Correspondentie Evert Verschuur (1984)

2 brieven, 2 ansichtkaarten.
Bron: Archief Cornets de Groot.
Met Evert Verschuur, datum onbekend.
Met Evert Verschuur, datum onbekend.

1

[Ansichtkaart uit Griekenland, poststempel 15 IV 81]

Links is hier rechts en als je ja knikt, bedoel je nee.
Maar toch: een zalig Pasen toegewenst uit dit prachtige schiereiland van het Katholicisme!
Rudy


2

[Brief in typoscript, 1 blz.]

[Ansichtkaart uit Narbonne, poststempel 1984]

na de 1e cocktail
na de 2e
na de 3e
na de 4e
na de 5e
na de 6e
na de 7e
na de 8e
na de 9e
dacht ik dat ’t droog was
maar ’t regende

Rudy


3

[Brief in typoscript, 1 blz.]

L. [Leiden] 3 feb. ’86

Beste Evert,

Het is buiten vinnig koud. Ik heb Mat1 zojuist naar school gebracht, en ben meteen achter de machine gaan zitten, om jou te schrijven – natuurlijk om je te bedanken voor je hartelijke woorden in Ik predik de nadorst.2 Over een uur moet ik naar Verboon3 om te schaken en dan komt het er niet meer van.

Vandaag ben ik jarig. Het tikpapier waar ik nu op schrijf en het tiklint waarmee, kreeg ik voor die gelegenheid. De verjaardag vieren is er helaas niet bij: de portemonnée heeft een gat, waar alles door verdwijnt. Rouwig ben ik er niet om: al die drukte. En je hebt aan een beetje bezinning toch ook meer dan aan zo’n feest, nietwaar?

Een paar andere mensen antwoordde ik al: SG, VC4 plus een algemeen voor alle medewerkers aan het boekje bestemd antwoord.5 Ik schrijf me wezenloos tussen de correcties aan Tropische jaren6 door, dat nu in maart verschijnen gaat, en waar Jan VS zich op kan trekken.7 Over zijn stuk8 ben ik beduusd: ik wist helemaal niet dat hij mij die gevoelens van bewondering over een zekere anarchie – eerder een karaktertrek dan een wilsact van mij – toedroeg. Had jíj daar enige Ahnung van? Het persbericht, waarvan sprake is in dat malle interview9 is uiteraard ook uit zijn pen gevloeid. Ik heb nog zo mijn best gedaan om er iets van terecht te brengen, van dat praatje, maar die journalisten zijn eigenlijk ook oliedom ook. Wat hep dat nou voor zin om te melden: ‘Er móest een rapport komen’ van Brinkman, om dan het verhaal, dat hij daardoor de gelegenheid kreeg om te lobbyen met het kabinet en coalitiepartners in de Kamer, achterwege te laten? Ik heb nog enorm hoog opgegeven van de directie, van de school: geen letter. Citeren kan ze ook al niet, terwijl ik het haar toch zo aardig had voorgedaan: ‘Lao-Tse – u weet wel, de Chinese filosoof, zei: ‘Van elke drie is er éen leraar’ – maar weet zij veel. ’t Valt me mee, dat ze in ieder geval kan rekenen! Zeg Streng maar dat ik er alles aan deed, maar er niks aan kan doen. Ik ben nooit zo sterk geweest in mijn Wille zur Erfolg, maar de schop die VS me geeft in zijn stukje heeft me aan het denken gezet en geeft me de inspiratie om mezelf es bij de lurven te pakken en de consequenties van zijn woorden te trekken. Tropische jaren is daartoe een eerste aanzet – dat kan ik met vreugde vaststellen.

Nu ik het boekje doorblader, heb ik er toch eigenlijk wel spijt van, dat ik die gele vellen10 stelselmatig heb weggedaan. Uit wat ik schreef zijn blijkbaar de aardigste aforismen op te vissen: ook jij weet er nog een paar te vinden in een sollicitatiebrief, – niet direct een genre voor loslippigheid, zou je toch zeggen.11
Ik vind het leuk te lezen, dat je plezier hebt gehad met de leden van de herenlunch; ik mis die gelegenheden ook wel, maar eigenlijk was er ten slotte van een echte herenlunch toch ook geen sprake meer – ver vóordat Paul, Haas, en ik van school waren. De ‘restauratie’ zette al eerder in, al trokken wij ons er niet veel van aan, zolang die brainbox12 er maar was. Zij is nu compleet, helaas, en dat komt door VC en Arno Jansen. Toen ik er aan kwam, veranderde er iets op school: Piet Smits en Willem van der Ende spreken er nog van: een vreemde man met een rood dasje om zijn hals, en niets van C & A. De kleding werd wat nonchalanter, zelfs die van jou. En ik heb mijn hielen nog niet gelicht, of de driedelige pakken komen uit de mottenballen. Men wil weer een hogere burgerschool, dat is het. Ik ben er net op tijd aan ontkomen. Je compliment (universitaire bekwaamheden) lees ik met rode wangen: het is helaas niet waar, goddank. Ik geloof eerder dat ik de kwaliteiten van een entertainer heb, en dat is leuk.
Evert, bedankt: het papier is vol. En kom naar L. – al was ’t maar voor dat boek van Foucault!

