Ongedateerd (VIII)

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

[p. 47]1

zo is geworden. Mijn personages2 zijn door de oorlog, de bezetting, de bevrijding, de bersiaptijd en vooral ook door hun verblijf in of buiten het kamp losgesneden van alle beschaving en van alle natuur en dus overgeleverd aan duistere, innerlijke en uiterlijke machten. Natuurlijk weerspiegelen zij mijn innerlijk drama, het innerlijk drama van iedere Indo, van ieder kind dat vergeefs er naar streeft nu eindelijk volwassen te worden. Mijn boek spreekt van iemand wiens leven uit zijn baan is geslingerd. En van gratie, geweld, besluiteloosheid, gebrek aan theater: 1945 is geen 1789. Het gaat over een handvol simpele mensen met – geloof ik – echte gevoelens.
‘Je vlucht al vanaf de eerste blz.’: maar dat is nu precies de psychologie van deze vluchteling, die geen innerlijk maar ook geen uiterlijk middelpunt heeft: zijn boek speelt niet in Indonesië, maar in Istanboel, op een moment dat hij daar zelf allang niet meer is. Hij is een door de nood gedwongen, kleine, avonturier. En al is hij dan geen peloppor: je kan toch ook vrijheidlievend zijn, zonder dat?
‘Je vlucht… dat kan toch de bedoeling niet zijn van iemand die nieuw wil overkomen?’
Ik weet niet of ik dat wil. Maar wat is er voor nieuws in een boekenheld, die wezenlijk vecht – met de wereld, met de verworvenheden van zijn volwassenheid? Tenzij deze traditie telkens nieuw is, of zich telkens weet te vernieuwen, vind ik, dat mijn gezichtspunt bepaald nieuw is. Want niets erin is ‘Oud’.
‘Zet de tijd stil’. Maar hier is, anders dan in Liefde witheet, de fotografie niet een middel dat meekijkt (een vast stand- en oogpunt, een stilzittend model, kijken met éen oog). De Brauw streeft een ‘cubistische’ geschiedschrijving na: kijken met twee ogen, die wandelen, om het object heen (‘alles voor de lezer regelen’, noem jij dat), een object, dat misschien ook zelf in beweging is – zodat wat die ogen zien niet een volledig, maar een versplinterd beeld opleveren.
Ik regel niet alles voor de lezer. Ik geef hem o.a. dingen te overdenken, die in deze brief zijn opgesomd.
‘Carla moet Clara zijn’. Zonder twijfel heeft Carla iets jongensachtigs. Haar lichaamsbouw, haar dominantie over De Brauw. Hij waardeert dat: ‘Je bent nog net een jongetje’. Dus heet ze Carla (= Karel = kerel in de betekenis van ‘niet van adel’ = geen Merovinger = niet zwak, niet decadent. Maar natuurlijk ook kerel in de betekenis van ‘vent’ à la Forum. Ik heb echt nagedacht bij wat ik doe).

Ja, mijn vorige boek3 was een geinig boek en ik ben blij dat het je aan het denken zette. Ik hoop toch, dat – na deze brief – dit boek datzelfde mag doen bij jou.

Ik wens jou en de jouwen alle hartelijks en een gelukkig nieuwjaar, al weten wij allebei, dat geluk niet het hoogste aardse goed is.

je Rudy

 


  1. Oorspronkelijk een brief aan Hans Dütting. []
  2. Uit de roman Tropische jaren. []
  3. Liefde, wat heet! []

Plaats een reactie