In 1845 werd Californië deel van Amerika. De daar levende 130.000 Indianen werden systematisch uitgemoord – in 1880 waren er nauwelijks 20.000 van over. Hun land werd ze ontnomen, de buffel van de kaart geveegd, hun religie niet alleen onderdrukt, maar ook verboden. ’t Gedrag van de blanken hier was exemplarisch voor dat in de andere prairierijke staten.
Op 1 januari 1889 werd de profetenzoon Wovoka, een Paiute-indiaan uit Nevada, ziek en op de dag van een totale zonsverduistering geraakte hij in een trance. Hij scheen dood – maar werd herboren: zijn ziel was in de hemel geweest, waar God hem beval terug te keren om de Indianen te leren elkaar lief te hebben, de oorlog te vergeten en in vrede met de Blanke te leven. Pacifisme was de boodschap, en Wovoka vond de Ghost Dance uit, waarbij de deelnemende Indianen het gebruik van peyote niet spaarden: Zij “zagen” hun voorouders, zij “zagen” hun buffels. Op 29 december 1890 maakte de Amerikaanse cavalerie een einde aan de Ghost Dance Religion. 98 ongewapende Sioux Indianen en 200 vrouwen en kinderen bleven dood op het veld bij Wounded Knee (Dakota). Een religieuze beweging, aangehangen door mensen zonder hoop of toekomst, die niettemin co-existentie, actieve vredeswil en liefde preekte, werd in bloed gesmoord.
De Ghost Dance, te onzent reeds in de zomer ’67 gelanceerd in het Haagse De Stoep als een act van ex-provo Ton Venselaar, schijnt sinds kort weer in zwang bij de Yippies (Youth International Party – een nieuwe voortzetting van de hippiebeweging). Hem gevraagd naar de zin van Yip, antwoordde Ed Sanders, leider van de rockgroup The Fugs en uitgever van Fuck You, A Magazine of the Arts: “It’s the politics of ecstasy”, en dat houdt in – naast weinig nieuwe ideeën (beëindiging van de oorlog, legalisering van drugs) – een harttransplantatie voor Johnson en het propageren van strip-ins, als onlangs ter gelegenheid van de komst van de lente in het Golden Gate Park, San Francisco.
I shall be myself – / Free, a genius, an embarassment / Like the Indian, the buffalo // Like Yellowstone National Park //, zegt Philip Whalen – misschien toch minder uit solidariteitsgevoel met terugwerkende kracht voor de Indianen, dan om de omstandigheid dat hasj rokende en bommen bommende jongeren zich, evenals de in hun religie en dus in hun wezen getroffen Indianen, bedreigd voelen en gefrustreerd in hun uitingen. Want zoals ’t overal is, is ’t vooral in de VS: vrijheid van drukpers is iets anders dan pers voor “de” vrijheid. Er is van officiële zijde nu eenmaal bezwaar tegen een totale negatie van alle maatschappelijke waarden als daar zijn orde, netheid en vlijt. En omdat er van niet-erkende zijde bezwaar bestaat tegen een handhaving van de status quo, is er een beweging tegen The Great Society op gang gekomen, d.w.z. tegen alles wat “established” is, – en dus ook tegen de Establishment Press. Tot die niet-erkende zijde behoren rebelse studenten, aanhangers van de New Left, dienstweigeraars, hippies, bloemenjongens en -meisjes, negers, artisten, leeglopers, met een vriendelijk woord “dropouts” genoemd, die elkaar vinden in tal van blaadjes, krantjes, pamfletten, bij elkaar te brengen onder de noemer Underground Press. In een van zijn Kronkels vraagt Simon Carmiggelt wat underground voor betekenis heeft. Geen andere dan dat al wat het “erkende” dagblad niet opneemt, juist in dit soort blaadjes een publicatiemogelijkheid krijgt. “Illegaal” zijn ze dus niet, tegen taboes richten ze zich niet, en als ze door hun publicaties een stuk hypocrisie in de officiële krantenwereld aan de kaak stellen, gebeurt dat huns ondanks. De established press weigert natuurlijk raamadvertenties en informatieve artikeltjes op het gebied van politiek, sex, zen, yoga en andere bewustzijnsverruimende middelen, kortom: artikeltjes op ieder denkbaar randgebied.