[In handschrift]:
Grote groeten, je Rudy


4

[Brief in handschrift, 1 blz., ongedateerd].

Brave jongen,13

We hebben voor volgende week dinsdag weer zo’n vergadering afgesproken, maar ik vind, dat we deze bijeenkomsten niet moeten beleggen, als VE14 afwezig is.
Graag dus een andere dag.
Verder heb ik weinig behoefte meer aan vergaderingen, zonder agenda. Brainstorming en geïmproviseer is planloos bijeenkomen. Dat kost me tijd, die ik beter besteden kan op de 64 velden van eer. Aan school en aan de gang van zaken daar is me weinig meer gelegen, wanneer alles verlopen moet volgens het schema (lees: vooroordeel) ‘de jeugd van tegenwoordig’. Beste Evert: ik heb er geen zin meer in. Ik heb wéér last van visioenen, nu zònder tranquilizers, en ze zijn kwaadaardiger en bewegelijker dan ooit. Ik wil daar van af, en dàt ik ze heb, wijt ik aan het oeverloos gelul over niets, waar mijn pupillen profijt van zouden kunnen trekken.
Lees even wat ik in bijgaand stukje schreef. ’t Is m.i. 1000x fatsoenlijker dan de krachtpatserij van Klaas.15

je
Rudy

—o0o—

De menselijke computer van Klaas16

Er zijn mensen, die een cursus ‘schaken voor gevorderden’ volgen met een cursus ‘dammen voor beginners’ als vooropleiding.
Er zijn ook mensen met zo’n vooropleiding, die geloven dat schaken een schitterend spel is van logisch denken, kombineren en beslissen. Maar die geloven dan ook dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de ene gedachte en de andere. Dat daarom een schaker de werkelijke loop van zijn gedachten, gevoelens, begeerten op de voet zou kunnen volgen. Alsof hij niet achterna gezeten zou worden door de tegenstander, door blunders, door de klok, door overmoed, eerzucht, hoop, wanhoop, ijdelheid, lafheid, bloeddorst…
Tussen de ene gedachte en de andere een oorzakelijk verband aan te nemen, – eenvoudig over het hoofd te zien, dat er tussen die twee ideeën nog alle mogelijke affecten mee spelen, dat is een fout, die niet alléen niet-schakers maken, als we het hebben over denken.

Descartes betwijfelde alles methodisch, eer hij zeggen durfde: ik denk, dus ik ben. Hij kwam niet op de gedachte te zeggen: waarom ben ik, als ik twijfel?

De menselijke computer,- dat is Descartes. Gek, maar ik heb daar een lichamelijke, een instinktieve afkeer van. Ik zou nooit als een menselijke computer kunnen leven: zijn gevoel voor humor spreekt me niet aan. En zijn zekerheden vervelen me.

Ik betwijfel bv. Aristoteles’ opvatting dat de stelling van tegenspraak de zekerste van alle grondstellingen is; en sinds Mulisch’ filosofische boek, doe ik dat met enige grond. Maar instinktief kon ik dat altijd al: ik kan met twee tegengestelde gevoelens gelijk hebben. ‘Deze hardwerkende leerling verdient een onvoldoende’. Ambivalentie heet dat.

Het ontbreekt de menselijke computer aan instinkt.

Een computer weet ook niet. Hij vormt schema’s. Hij moet berekenen, begroten, grofweg schatten, de dingen veralgemenen (objectiviteit! Dit gebrek aan persoonlijkheid. Dit onvermogen om van iets of iemand te houden!). Daarom is een computer, en ook de menselijke bij uitstek geschikt, om zich met een vak als natuurkunde bezig te houden. Het object van natuurkundig onderzoek behelst immers de wereld van terugkerende, gelijke, bekende, verwante dingen in hun berekenbaar gemaakte karakter. Een natuurkundige, die beweert, dat een eindexamen-candidaat van hem prestaties geleverd heeft, die ‘niet op het reproduceren van bepaalde gebeurtenissen’ zijn gebaseerd, moet hem afwijzen, of als wonderdoener beschouwen…

Toch schrijft Klaas dit, en dat bewijst, dat ook hij helemaal die menselijke computer niet is, die hij zo hoog heeft zitten.

