Aan het begin van dit verhaal komt een mij zeer dierbare – ruim dertig jaar oude – herinnering naar boven. Mijn vader liet me bij hem thuis een pagina met twaalf kleine fotootjes zien uit een van zijn drie fotoalbums over de periode 1920-1937 uit Indië. Die albums zijn speciaal, want ze hebben zowel de oorlog, de ‘bersiap’ als de overtocht naar Nederland overleefd.1 Ze zijn afkomstig uit de nalatenschap van mijn vaders tante en mijn oudtante Caecilia (we noemden haar tante Cil). Zij was mijn lievelingstante.
Mijn vader schrijft:
Mijn vader wees in het album mijn overgrootmoeder Komot aan. Ik had haar nog nooit gezien en nog nooit over haar gehoord. Er ging een nieuwe wereld voor me open, want voor het eerst zag ik familiefoto’s uit het land dat altijd in mijn leven aanwezig was. Mijn vader, ernstig ziek, het moet februari 1991 geweest zijn, liet me toen ook andere foto’s uit zijn jeugd zien. We voelden beiden dat dit het moment was dat hij mij nog iets over zijn land van herkomst kon meegeven. Ik vroeg naar de plaatsen op de foto’s en schreef ze snel op: Bogor, Bukittinggi/Fort de Kock, Muara Enim. De foto’s die hij me liet zien, wakkerden mijn verlangen om naar Indonesië te gaan enorm aan. Mijn eerste reis naar Indonesië werd opeens concreter. Ik wilde die plaatsen in het echt zien. Ik wilde weten en ervaren hoe het daar was. Dit voor mij zeer gedenkwaardige moment markeert het begin van mijn zoektocht naar mijn Indische familiegeschiedenis. Toch zou het nog twintig jaar duren voordat ik mijn eerste reis ging maken. Ik was daar pas toe in staat toen ik de foto’s van Komot weer te zien kreeg.
Deze herinnering is bijzonder, want zij vond plaats nadat mijn vader en ik elkaar lang niet gezien hadden en niet lang voor zijn vroege overlijden. Wat was er gebeurd? Aan de geborgenheid van mijn jeugd – ik was vijftien jaar – kwam een einde toen mijn ouders uit elkaar gingen. Over hun scheiding staat op Wikipedia het volgende vermeld:
De scheiding betekende een grote omslag in mijn leven. Ik zie mijn vader nog voor de laatste keer met zijn koffertje de trap aflopen…
Mijn leven stortte in elkaar. Ik werd een kind dat nu als ‘probleemjongere’ getypeerd kan worden: ik ging naar de cafés in de buurt en had er mijn avontuurtjes. Ook bleef ik twee keer zitten en moest ik van school, van mijn geliefde Haags Montessori Lyceum (HML). Dat vond ik heel erg.
De nieuwe school waar ik heenging, was de school waar mijn vader Nederlands gaf. Ik kwam zelfs bij hem in de klas. Ik vond het mooi: deze in de klas shag rokende en onalledaagse leraar met lang haar, die zijn leerlingen liefde voor poëzie bijbracht. Dat vond hij belangrijker dan correct spellen of grammatica. Prachtig zoals hij het gedicht Immortellen van Piet Paaltjens voordroeg en toelichtte.4
Ik speelde dwarsfluit in het schoolorkest en mocht elke woensdagmiddag in de lerarenkamer komen waar de leraren hun borrel hadden. Toch kon ik niet op deze school aarden. Ik kreeg er klassikaal les en wilde terug naar het HML en zelfstandig werken. Ik was toe aan het belangrijke Montessori-uitgangspunt: ‘help mij het zelf te doen’. Mijn vader moet dit begrepen hebben en deed een goed woordje voor me. Dat was fantastisch, want ik mocht weer terugkomen. Het zal voor mijn vader niet makkelijk zijn geweest tegenover zijn collega’s; zijn dochter had hun school de rug toegekeerd.
Het HML bleek een school waar ik mocht vallen en opstaan. Ik kon er zijn wie ik was (ik woonde bijvoorbeeld al vroeg samen) en wist vanaf het moment dat ik terug was zonder al te veel moeite de school te doorlopen.5 Vervolgens ging ik naar de Sociale Academie met de motivatie kinderen te helpen, bijvoorbeeld in kindertehuizen. Ik koos echter voor de meer politieke studierichting Arbeidsverhoudingen.
