Ongedateerd (III)

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

[p. 39]

De Komedie Stamboel, – mijn ouders waren er weg van en verzuimden zelden of nooit de gelegenheid Miss Riboet te horen en toe te juichen. Heb ik haar als acht- of negenjarig kind ooit gezien? Dan was ze een volslanke vrouw, een mollige tante die zong en moppen tapte, of als een soort commentatrice optrad en ook wel als conferencière, die de scènes aan elkaar praatte. De Komedie – maar er waren meer van die gezelschappen: vandaar mijn onzekerheid inzake Miss Riboet – was een soort van driestuiveropera, waarin alle toneelvormen konden en waar dan ook veel ruimte voor improvisatie was. Op het repertoire stonden stukken aan De duizendenéen nacht ontleend, of aan De drie musketiers en aan de opera (Lohengrin).
Ik openbaar geen beroepsgeheim als ik zeg dat de Komedie op een wat verborgen manier door Tropische jaren heenstraalt: dat boek speelt in Istanboel… Maar het is wel mijn Komedie Stamboel, met míjn Sheherazade en míjn Haroen al Raschid – die naar Stamboel kijkt en daaruit Batavia voor zich ziet oprijzen. Het heeft ook mijn stukken op het repertoire: Die Entführung, Salomé, Johannes de Doper – die in de echte Komedie niet zouden misstaan. Het heeft ook míjn decors: het park met zijn drievoudige rol, het Hollandse Huis, de missigit, de kali, het eilandje: tweemaal een windroos; en het serail.
De kunst van het verbergen keek ik natuurlijk van Vestdijk af (vgl.: Mozes-Conic; Hercules-Schiltkamp, Zonnekoning-Leroi, Labyrint-Else Böhler, etc). De Komedie Stamboel is de omgeving van de natuurlijk-volmaakte mens (i.c. Bassa Selim), een omgeving die zijn grootste kracht ontplooit ‘op de verste achtergronden van ons bewustzijn, van waaruit hij in symbolen en begrippen kan uitstralen, en in gevoelens en bestrevingen, die zich aan geheel andere symbolen en begrippen kunnen hechten’.
Ik weet niet uit welk sentiment de Komedie is voortgekomen. Maar ze ontstond in de tijd dat in Europa de romantiek opeens enthousiast werd, niet alleen voor Salomé en Lilith, maar ook voor het sprookje (Lohengrin): de Komedie is het produkt van kleine mensen, die de realiteit wel eens ontvluchten wilden, of die zich ervan wilden distanciëren.

De Brauw1 maakt de oorlogsstemming mee, het optimisme. En vervolgens de nederlaag, het gezichtsverlies en het verlies van eer. Een wereld vol wisseling – van kansen en beelden, van dingen, mensen, waarden. Hij is een vluchteling: voor Lilith, Robbie Bron, de Jap. Tegelijkertijd is hij een toeschouwer. Hij is iemand die de realiteit zou willen ontvluchten als dat kon, naar hij wil er zich in ieder geval van distanciëren, door haar een beetje te relativeren. Hij geeft zich aan de wisseling van alles en nog wat gewonnen, maar kijkt tegen die verandering aan op een opgeruimder manier dan anderen, omdat hij die ziet als toneel. Strijdtoneel, wereldtoneel – maar toneel.2

Toneel is er ook in de datering, die overeenstemt met die van de laatste bezettingsweek in Indonesië: 10 – 16 augustus.3
De 17e ontbreekt – de dag van de Onafhankelijkheidsverklaring.
Maar die kondigt zich aan in de onafhankelijkheid die De Brauw zich verwerft op zijn laatste vakantiedag.

Tropisch jaar: de tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende doorgangen van de aarde door het punt Ram – hier dus: op Carla’s verjaardag.
Dat is ‘kebatinan’ – de Javaanse getals- en kalendermystiek.
Die ene week vakantie in Istanboel bestond’ uit ‘gunstige’ dagen volgens de ‘petangans’ van míjn ‘kebatinan’.


  1. Leo de Brauw, protagonist van Tropische jaren. []
  2. Vergelijk: ‘Wat is er tegen toneel in te brengen? Ik hou niet van deze soort literatuur (…). (Uit Striptease, 25/1). []
  3. Het voorwoord voor zijn bundel De open ruimte dateerde Cornets de Groot op 9-14 augustus ’66. []

Plaats een reactie