15 oktober 1985

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

[p. 16]

We hebben ons via Skala in het bezit gesteld van een videorecorder. Mijn technisch vernuft wordt erdoor op de proef gesteld, maar toch hebben we al een paar aardige films gezien: Paris, Texas en Maria Braun. Voor Mat en mij de brokkenpiloten Laurel en Hardy. Lachen was dat voor de zoveelste keer.1

Van haar ridderproject hebben we bitter weinig vernomen: ze was er ook te moe voor. Wel had ze een trofee mee: een stok met daaraan een vaantje – heel soldatesk.
Van de tekening van Lubbers heeft ze letterlijk tekst en uitleg gegeven aan de keerzijde van de tekening. Het is iets heel vals – maar de bedoeling is goed. Ik weet dan niet wat ik er op zeggen moet: ‘dat is een lelijke gedachte, hoor!’ (maar intussen heeft ze gelijk). Je bent als opvoeder wsch. te snel tot moraliseren bereid, en dan verpest je toch onbewust het gemoed van het kind naar de slavenmentaliteit toe. Niet doen, dus.
Rutger belde. Hij wil dan verstandig genoeg in die hoerenbuurt niet wonen, en is nu naarstig op zoek naar een kamer, hetzij in Delft, hetzij in Leiden. Of we willen helpen zoeken. Van mijn brief aan Andrea wist hij niets af. Hij deelt wel mijn kritiek op haar gedrag. Tot nu toe heb ik nog niets van haar vernomen; intussen is de rekening binnen en daar krijgt ze morgen een afschrift van van Narda, met het verzoek de rekening te voldoen. Enfin, ik heb me moeite genoeg gegeven om haar in staat te stellen het gezicht te redden.

Hazeu: niets van gehoord. Wage: idem, hoewel die beloofde me te schrijven en in ieder geval het Achterbergstuk te retourneren op maandag. Ik heb tot half elf op de post zitten wachten, want ik wilde Wage’s opmerkingen evt. verwerken in het tikwerk dat me m.b.t. Achterberg nog wacht. Toen kon ik natuurlijk helemaal nergens meer aan beginnen.
Om twee uur vertrokken naar Verboon, waar ik door pech onderweg pas om drie uur aankwam. Geschaakt. Vijf partijen, waarvan ik er vier op schandelijke wijze verloor en een won, op eveneens schandelijke want nogal eenvoudige, kinderlijke wijze. Ik ben over deze dag nauwelijks te spreken.

Gisteren bij Haas.2
Het verhaal van zijn eerste liefde.
Hij was 19, zij 18 of misschien iets jonger. Allebei uit een wat burgerlijk gezin. Toen ze jarig werd, kreeg ze van een tante een handdoek, met de opmerking ‘Voor de uitzet’. Hij maakte het zo spoedig mogelijk uit. Wat wil men? Hij had een goed stel hersens en wilde studeren. Hij bleef levenslang aan haar denken, zij gaf na tien jaar het treuren op, en trouwde een Engelsman, nu 25 jaar geleden. Drie kinderen, volwassen, het huis uit. Hij trouwde ook. Scheidde, omdat hij nogal onbehouwen deed in de verhouding tot zijn vrouw, die oprecht veel van hem gehouden heeft.
Nu komen ze elkaar door een toeval tegen, en zijn beiden van de kaart. Wat een verhaal! Ik hoorde hem uit – het interesseerde me vreselijk.

Ik ben twee kilo aangekomen. Is dat niet om te janken?3
 


  1. Over Laurel & Hardy schreef Cornets de Groot in zijn Notities bij werk van Harry Mulisch in de bundel Contraterrein. []
  2. Leo van Haaster, bijnaam ‘Haas’, leraar Duits, ex-collega op het Lodewijk Makeblijde College. []
  3. Verwijzing naar de kreet ‘Ik ken wel janke!’ die veelal binnen het lerarencorps op het Lodewijk Makeblijde College werd gebezigd. []
Doorgestreept: ‘Daar schrok hij toch wel van.’
Doorgestreept: ‘Weg uit die benepenheid.’
Doorgestreept: ‘Maar ik heb ook nog gebabbeld over school. We zijn het er over eens dat we blij zijn, daar van af te wezen.’

Plaats een reactie