! Ik ben blij dat ik alle informatie die ik in woord en beeld had integraal in één verhaal met elkaar in verband heb gebracht. Ik moest daarbij aan Jan Brokken denken:

Ik heb altijd de behoefte aan overzicht gehad. Aan het inpassen van levens en gebeurtenissen in een groter kader. Dat geeft mij het gevoel adem te kunnen halen.1

Mijn gemengde achtergrond vind ik mooi, terwijl die afkomst geen eigen verdienste is. Noch dat ik voortkom uit een patriciërsgeslacht, noch dat ik afstam van mijn Indonesische overgrootmoeder Komot. Wel kon ik er iets mee doen. Het hebben van zowel Nederlands als Indonesisch bloed hoort bij me, het zegt waar ik vandaan kom en hoe dat door de geschiedenis bepaald is. Ik vind het mooi dat ik dat weet en mag doorvertellen. Ik reisde daarvoor alle familieplaatsen na. Tijdens mijn reizen had ik nog geen idee dat ik er ooit een verhaal over zou schrijven. Wel was opvallend dat ik alles nauwgezet bijhield, opschreef en fotografeerde. Achteraf gezien heeft de totstandkoming van dit verhaal vanaf de voorbereiding van mijn eerste reis ruim 13 jaar geduurd.
Terugkijkend heb ik niet alleen informatie op een rij gezet, het schrijven van het verhaal leverde vooral nieuwe en diepere inzichten op. Er was meer te vertellen, meer dan alleen het exotische beeld dat ik als kind van voormalig Nederlands-Indië had. Tijdens mijn reizen keek ik ook naar het Nederlandse koloniale verleden en naar de Indonesische vrijheidsstrijd tegen de Nederlandse overheersing. Eigenlijk wist ik niets van de eeuwenlange Nederlandse koloniale en gewelddadige geschiedenis. Ik heb er nooit iets over op school geleerd en moest er zelf naar op zoek gaan door er veel over te lezen, experts te raadplegen en te speuren op internet.

Het schrijven van het verhaal heeft me geholpen de vraag te beantwoorden hoe ik op de koloniale geschiedenis terugkijk. Ook leidde het tot zelfonderzoek. Uit al deze informatie kon ik dit verhaal construeren. Nu het is voltooid, geeft me dat veel voldoening. Want alles wat ik wilde vertellen, heb ik in dit samengestelde verhaal vastgelegd. Ik schreef een persoonlijk verhaal, een Indische familiebiografie en een koloniale geschiedenis ineen. Tegen die koloniale achtergrond heb ik mijn familie in Nederlands-Indië beter leren kennen en daarmee mezelf. Ik zocht antwoord op de vraag hoe Indisch ik ben. Met al het zoeken naar plekken, steden, dorpen, huizen, objecten, kwam ik steeds dichter bij mezelf. Aandoenlijk schrijft mijn broer Rutger mij:

Hier kwam je vandaan, dit waren je vaders en moeders. En telkens als het je lukte om ze ‘aan te raken’, raakten zij jou aan: ja, wij hebben jou op ons geweten, en wat leuk dat je hier nu bent!

Ik ben dus aangesloten op degenen die mij voorgingen, zij maken deel van mij uit. Ik weet nu hoe Indisch ik ben. Ik ben 100% indo. Dit geldt natuurlijk voor alle vermengingen, want indo betekent het hebben van gemengd bloed, of de verhouding nu 50-50 of 99-1% is, het maakt niet uit. Ik bedoel ermee dat ik meer indo ben dan ik dacht. Want mijn familie heeft een Indisch verleden, de koloniale geschiedenis met zijn gruwelijkheden speelt zich ook in mijn familie af. Het verleden is meer een deel van mezelf geworden, waardoor ik een veel dieper gevoel gekregen heb van wie ik ben. Met het inkleuren van mijn Indische familiegeschiedenis maakte ik mijn eigen identiteit duidelijker: ik voel me nu volledig indo.
Weliswaar vind ik het nog steeds jammer dat ik voor anderen niet als indo herkenbaar ben, maar op de vraag of ik geboren zou willen worden met een Indisch uiterlijk, moet het antwoord toch ontkennend zijn. Want in dat geval zou ik iemand anders zijn.

Vanuit dit versterkte indo-bewustzijn kon ik me makkelijker verhouden tot het koloniale verleden en tot de koloniale erfenis die me tijdens het schrijven steeds duidelijker werd: een diepgeworteld superioriteitsgevoel in het Nederland van nu, waar het koloniale, racistische denken niet is gestopt. Met de kennis uit het verleden, zoals het inzicht dat door de koloniale erfenis “witte mensen zich stilletjes en vanzelfsprekend een normatieve en superieure positie hebben toegekend”, kan ik de verschillen beter begrijpen, ertegen strijden en actief solidair zijn met degenen die niet aan de dominante norm voldoen.2 Ik denk daarbij aan de schrijfster en activist Rachida Aziz die haar boek Niemand zal hier slapen vannacht schreef voor:

[a]lle mensen die onderdrukt, misbruikt, uitgespuugd en tegen elkaar opgezet werden. Alle mensen die niet de norm zijn in deze maatschappij die overheerst wordt door ‘witte, rijke, hetero, cis mannen’.3

Om mijn solidariteit met deze mensen te begrijpen en om in het reine te komen met het Indiëverleden, is dekolonisatie voor mij een belangrijk “politiek, sociaal, filosofisch, academisch en activistisch denkkader” dat ik aan mijn politieke denken en handelen heb toegevoegd.4 Hierbij stuit ik ook op eigen vooroordelen, die om zelfreflectie vragen.
Toen ik op 12 mei 2022 het Kamerdebat volgde over de uithuisplaatsingen van kinderen in gezinnen die door het toeslagenschandaal in de problemen waren gekomen, werd me dit vanuit mijn dekoloniale bewustzijn nog eens duidelijk: de Kamerleden waren overwegend wit, de gedupeerden op de publieke tribune overwegend zwart. Het liet me zien dat het probleem niet in verschillen tussen mensen zit, maar in de ongelijkheid die eruit voortvloeit.

