[p. 1]
In 3H moeten 3 uren Nederlands worden gevuld.
1 uur: functioneel Nederlands
1 uur stel- en stijlkunde, n.a.v. studieboeken als Muzisch avontuur, e.d.
Hiervan maken we in onderling overleg stencils.
1 uur lezen. In dit uur staat ook het gesprek centraal. Elk probleem uit [de] tekst kan dan aanleiding zijn tot een wisseling van gedachten.
Wanneer we door deze lessen wat op dreef zijn, willen we de leerlingen opdragen, een of meer boeken te analyseren en daar verslag van uit te brengen, hetzij in een spreekbeurt, hetzij in een verslag.
de verhaalanalyse zal ten slotte de volgende elementen bevatten:
tijdsverloop, ruimte, fysisch (en, zo mogelijk psychisch) perspectief, personen (karakter, typen). Er zal gedurende de lessen ruimte worden gemaakt voor een persoonlijke waardering van het boek.
Voor de drie onderdelen die in H3 aan bod komen, zullen we ook drie proefwerken samenstellen, maar hierover straks.
Verantwoording van de rapportcijfers.
Wij trekken het inzicht van de ADV,1 als zou een zo betrouwbaar mogelijk beeld van de vorderingen van de leerlingen afhankelijk zijn van eenzelfde aanpak van de stof door alle H3-docenten, in twijfel. Ieder onzer is heel goed in staat zich een zuiver beeld van zijn pupillen te vormen, zonder ruggespraak of overleg.
Niettemin bestaat bij ons overeenstemming op de volgende punten:
het onderdeel functioneel Nederlands wordt afgesloten met een proefwerk na het tweede hoofdstuk. Het proefwerk is tekstnr. 10 uit het boek.
Het onderdeel stilistiek wordt met Kerst afgesloten met een literaire tekst, Dooie mus van Mensje van Keulen.
Het onderdeel lezen met een opstel tussen herfst- en kerstvakantie.
Alle drie de proefwerken zullen ‘gezamenlijk’ zijn.
Het toekennen van cijfers dient zo te zijn, dat het verschil tussen een 8 en een 6 evenveel betekent als het verschil tussen een 7 en een 5. De verschillen tussen gevonden grootheden moeten gelijkwaardig, of in ieder geval vergelijkbaar zijn. Leraren die haast nooit een 9 geven, maken het verschil tussen een 8 en een 9 veel groter dan tussen een 7 en een 8. Van 5 af naar boven toe houden we dus vast aan meetbare normen (9-8 is dan niet onmeetbaar, als in bovenstaand voorbeeld, maar 9-8 is gewoon 1) Naar beneden toe is naar onze mening het geven van ‘diepe’ onvoldoendes demotiverend. We zijn er geen voorstander van.
Huiswerk.
Onze opvatting is dat leerlingen op school moeten werken. Een school die huiswerk meegeeft, heeft zelf zijn huiswerk niet goed gedaan.
Wel willen wij graag, dat onze leerlingen hun vrije tijd ook besteden aan lezen (boek, krant, tijdschrift, bibliotheekbezoek). Dit zullen we stimuleren door opdrachten in die richting.
[p. 2]
Wij juichen alle werkvormen toe. Wij hechten alle waarde aan een afwisseling van werkvormen. Wij geloven dat iedere les, iedere stof zijn eigen karakter heeft. Dit karakter te doen samengaan met dat van de leerkracht en dat van de klas zweeft ons als een ideaal voor. Het lijkt ons daarom niet zinnig ‘om over bepaalde stukken stof nieuwe lesmethoden te ontwikkelen’, zoals de Nota vraagt. Integendeel, wij zullen steeds dit drievoudig karakter voor ogen houden, als we aan het werk gaan, en vertrouwen op onze flexibiliteit om een voor dat uur, die stof, deze klas aangegane taak, zo fatsoenlijk mogelijk tot een eind te brengen.
Reactie op paragraaf 4:
welk legitimiteitsbeginsel hebben we om deze suggestie over te nemen?
- Algemene docentenvergadering. [↩]