Gelukkige paren

 

Bron: Podium, 23e jrg., nr. 2 (feb 1969) p. 122-126. Ook als anoniem nawoord – ‘Handleiding’ – bij het boek.
Over: Heere Heeresma, Gelukkige paren, Amsterdam, 1967.

[p. 299]

‘Een realistisch boek, mag ik een realistisch boek?’
‘Alsjeblieft. Realistisch. Gelukkige Paren van Heere Heeresma.’
‘Is dat realistisch? Wordt er flink in genaaid?’
‘Nou ja. Het speelt in de stadsrand van een randstad. Men verdrijft de verveling. Wat wilt u: het is een stuk van ons leven; stel je voor: de vrouwelijke hoofdpersoon loopt in mini.’
‘Ja maar, dat naaien. Ik zoek een fel-realistisch boek, zo een dat je wegbergt bij onverwacht bezoek van je baas.’
‘Maar dat soort schrijft men tegenwoordig niet meer: we leven niet meer onder koningin Victoria. Hier, lees dat nou.’
(Leest de opdracht van Gelukkige Paren): ‘”Hij geeft het haar! Zij geeft het hem! Samen lezen ze dit boek!” Nee zeg, dat bedoel ik niet. Heb je geen fatsoenlijke pornografie?’ (Gooit het boek ongeïntresseerd op een stapel en begint te bladeren in Kronhausens Pornography and the law): ‘An obscene book, in order to fulfill its function as an erotic stimulant, must follow certain psychological principles if the book is to stand any chance of succes in arousing erotic fantasies and sexual desires in the average reader. The book must constantly keep before the reader’s mind a succession of erotic scenes.’
Woedend slaat hij de pagina’s om:
‘Obscene books contain a number of specific cri-

[p. 300]

teria which are based on psychological mechanisms serving the purpose of stimulating erotic fantasies and sexual arousal. These major criteria consists of:

Seduction
Defloration
Incest
The Permissive-Seductive Parent Figure
Profaning the Sacred
‘Dirty’ Words in Dirty Books
Supersexed Males
Nymphomaniac Females
Negroes and Asiatics as Sexy Symbols
Homosexuality
Flagellation

‘Ha! Komt daar iets van voor in Gelukkige Paren?’
Hij lacht schamper, bladert weer eens in Gelukkige Paren en kijk nou toch wàt een boek of dat was! Wat had die schrijver een inzicht. En wat een eenvoud! Nergens plaatste hij zich op de voorgrond van zijn boeken. Altijd bleef hij bescheiden achteraf terwijl hij door de sleutelgaten loerde en een blik tussen de gordijnen wierp!
Geen pornografie, ’t is waar. Een reeds verleide vrouw, bovendien bepaald geen mooie, verleiden heeft weinig stimulerends voor een lezer, hoe gemiddeld ook. Een onhandige defloratie van een tienjarig meisje door haar kleine broertje al evenmin. Of de roman, in weerwil van de smerige woorden, ook een smerig boek genoemd kon worden, bleef dus zeer de vraag. En ‘Flagellation’?
‘Renee schudde Janine recht hartelijk de hand en gaf haar toen een draai om haar oren.
“Dat vind je lekker, hè?”

[p. 301]

Janine knikte. “Vooral als je me op mijn blote kont slaat,” zei ze zachtjes.
“Maar dat vind ik zelf zo prettig,” zei Renee. “Jij moet mij een pak op mijn donder geven!”
“Nee, jij mij,” hield Janine hem voor.’

Biedt die woordenwisseling uitzicht op ‘any chance of success in arousing erotic fantasies’? Nee, bij zulke praat schrompelt onze fiere mannelijkheid immers tot een sojaboontje ineen! En toch! En toch! Dit was geen kunst voor onder de stolp van glas!
Hij kocht het boek.
Hij gaf het HAAR.
En SAMEN lazen ze het!
Van Marthy en Fred lazen ze, en van Janine en Renee. En van Marthy en Janine, Fred en Renee, Renee en Marthy, Janine en Fred, Janine, Fred en Marthy, Janine, Renee, Marthy en Fred!
En het stoorde ze allerminst toen het bleek dat Janine, bezig met Renee, opeens door de niet-aanwezige Fred werd gepakt.

