SJ: Je hebt de vorige keer gezegd dat jullie fietsers de stellige indruk hadden dat er in de Nederlandse steden meer wordt gestolen dan in Istanboel. Waar baseren jullie dat op?
LB: Onder meer op het gemak waarmee winkeliers in Istanboel frisdranken en bier aan de buitenkant van hun zaak etaleren. Bij ons worden die flesjes gepikt, daar staan ze de hele dag buiten. Om maar een voorbeeld te noemen…
SJ: Waarom doe je dit, dat fietsen, die moeilijkheden…
LB Waarom schilderde Van Gogh, komponeerde Beethoven, schreef Ibsen toneelstukken, is Lauda autocoureur, Zoetemelk wielrenner? Waarom houdt een jongen van blonde meisjes en valt een ander op negerinnen? Is het een manier van leven? Is het een manier om uitdrukking te geven aan een levensgevoel?
In het gezin waarin ik ben opgegroeid werd geen sport beoefend. Het kan nl. dat je een bepaalde sport in je familie hebt, waarvoor ieder aanleg heeft en elkaar stimuleert. Ik kan zó een paar voorbeelden geven van gezinnen, waarin verscheidene zoons fanatieke fietsers zijn. Hoe komt zoiets? Sociale invloeden, lichamelijke predispositie? En waar komt dan de sportiviteit vandaan van iemand die wordt opgevoed in een omgeving, waarin absoluut geen belangstelling bestaat voor sport?
SJ: De vraag blijft dus open. Maar misschien kun je wel antwoorden op de vraag wat de zin is van dit alles?
LB: Van zo’n fietstocht? Wat voor zin heeft een symfonie van Beethoven? Wat voor zin hebben de aardappeleters van Van Gogh? Heeft Lauda met zijn wereldkampioenschap de maatschappij veranderd? Wat voor zin heeft het de noordwand van de Eiger te beklimmen, of beter nog, de Mount Everest, eerst met een groepje en zuurstofmaskers en later, om het noodlot te tarten in je eentje en zonder masker? Wat was de zin van de maanlanding? De Teflon-pannetjes? Ach, laat me niet lachen. Nou doen ze ons geloven dat huisvrouw Modaal reikhalzend in de keuken heeft zitten hunkeren naar de komst van die pannen. Die Teflon gaat een paar jaar mee, maar een gietijzeren braadpan generaties. De ruimtevaart dient de vooruitgang, o ja? Welke, en van wie? Zo zouden ook sportmanifestaties een gunstige invloed hebben op de mentaliteit van het mensdom. Nou, we weten ondertussen wel beter. De Kunst. Die moet een sociale functie hebben. Als ze die heeft is er van kunst geen sprake meer, maar van kramp of schuim. Kunst noch sport zijn sociaal-politiek relevant. Maar dan wéer: hoe komt iemand ertoe om wekenlang in de Himalaya zijn leven te riskeren, elke minuut, om zijn topprestatie te bereiken? Die bezigheid heeft toch ook totaal geen zin, er zijn zelfs geen grote bedragen mee te verdienen. Hoe komt iemand ertoe zijn lichaam volledig af te beulen, totdat hij helemaal niet meer kan, en dat in het besef, dat hij zich een volgende keer opnieuw totaal zal inzetten. Die mensen zijn er niet zoveel. Zelfs in hun jeugd zijn de meesten niet bereid zich volledig uit te putten. Over zieke mensen is kilometers boek geschreven, maar over de supergezonden weten we niet zo veel. Bij sommige sportmensen kun je bijna spreken van verslaving. Neem Lauda. Die man is uit de vuurzee van zijn bolide als misbaksel tevoorschijn gekomen. Eén op de drie autocoureurs sterft op de baan. Dat weet hij best. Ondanks alles gaat hij door. Okee, hij is betrekkelijk jong, verdient grote bedragen. Die dingen tellen mee. Of Messner, momenteel de bekendste Oostenrijkse alpinist. Die verloor zijn broer in de gletschers van de Himalaya, mist de helft van zijn tenen door bevriezing. Hij is netjes getrouwd, maar gaat steeds weer op expeditie. Als hij daarvan terug is, komen na een poosje het plannenmaken en de onrust weer bij hem boven, zegt hij. Hoe moet hij zijn drijven rechtvaardigen? Bij hem halen ze Freud erbij. De symbolen liggen voor het grijpen: het beklimmen van maagdelijke gletschers, het afdalen in rotskloven, de geseling door ijzige stormen of gewoon masochisme, Gotogot, die Freud is toch helemaal obsoleet. Als er nou éen produkt van Victoriaanse moraal is, dan is hij het wel. De Amerikanen leggen ook wat stukjes in de puzzel. Een mens die bereid is zich lichamelijk totaal af te beulen, zoekt een ‘natural high’, geen ‘high’ door drugs, dus. Ook hij lijdt aan een neiging tot opwinding, de ‘stimulus addiction’, een weerkerende behoefte aan toppunten, die je vooral bij risico-sportmensen (parachutespringers, autocoureurs, wielrenners) tegenkomt.
Maar er wordt niets mee verklaard. De vraag waarom iemand schildert, komponeert, parachutespringt, of juist niet is nog niet beantwoord. Er wordt een beschrijving gegeven van persoon en verschijnsel en dan interpreteert ieder er op los, elk volgens zijn eigen goesting: psychanalytisch, sociologisch, psycho-somatisch, ideologisch en zo voort. Of je neemt van alle recepten enkele ingrediënten en mengt dat tot je een makkelijk smeerbare brij hebt verkregen.
Enfin, de oplossing zal wel in een chemisch laboratorium liggen. En nergens anders. Ik voor mij verklaar de fietstocht naar Istanboel – groots, fascinerend, vol vuur, vol leed, vol vreugde – tot Kunstwerk. Hoe vind je dat?
SJ: Je verklaart niets, je beschrijft alleen maar.