Voortkomend uit de kolonisator en de gekoloniseerde – en misschien juist wel daardoor – was ik altijd op zoek naar rechtvaardigheid en medemenselijkheid en ben dat nog. Met de nieuwe inzichten die dit verhaal me gegeven heeft, ga ik verder. Dolf Verroen schrijft:

Geschiedenis leert je waar je vandaan komt en, als het goed is, waar je heen wilt.5

Ik ga verder met mijn strijd voor een samenleving zonder discriminatie van wie dan ook. Hiermee bedoel ik niet alleen de aanpak van racisme, zoals anti-zwart en anti-moslim racisme, maar ook van agisme, classisme, gender bias, heteronormativiteit, validisme en alle intersectionele variaties, die ik voor een groot deel van dichtbij ken.6 Hierin ligt mijn missie, mijn ‘raison d’être’.7

Sociale onrechtvaardigheid en discriminatie houden me niet alleen in het dagelijkse leven bezig, maar ook beleidsmatig in mijn werk. Na een moeilijke tienertijd heb ik me kunnen ontwikkelen, wat niet zonder slag of stoot ging. Ik heb er jarenlang therapie voor nodig gehad om de scheiding van mijn ouders en de gevolgen ervan te verwerken. Ik zie dit als de meest vruchtbare periode in mijn leven, die ertoe heeft geleid dat ik mijn doodsangst kon verkleinen en ervoor zorgde dat ik klaar was om een kind te krijgen.
Later zou ik mijn universitaire master behalen en werd ik directeur in het mbo.8 Ik realiseer me dat ik deze functie vervulde om (onbewust) aan mijn moeder te bewijzen dat zij een goede moeder is geweest, mocht ze hier ooit aan twijfelen. Want anders zou me dat toch niet gelukt zijn!

Na haar overlijden ging ik op zoek naar meer beleidsmatig werk. Ik vond die als beleidsadviseur in het hbo, de mooiste onderwijssector die mij ooit zo vormde en waar ik mijn loopbaan zal afsluiten.9 Ik hou me er landelijk, op het snijvlak van beleid, bestuur en politiek, bezig met onder andere diversiteit en inclusie en werk samen met de hogescholen aan een divers en inclusief hbo.

Ik zet mijn streven om de wereld beter en rechtvaardiger te maken voort in de lijn van personen die mij inspireren: van Hugo de Groot, Multatuli en Soekarno tot aan Komot, mijn grootvader en vader. Ik voel me hun nazaat, van hen persoonlijk dan wel van hun revolusi. Zij drijven me als het ware voort. Ik voel me daarbij gesterkt door het geloof dat mijn grootvader in een samenleving zonder racisme en discriminatie had, ook al zal verwerkelijking van dit ideaal stap voor stap gaan en zal er wellicht net zo’n lange periode overheen gaan als het kolonialisme geduurd heeft:

De aanraking tussen blank en gekleurd (en tussen gekleurden onderling) wordt, dankzij de techniek — luchtverbindingen, radio, cultuuruitwisseling, enz. — steeds inniger en dit moet m.i. te langen leste ertoe leiden, dat men elkaar beter gaat verstaan. Daarom staat het voor mij vast, dat het punt “wrijvingloos rassenverschil” ééns bereikt zal worden.10

Nu mijn verhaal voltooid is, kijk ik uit naar mijn volgende Indonesiëreis. Die reis zal geen rootsreis meer zijn. Ik ga erheen om weer te ervaren hoe senang ik me er elke keer voelde, zorgeloos, stralend, om er nooit meer weg te gaan.11 Ik voel me in Indonesië anders dan in welk ander land ook. Vollediger. Ik ben er helemaal een met mijn roots, het Indonesische deel in me dat er vandaan komt. Het land met zijn mensen, natuur, geuren, kleuren, warmte, eten; het is allemaal deel van mij en maakt mij compleet. Daar kom ik het dichtst bij mezelf.

Saskia Cornets de Groot, Den Haag – Málaga – Laren – Binic juli 2021-juli 2022


  1. Brokken 2021: 218. []
  2. Wekker 2016: 94. []
  3. Aziz 2017: 19. []
  4. Debeuckelaere, Kolonialisme leeft door in het heden. Daarom is dekoloniseren belangrijk, 2019. []
  5. Verroen 2016: 71. []
  6. Wikipedia: Intersectionaliteit. []
  7. Vertaling: reden van bestaan. []
  8. mbo = middelbaar beroepsonderwijs. []
  9. hbo = middelbaar beroepsonderwijs. []
  10. Het citaat komt uit het eerder genoemde ”opstelletje” dat mijn grootvader op 3 maart 1963 als kopij voor het tijdschrift Tong Tong had geschreven (zie deze alinea uit hoofdstuk XV). []
  11. Senang zoals ze in het Indonesisch zeggen = behaaglijk, blij, tevreden, zich goed voelen. []

Plaats een reactie