Als een maquette rees Batavia uit mijn onrust op

Gastbijdrage van Chrétien Breukers

Het lot van de zogenaamde buitenkampers, Indo’s die niet in de Jappenkampen werden geïnterneerd, krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht. Er is een site, er was een paar jaar geleden een docu (hier nog te bekijken) en gisteren tijdens de Indiëherdenking vertelde Frits Leidelmeijer (bekend van Tussen kunst en kitsch) op de NOS-site over de ervaringen van zijn gezin buiten de kampen.

Ik las het en alles wat hij vertelde herkende ik woord voor woord uit Tropische jaren. In 1986, toen de roman verscheen, werden de buitenkampers als zodanig nog niet onderscheiden, en het was Cornets de Groots insteek ook niet om hen als zodanig op de kaart te zetten. Maar zou dat boek achteraf niet dé roman blijken te zijn over het leven buiten de kampen?

Op Facebook vroeg ik het met een link naar de pdf. Chrétien Breukers las het boek en schreef er op zijn weblog een stuk over, dat ik hieronder met dank overneem.
RHCdG

Versozijde omslag 'Tropische jaren'

Op 15 augustus 1945 (gisteren eenenzeventig jaar geleden) capituleerde Japan en was de Tweede Wereldoorlog écht afgelopen. Echt? Voor een groot aantal Nederlanders, woonachtig in Indonesië, nog niet. De Bersiap brak aan, een periode waarin de onafhankelijke republiek Indonesië was uitgeroepen, maar nog niet officieel geïnstalleerd. Het ‘buitenlandse gezag’ werd niet langer getolereerd door Soekarno en andere Indonesische politici en militairen, wat soms leidde tot geweld tegen als vijandig beschouwde buitenlanders. Oók tegen de Nederlanders die tussen 1942 en 15 augustus 1945 al onder de Japanse bezetter van Indonesië hadden geleden. Na de capitulatie werden de buitenlanders, ironisch genoeg, vaak beschermd door diezelfde Japanners.

In Nederland vond het leed van de Indo’s weinig weerklank. Van de mensen die in de Japanse kampen in Indonesië ( zogenaamde ‘Jappenkampen’) hadden gezeten, werd over het algemeen gedacht dat ze beter af waren geweest dan de mensen die naar Duitse concentratiekampen waren afgevoerd. Ze mochten niet klagen. Het zonnetje scheen in Ons Indië en er hadden geen gaskamers in die kampen gestaan, dus die Jappen waren heus niet zo slecht als de Duitsers. De Indo-gemeenschap heeft tot op de dag van vandaag met dergelijke (voor)oordelen te maken. Ja, hun lot was betreurenswaardig, maar nee, ze hebben het niet zo zwaar gehad als de Joden, de zigeuners, de politieke gevangenen, de homo’s en de geesteszieken die in Duitsland en verder richting het oosten werden uitgeroeid.

Bovendien: niet alle Indo’s werden tijdens de Japanse bezetting in kampen opgesloten. Wie niet al te Hollands was en een kwartierstaat kon overleggen met genoeg Indonesische bloedbanden erin bleef gewoon vrij. Niet overal (huizen waren in beslag genomen, banktegoeden bevroren, salarissen werden niet doorbetaald en gezinshoofden werden wel opgepakt), maar in de zones waar de bezetter het toestond, mocht wat er restte van de Indogezinnen in ‘vrijheid’ doorleven. Deze zogenaamde buitenkampers hadden het natuurlijk helemáál gemakkelijk, althans, dat was het Hollandse idee nadat veel Indo’s eind 1946 waren teruggekeerd. Zij hadden de oorlog immers in vrijheid doorgebracht.