In juni ’66 sloten The East Village Other, de Los Angeles Free Press, The Berkely Barb, The Fifth Estate en The Paper – allemaal Amerikaanse bladen – zich aaneen in The Underground Press Syndicate. Doel: vergemakkelijking van het doorstromen van ’t nieuws, artikelen en advertenties onder de tijdschriften die tegen het Establishment zijn en voor de avant-garde, New Left en andere gemeenschappelijke interesses. De aangesloten leden staat het vrij uit elkaars periodieken artikelen, berichten en prenten over te nemen zonder daar “rechten” voor te betalen. Een jaar later telt het syndicaat duizenden leden, waaronder het waardige Punch, het dure Art and Artists uit New York, het Nederlandse Iets, en het Engelse, aan geld en invloed rijke International Times. Een underground persbureau, de Liberation News Service verzamelt en verspreidt iedere maan- woens- en vrijdag nieuws, waarvoor de abonnees per kwartaal $10,- verschuldigd zijn. Naast politiek nieuws (Vietnam, Zuid-Amerika), aankondigingen van films, pamfletten (‘Thinking of going to England instead of Canada or jail? A careful pamphlet is available from Harris Pincus or Danny Schlechter of the Strip I+Committee’) vindt men er actuele en scherpe foto’s, soldatenbrieven, rechtbankverslagen, interviews en zelfs poëzie. Bij alle eensgezindheid bestaan er uiteraard grote verschillen: flower power is iets anders dan black power – spannen beide groeperingen zich in om zoiets als een derde wereld te grondvesten zonder elkaar in het vaarwater te zitten, zo is toch flower power een pacifistische, Black Power een militante beweging. Een mooi in elkaar gezet flowerpower blad is The Oracle of South Carolina, in een van de afleveringen waarvan wordt uiteengezet “how a tribe starts, how it endures, and how a person can go about dropping out of the suburbs into a working tribe…” Liefde is de grondslag van alles en de ontwikkeling van I am tot we are, waarbij oosterse religies de weg wijzen. Er is een nostalgie naar een pre-adamische natuur.
Black Power staat niet op deze manier buiten de maatschappij – is vooral een beweging van een onderdrukt ras met alle mogelijkheid om werkelijk in de illegaliteit op te gaan. Het besef dat er binnen de grenzen van het wettig toelaatbare weinig of niets te veranderen valt, dringt trouwens ook door in de flowerpowerbeweging, waar tegenwoordig de nadruk meer op de power dan op de flower komt te liggen.
Ed (Fug) Sanders, 28, een van de leiders van de Yippies (= hippies-nieuwestijl) verkondigt de totale aanval van junkies, negers en extremistische jongeren op de andere, niet-legale weg. Zijn door de politie te NY in beslag genomen blad Fuck you, waar die politie zich z.i. aan verlustigt, gaf zijn naam aan een bloemlezing, samengesteld door Ralf-Rainer Rygulla, die uit tal van undergroundblaadjes hoogst opmerkelijke poëzie verzamelde. De bundel bevat veertig gedichten die voor zover ik kon nagaan, natuurgetrouw zijn overgenomen en – op de tegenoverliggende bladzijde – even natuurgetrouw in het Duits vertaald. Sommige van deze dichters hadden reeds enige naam (Charles Bukowski, 58) zoals de samensteller in zijn nawoord meedeelt, anderen komen steeds meer in de belangstelling (Tuli Kupferberg`) maar verreweg de meesten zijn weinig of niet bekend – ofschoon Lenore Kandel een priapisch Love Poem schreef dat door zijn directheid en eenvoud treft, en dat de dichteres, leefde zij in een maatschappij zoals zij zich die wenst, stellig en terecht faam zou hebben gebracht. Fuck you blijkt bij nader onderzoek geen provocerende naam, maar dekt als titel ideeën van een generatie die tegen het voorgeslacht in het geweer komt:
I say government oppose fucking
because old men oppose fucking
I say anyone who hates this poem is jealous
I say come all ye fuckfull
I say fuck is beauty
fuck is God
Zoals men ziet: er is zelfs in deze opstandigheid van Tuli Kupferberg nog flower power genoeg…
Overigens betekent esthetiek niets voor de underground-mensen, meldt samensteller Rygulla. Hoe waar dit is kunnen we zien aan veel van wat er op dit gebied in Ned. verschijnt. De meeste blaadjes hebben een plaatselijk karakter, zijn gestencild, beperkt in oplaag en onverzorgd van uiterlijk en taal. ’t Gaat er niet in de eerste plaats om hoe er iets wordt gezegd, maar dát er iets wordt gezegd. Dat geldt voor Ontbijt op bed (Maastricht), even goed als voor het Arnhemse Wekker, dat na 6 nummers niet meer uitkomt. Een lang leven is deze blaadjes meestal niet beschoren – ze kosten meer dan ze opbrengen en de jongens die er hun geld in steken, weten dat van te voren.
De kunst schijnt te zijn om in de paar nummers die wèl uitkomen zoveel te hebben gezegd dat men er met een gerust geweten op terug kan kijken. Inventiefste idee in de Nederlandse underground was dat van de Witte krant, opgezet door ex-provo’s die de kolommen zouden vullen, maar geleidelijk aan plaats in moesten ruimen voor beroepsjournalisten die in dit blad hun stukjes kwijt konden die zij aan hun eigen krant niet konden slijten. ’t Blad was dus bedoeld als een soort witte fiets onder de kranten – maar ’t is er niet van gekomen, naar zich laat denken. Puur politiek, op de New Left-toon, en ver van alle drugs was Marcus Aurelius’ Portugal en Afrika belegerende blad Psy-in (nr. 2: Spy-in, nr. 3 – waarna verdere uitgave werd gestaakt – Py-in), eveneens politiek was “Willems” ten hemel schreiende God Nederland en Oranje, een cartoonblad dat nogal wat stof deed opwaaien en waarvan de eerste nummers bij verzamelaars financieel hoog staan genoteerd.