En werkelijk, Gelukkige Paren is geen pornografie. De pornografische waarden – van seduction af tot aan flagellation toe – worden erin geridiculiseerd en op de kop gezet. Er is een echtpaar Van Veen (Janine en Renee), dat exemplarisch is voor echtparen die een slaapstad (flats, flats en lege straten) bewonen. Janine heeft de vrouwen ingedeeld in twee klassen: zij die behoefte hebben aan sex, en zij zonder. De eerste soort is vies voor Janine, en daarom is voor de tweede soort sex vies. Beneden de gordel bestaat een vrouw voor Janine dan ook niet, en zelf geeft ze uitsluitend in het donker toe aan viezigheid, omdat haar Renee, voor wie iedere vrouw een vel met een gat is, daar nu

[p. 302]

eenmaal niet buiten kan. Sex voltrekt zich in haar schema in het geheim, en behoort voor het oog van de wereld verborgen te zijn. Zij heeft geen probleem, Janine – ze ís er een. Net als Renee.
Het opmerkelijke van Gelukkige Paren is dat de auteur niets in het verborgene gebeuren laat. In tegenstelling met de goddelijke markies, die al zijn personen bijeenbrengt in afgelegen kastelen of kloosters, laat deze alles plaatsvinden in een flatgebouw. De gordijnen staan open, het raam staat open. Marthy die van achteren door Renee gepakt wordt terwijl ze naar twee bezige honden kijkt, hangt half uit het raam, en lazert er op het hoogtepunt bijna uit. Zij is – voor zichzelf, voor Fred Cassander (haar man) en voor Janine en Renee – het vleesgeworden lustprincipe dat alle instincten en hartstochten regeert. Zij loopt voortdurend met haar boezem en benen te koop, en haar mini-jurken zijn speciaal voor de inkijk ontworpen. Haar seksuele agressiviteit contrasteert scherp met de domme zekerheden, de verdrongen zwakheden, de hoge autoritaire score op de F-schaal van zowel Renee als Janine, die dan ook, zoals we al zagen, aan een aan masochisme grenzende zelfvernedering de grootste behoefte hebben. Het zijn zulke zwakheden die door Marthy en Fred onmiddellijk worden herkend en uitgebuit. De verleiding van Janine is kinderspel en heeft haar volledige onderwerping ten gevolge:
‘Ze hadden haar persoonlijkheid ondergraven en daarna al haar onderdrukte geilheid van jaren los weten te breken. Wat hoorde, niet hoorde of betamelijk was, speelde voor Janine geen rol meer. Ze was nog slechts een stampend, smakkend vat dat gevuld wilde worden.’

[p. 303]

Sex is maar al te gauw geen vloek meer voor haar, geen kwelling, maar een eindeloos toegeven aan gevoelens die niet en wel van haar zijn. Een wereld gaat open, en steeds meer, naarmate zij de taboes steeds meer met de voeten treedt – en straf blijft uit. Of?… De band die haar voorgoed aan het echtpaar Cassander bindt, wordt gevormd door de gevolgen van haar overspel: Janine wordt de moeder van een drieling, waarvan de twee jongens sprekend op Fred lijken, en het meisje – men raadt het nooit! – op Marthy.
Fred, voor het eerst vader (Renee en Janine hadden al kinderen, voor wie Marthy uiteraard als de permissive-seductive parent figure optreedt), is uit het huis van de Van Veens niet meer weg te slepen. Een breuk tussen de twee echtparen, voor kort niet alleen nog mogelijk maar zelfs hoogstwaarschijnlijk, wordt door die verhouding verijdeld.
Zo eindigt dit boek ten slotte met een moraal die, voor een maatschappij die promiscuïteit met afschuw verwerpt, onaanvaardbaar moet zijn. Maar natuurlijk hebben wij, estheten, geen behoefte aan een ethisch oordeel. Laten we dus zien wat dit boek toch nog met vuilschrijverij te maken heeft. Dan zullen we het minder van de situaties moet hebben (kont- en mondnaaien is er niet bij, mogelijke combinaties bij een aantal deelnemers groter dan twee worden niet vermeld, flipstanden veranderen zich zonder mankeren in flopstanden) dan van de taal.
Sex heeft namelijk een eigen taal, een illogische, hoe zal ik het noemen? – pneumatische taal.
Sex – in taal – is méér dan een complex van extatische woorden, gevoelige verhalen, verleidelijke beloften, dure eden. Sex is ook adem, tongklak, gehijg, een half woord, een halve klank, gesmoorde