Hij kan zich zelfs inleven in een bestaan, waarin problemen vooruitgeschoven worden, en verantwoordelijkheden ontlopen. Sommige natuurkundigen blinken hierin uit: zij maakten Oppenheimer het leven zuur. Ik zal er geen voorbeeld aan nemen. Ik vind ze levensgevaarlijk.

Als Cornets de Groot zich vrolijk maakt over een krankzinnig proefschrift, pakt Klaas niet de teneur van zijn stukje op, maar licht er enkele elementen uit (intimidatie, valse voorstelling), ziet af van de in die zaken gelegde ironie, en gaat met een voet op een rotsblok staan: instinktief! Maar zó lapidair was mijn stukje nu ook weer niet.

Een af te wijzen vorm van vrijetijdsbesteding, gemakzucht, gebrek aan wilskracht en interesse – dat zijn de steeds weer terugkerende verwijten die men, en ook Klaas, de schooljeugd voor de voeten gooit.
Dit is het programma met strukturen en verbanden, het nieuwe programmamodel, dat mij als lorre-taal wil voorkomen, maar dat kennelijk de vernieuwing van het onderwijs beoogt.

Het waardegevoel, de staf die hier over de jeugd gebroken wordt, is oud. Het drukt bestaansvoorwaarden uit vroeger tijd uit: ‘werkschuw tuig’. Het is niet in overeenstemming met de bestaanvoorwaarden van vandaag: het begrijpt die niet eens!

Willen weten betekent een stukje van de realiteit veroveren, met de bedoeling die voor zich in dienst te nemen.
Onder dit aspect beschouwd ziet het er met het willen weten in de toekomst somber uit.
Welke realiteit is te bemachtigen voor deze jeugd? Die van de muziek, de sport, de vrijetijdsbesteding,- dat is zeker. Ga eens na, hoeveel tijd, energie, wilskracht, interesse en moeite ten koste worden gelegd aan die verovering…
Die drijfkrachten om te buigen naar een studie: dat is onze taak. En die verlicht je niet door het uitdelen van onvoldoendes. Men verlicht die evenmin door zelf door de stof heen te jagen (‘Veel onderwerpen in een beperkte tijd nogal diepgaand’ te doen bestuderen: het lijkt me bijna een verklaring van de onmacht van de docent!), gemakzuchtig en ongeïnteresseerd (of objectief)…

En nu,- waarom moet Klaas blijven? Omdat zijn moraal mij aanspreekt. Welke moraal? Deze, – van Nietzsche:

A: hoezo? Je wilt geen imitatoren?
B: Ik wil niet, dat men mij iets nadoet; ik wil dat iedereen zichzelf iets voordoet: hetzelfde wat ík doe.
A: Nou en-?

CN


  1. Cornets de Groots 8-jarige dochter Machteld. []
  2. Liber amicorum bij gelegenheid van Cornets de Groots afscheid van het Lodewijk Makeblijde College. []
  3. Leo Verboon, uitbater van galerie Orez aan de Paviljoensgracht in Den Haag. []
  4. Op het LMC gehanteerde lerarencodes, die van Cornets de Groot was CN. []
  5. Zie alhier. []
  6. Zijn tweede roman. []
  7. Collega Jan Verstappen recenseerde Tropische jaren voor de krant Het Binnenhof. []
  8. De man van Bikini. []
  9. Zie hier. []
  10. Het Informatief Bulletin, lerarenorgaan van het LMC waarvan Cornets de Groot jarenlang de redactie voerde, gestencild op geel papier en aldus bijgenaamd Gele vellen. []
  11. Zie Verschuurs bijdrage aan Ik predik de nadorst. []
  12. Een ruimte in de lerarenkamer, zie Cornets de Groots protest tegen de voorgenomen ontmanteling ervan. []
  13. Evert Verschuur, leraar wiskunde aan het Lodewijk Makeblijde College in Rijswijk. Zie de inleidende verantwoording bij de Gele Vellen. []
  14. Lerarencode voor Jan Verstappen, leraar Nederlands op het LMC. Zie eventueel deze Brief aan Jan Verstappen. []
  15. Klaas de Vries, leraar natuurkunde. []
  16. Dit artikel is een eerdere versie van het in de Gele vellen geplaatste Mengelwerk, een reactie op een daar weergegeven artikel van natuurkundeleraar Klaas de Vries. []

Plaats een reactie