Een Amerikaans equivalent is I’m the only president you’ve got – een verzameling cartoons van The Liberation News Service voor publicatie in de bladen van de LNS-abonnees.
Nieuw is Steve Davidsons (Lessen in overleven) Om (= ondergronds medium, onder meer, en bovendien een hindu mantra, kortom een magisch geladen woord dat ontstaat door ronding van de lippen en een vrij uitstromen van de lucht bij de O, waarna de lippen gesloten worden en de lucht via de neus ontsnapt bij de M – naar men zegt een beeld van de loop der natuur: de vrije en lawaaiige schepping – O – gevolgd door de stilte der vernietiging – M -). Om – natuurlijk schrijft Simon Vinkenoog erin – heeft het niet op de commercie begrepen, wèl op de communicatie. De laatste pagina bestaat evenals Provo 4 uit de voorstelling van bakstenen, binnenin nog een stuk Chinese muur. Gevangenisbrieven geven een heldere kijk op een voor een welvaarstaat merkwaardig stuk leven, waaraan constant e.e.a. zou moeten veranderen. Een volgend nummer verschijnt zo gauw er geld is.
Echt een blad voor insiders is Alice D-day – een blad voor Vinkenoog alweer, alleen al om de naam. Het tweede nummer staat op ’t punt van verschijnen.
Iets is een landelijk blad, evenals God Nederland en Oranje en de Witte Krant gedrukt door K.v.D. De naam is afgeleid van de eerstgekozen, achteraf weer verworpen naam kitsch en superkitsch, waardoor de Iets mensen aangeven dat Iets iets in de culturele sector had willen doen, zonder daarbij aan andere sectoren voorbij te gaan. ’t Eerste nummer had een onmogelijke opmaak, maar bevatte in ieder geval een verbijsterend staaltje van beeldverbrijzeling door Rob Douw die het evocatieve vermogen van het woord op nonactief stelt bij het rondkijken in een Haagse gelegenheid: bv.
Iets weerspiegelt een deel van het klimaat waarin wij leven. Velen zeiden dan ook dat Iets Niets was. Iets stond een aan de werkelijkheid beantwoordende verlaging van de ethische normen voor en het gebruik van het straatjongensvocabulaire, omdat men van mening was dat een literatuur die deze dingen niet voorstond onmogelijk de realiteit kon weergeven en dus geen aanspraak kon maken op de kwalificatie “realisme”. Het streven van Iets zou onvermijdelijk een esthetisering van het vulgaire ten gevolge hebben gehad en een esthetische research op het gebied van kitsch en superkitsch.
Maar Iets ging voor de bijl. Sommige voor esthetiek niet vatbare mensen staan nl. een irreële verhoging van de ethische normen voor. De laatste nummers van het blad werden in beslag genomen, het geld stroomde niet meer binnen: de uitgave werd gestaakt. Dat de Indianen kinnikinnik (uva-ursi) in hun vredespijp rookten, lezen de autoriteiten niet in het volgend nummer van Iets, maar in de eveneens in beslag genomen kopij.
Toen mijn moeder trouwde in 1970 (Den Haag) was Ton Venselaar haar getuige. Met lange haren, lange baard, en in een lang gewaad was hij naar het stadhuis getogen. Bij deze gelegenheid had de trouwambtenaar mijn moeder naast Ton Venselaar gezet, in de veronderstelling dat ze bij elkaar hoorden. De man met wie ze trouwde stond er voor spek en bonen bij. Met korte haren, zonder baard, en in een onopvallend colbertkostuum was hij naar het stadhuis getogen. Toen de trouwambtenaar op zijn vergissing werd gewezen, schrok hij zich rot. Hij kon zich niet voorstellen dat mijn moeder een man verkoos in een colbertkostuum boven een man in een gewaad. Zo ging dat in 1970 !
Mooi journalistiek artikel van papa!
Maar Ton Venselaar ken ik ook. Als meisje (13-14 jaar) paste ik op zijn kinderen. Ze woonden op de Nieuwe Schoolstraat vlak bij ons ouderlijk huis. Ongelooflijk aardige man zoals ook zijn vrouw (naam vergeten). Hij was een echte hippie, politiek geangageerd. Lid van de Kabouterpartij. Ik mocht Ton erg graag met z’n lange haren en baard. Ik voelde me daar veilig. Hij luisterde oprecht naar mij. Was geïnteresseerd in wat ik te zeggen had. Mooie herinnering.