In de Trouw van gisteren staat een artikel waarin Frits Leidelmeijer (van Tussen Kunst en Kitsch), geboren in 1942 en een buitenkamper, over deze status vertelt: ‘We leefden in een vijandige omgeving. De Japanners hadden de Indonesiërs tegen ons opgezet. Er was veel angst.’ En: ‘Als wij erover begonnen zeiden ze “ach het was toch allemaal niet zo erg in Indonesië, het was lekker warm, je kon de bananen zo uit de bomen plukken dus je had altijd te eten. Maar wij hebben de Hongerwinter gehad.”’ Het lijkt wel of er pas de laatste jaren, nu de meeste buitenkampers al heel oud zijn, of overleden, meer aandacht komt voor deze groep. Het interview met Leidelmeijer is daar als het ware de bezegeling van: een beroemdheid van de televisie die bevestigt dat het erg was, toen. Erger dan wij dachten of denken. Het is tijd voor een boek of een roman over deze buitenkampers.

Welnu. Die roman is er al. Hij heet Tropische jaren, werd geschreven door R.A. Cornets de Groot en verscheen in 1986 bij de Prom. Op de website van Cornets de Groot is het boek als pdf of in html te lezen. Hoofdpersoon Leo de Brauw, in de oorlog een puber, ondergaat tijdens de Japanse bezetting de maatregelen van de Japanner en wordt langzaam maar zeker in de positie van buitenstaander gedwongen. De wereld van ‘Ons Indië’ verbrokkelt. De Indonesische Nederlanders zijn geen Indonesiërs en geen Nederlanders, maar wat zijn ze dan wel? De vijand en de voormalige kolonisator in Indonesië. Mensen met rare eetgewoonten en een vreemd accent in Nederland.

In zijn roman benadert Cornets de Groot de autobiografische stof via een omweg. Leo de Brauw reist naar Istanboel met zijn geliefde Narda, en daar komen de herinneringen aan de oorlog en aan de na-oorlogse tijd naar boven: ‘Ik had in die stad gelopen met Narda, urenlang, uren die dagen zouden worden, zeven in totaal. Istanboel – een Aziatische stad voor haar, een Europese voor mij: Istanboel is een Indo onder de steden’. De constante dreiging, waar Leidelmeijer in het interview over spreekt, is in het boek overal aanwezig. De Brauw ervaart die ook in Istanboel en ook in zijn omgang met zijn geliefde, die hem terug doet denken aan de liefdes die hij in Indonesië had. Het hele boek is een mengsel van herinnering aan dreiging, oorlog, dreigend geweld, puberteit, ontluikende seksualiteit, identiteitsvragen – en politiek. In een dagboekaantekening (opgenomen in de pdf van het boek) zegt Cornets de Groot hierover:

Mijn boek is ook een politiek boek.
De politiek overrompelt de mensen in dat boek: ze weten niet wat ze overkomt. Duitsers worden opgepakt en afgevoerd naar Australië, of getorpedeerd. Zij weten tenminste, waar dat voor is. Maar die achterbleven en werden vernederd en verdrukt? Die wisten nergens van. Die werden gestraft, zonder inzicht in hun delict: onmondigheid.
Politiek wordt pas actueel voor onpolitieke mensen, wanneer zij zich met die mensen bemoeien gaat. Grote politieke veranderingen, ook de binnenlandse, verscheuren het familieverband. Vrienden gaan vijandig uiteen, huwelijken worden ontbonden, kinderen staan tegen hun ouders op. Verdachtmaking, aangifte doen, de zwarte lijst, Geheime Diensten. Het is moeilijk een Erasmus te zijn in onze dagen. In bezet Batavia kon dat nog.

Als schrijver was Cornets de Groot bij leven een ‘buitenkamper’, iemand die weliswaar werd gewaardeerd maar nergens echt bij hoorde. Misschien wordt het, nu literatuur en autobiografisch proza steeds vaker in elkaar overlopen, tijd voor een herwaardering. Of zelfs voor een heruitgave van Tropische jaren. Ik heb het boek, nadat ik er gisteren via een Facebookpost op werd gewezen, met veel plezier gelezen.

Chrétien Breukers

Beluister hieronder een interview voor NCRV-Literama met Cornets de Groot over ‘Tropische jaren’.