Toen ik er met Jan Streng over sprak, noemde hij de enquête ‘Wat willen wij met ons onderwijs?’ een ‘knuppel in het hoenderhok’: er moest iets los worden gemaakt op school. Mijn actie om wat mensen bij elkaar te trommelen voor een gedachtenwisseling schijnt dus een adequaat antwoord te zijn geweest op de bedoelingen der directie.
Ofschoon ik nu de enquête begrijp in het licht, dat Streng er met zijn bondige typering op wierp, en ofschoon ik werkelijk de waarde van deze enquête, binnen deze bedoeling, wel relativeren kan, wil ik tenminste nog mijn bezwaren tegen de uitgangspunten ervan toelichten, omdat in de discussie over algemene doelstellingen (in die kleine groepjes) bleek, dat mijn ‘krabbel’ over deze zaak te beknopt was.
Gaan wij uit van de werkdefinitie van ‘vorming’ (‘alle activiteiten die bijdragen tot de uitgroei van de menselijke persoon’), dan zien we een maximum aan activiteit, bij een minimum aan ‘waarom’ en ‘waarvoor’. Welke waarde heeft de doelstelling? Wie trekt er – behalve die uitgegroeide – profijt van al onze inspanning? De wereld? De gemeenschap? De school?
Ik vrees dat ‘vorming’ – misschien heilzaam daar, waar de sociale traditie geen houvast (meer) biedt en waar de instinctieve zekerheden verloren zijn geraakt – uitsluitend economische waarde schept. De leerling wordt afhankelijk van het succes dat hij boekt, en van andermans oordeel. Hij is zelf het kapitaal dat hij tegen rente moet zien uit te zetten. Van het eigen milieu, de eigen familie, de eigen geschiedenis losgemaakt, moet hij zijn heil zoeken in het conformisme, of in het stelen van de show, waar de conformisten zich aan vergapen. Ik weet niet welke van deze twee alternatieven het meeste uitblinkt door leeghoofdigheid.
Vorming betekent dat de leerling tenslotte in de gaten krijgt, dat het gaat om een bevredigend antwoord op vragen zijn ‘verkoopbaarheid’ betreffende, – bv.:
- Wat weet ik van het oordeel van anderen over mij? (Dat wordt al getrained, door van de leerling een ‘prognose’ op zijn rapport te vergen!).
- Wat verwacht men van mij?
- Hoe zie ik mijzelf het liefst?
Aan de vraag hoe de leerling erachter denkt te komen, wat hij van zichzelf wéét, komt op deze manier niemand toe.
Ik heb daarom in de discussiegroep waar ik deel van uitmaakte, gevraagd of het niet beter is uit te gaan van een definitie van ‘onderwijs’ i.p.v. van een definitie van ‘vorming’, – bv. van deze:
onderwijs is een systeem dat je leert de wereld en jezelf beter te begrijpen, en waar nodig, te veranderen.1
Dat schept geen receptieve zakenlieden, maar volwassen, creatieve mensen. Gaan we hiervan uit, dan gaan we uit van een totaliteit, die niet in stuk geanalyseerde deelgebieden uit elkaar valt, maar die oog houdt voor de ervaring van samenhang en relaties. Ieder vak heeft immers met de wereld en met ‘jezelf’ te maken, al is het waar dat de exacte vakken méer betrekking hebben op de wereld, de ‘mensvakken’ meer op ‘jezelf’ (de talen, godsdienst, de creatieve vakken) en de zaakvakken (+ gymnastiek) meer op het gebied waar jij en wereld samenkomen.
Ik nodig hen die over deze definitie willen praten, en over de daaruit voortvloeiende consequenties, uit, daartoe bijeen te komen op een nog af te spreken plaats en tijd.
Mogelijkerwijs komen we aldus tot de formulering van een aantal stellingen, die in thema’s te klassificeren zijn. Dan zouden we ook een aanloop hebben tot een avondbijeenkomst van vrijwilligers, waar zulke thema’s es nader kunnen worden bekeken…
CN
- Vergelijk: ‘”Hoe stelt u zich het onderwijs voor?” werd me bij mijn sollicitatie gevraagd. Ik antwoordde (…): “Ik wil dat mijn pupillen over zichzelf, over de wereld en over mij iets leren, en met iets bedoel ik zoveel mogelijk.” “Dat wordt dan een dolle boel,” zei de directeur. “Ja,” zei ik. En ik mocht komen.’ Uit het laatste hoofdstuk van de roman Tropische jaren, Een onvoltooide brief. [↩]