[p. 304]

kreet, babylonische spraakverwarring en pinksterfeest in enen. Sex – in taal – grijpt naar woorden die in normaal spraakgebruik geen kwaad doen vermoeden, maar hier zo’n lading krijgen dat men spreken moet van spontane etymologie. In taal is sex immers agressief, revolutionair: openbarend en esoterisch tegelijkertijd. Hoe gemakkelijk rijen zich grove woorden, grof èn teer bedoeld, aan kooswoordjes, hoe ontboezemt zich de emotie in taal, hoezeer dus geeft men zich bloot in zulke taal! Dat is geen praten meer, geen communicatie, dat is krolsen!
‘Oh!… Joel de schand!… krolste Marthy onverstaanbaar. (Cursivering aangebracht.) ‘Jug me bash!… Plegh… de veur!…’
Maar ook hier wordt de uiting meteen van zijn ‘pornografische’ laag vernis ontdaan:
‘Spreek me er niet van!’ riep Janine. ‘Ik ben het geheel met de spreekster eens! Leuh de whopp!…’
Hoogst inventief is de schrijver in het vinden van benamingen voor het mannelijk lid:
Lustveer, luststaaf, lustpluim, lans, degen, stamper, kokende wortel, pijp, toeter, lummel, vleesbloem, ram, stang, blusser, zuiger, stukadoor, leuter; koddebeier, is maar een greep uit het aanwezige materiaal.
Men ziet, echt obsceen zijn de woorden allerminst. Ze zijn in het gewone spraakgebruik gewoon gewoon. Pas in de context verraden ze hun diepere bedoeling, en dat is dan ook de reden waarom men in stukadoor klankverwantschap hoort met steek-er-door; bij koddebeier het etymologisch woordenboek raadpleegt, dat zegt dat kodde knuppel betekent, en dat beieren is: het heen en weer slaan van de klepel. Evenzo is leuteren: schudden, los zitten, heen en weer

[p. 305]

gaan. De andere woorden zijn voor het oog aanschouwelijk – het woord lummel is dat voor het oor.
Met de meest eenvoudige middelen slaagde de schrijver erin het in de pornografie ingebouwde automatische volkomen bloot te leggen. Hij geeft de pornografie prijs aan onze vrolijkste spot. Juist door Renee en Janine tot de werkelijke helden van zijn boek te maken – en aan deze twee is het gros van de mensheid nauw verwant – stelt hij de godslasterlijke armoede aan de kaak van al wie zich gedwongen ziet een door de overheid gebouwde flat te bewonen als zijn buurlui, die in te richten als zijn buurlui, zich over te leveren aan de TV, gelijk zijn buurlui. Dat wat in de stadsrand als ‘werkelijkheid’ geldt – de afwezigheid van vertier en leven, venters, kinderen, pissoirs en cafés – daar solt hij mee. Ook dat is voor een maatschappij als de onze geen fijne boodschap. Maar we hadden het hier immers niet over ethiek.

Plaats een reactie