Mijn vader en ik hadden altijd een diepe band gehad. Ik was een vaderskind. Maar die band raakte in de periode voor de scheiding ook ontspoord. Mijn broer Rutger schrijft erover:
Vanwege onze band en mijn solidariteit met mijn vader ging ik na de scheiding als enige kind met hem mee. Het verdriet van mijn moeder was te groot voor mij. Ook dat heeft meegewogen om met hem mee te gaan. Ik kwam bij mijn vader en zijn nieuwe vrouw te wonen. We kwamen toen anders tegenover elkaar te staan, wat me heel zwaar viel. Ik herinner me hoe ik gebroken door liefdesverdriet uit de bus bij ons huis stapte en mijn vader en zijn vrouw in dezelfde bus zag instappen, op weg naar haar ouders. Het is een van de voorbeelden van hoe ik vond dat mijn vader er niet meer voor me was. Ik voelde me bij hen dermate alleen en ongelukkig dat ik het huis verliet en al mijn spullen achterliet, om er nooit meer terug te keren (ik was toen al op mijn oude school terug). Op zestienjarige leeftijd ging ik samenwonen met mijn toenmalige vriend. Het was geen gelukkige relatie, want hij verbrak die meer dan eens en na zes jaar definitief.
Mijn vader en ik zijn maar liefst dertien jaar gebrouilleerd geweest. In die periode hebben we elkaar weliswaar twee keer gezien, maar we waren toen nog niet aan een verzoening toe. Gelukkig kon ik later de eerste stap zetten en weer naar hem toegaan, het was op zijn verjaardag in februari 1989.7 Ik voelde dat wát er ook gebeurd was: papa was mijn vader, ik hield van hem en wilde bij hem zijn. Hij ontving mij direct weer liefdevol en was altijd van me blijven houden, zo zei hij mij.
Ook al hadden we niet vaak over Indië gesproken, we voelden beiden dat we er een sterke band mee hadden en daarmee met elkaar. Illustratief is de eerste keer toen mijn vader met zijn vrouw en dochter bij ons thuis kwam. Mijn vader had fotoalbums bij zich van de reis die hij naar Indonesië had gemaakt. Het eerste dat hij aan me wilde laten zien, waren die albums! Ik hoorde toen pas dat hij deze reis gemaakt had. Nog niet helemaal aan elkaar gewend, brak zijn geste het ijs. Ook mijn vader keek positief op dat bezoek terug. Op 29 maart 1989 schrijft hij mijn broer Rutger:
We hebben niet veel tijd meer samen gekregen. Een paar maanden later, op 11 juni 1989, kreeg mijn vader een hartinfarct dat leidde tot een zware hart-longziekte, waarvoor hij een aantal keren in het ziekenhuis werd opgenomen. Weer wilde ik mijn vaders grootste steun zijn, zoals ik dat ook in de periode voor de scheiding was geweest. Ons patroon was niet veranderd. Hij deed weer een beroep op me en ik was er weer voor hem.
Mijn vader overleed op 6 maart 1991, precies op de vierde verjaardag van mijn nichtje Odile. Hij werd 62 jaar.
Zijn overlijden werd ingeleid door de meest droeve gebeurtenis die ik ooit meemaakte. De dag voor mijn vaders overlijden kwam ik bij hem. Hij had gevraagd Machteld te helpen een cadeautje voor Odile te kopen. Zijn vrouw had hem verlaten en hij woonde nog alleen met Machteld. Mijn vader was sterk en strijdbaar en bezig met de voorbereiding van zijn scheiding. Hij had een afspraak met de notaris gemaakt om zijn testament te wijzigen, want wij kwamen er als kinderen “bekaaid van af”, zoals hij zei. Van die afspraak is het niet meer gekomen. Die vijfde maart voelde mijn vader zich niet lekker en was hij niet in staat om oblok oblok te maken, waarvoor het recept in de keuken klaar lag.9 In plaats daarvan gingen we uit eten. Mijn vader kreeg er zijn fatale hartritmestoornis. Machteld en ik maakten samen in het restaurant zijn laatste bewuste momenten mee, die we altijd bij ons dragen en met elkaar delen. Ik hield mijn vader in mijn armen, wachtend op de ambulance die maar niet leek te komen. Dat uitgerekend ik dat moest meemaken, wees op de speciale band die papa en ik hadden, zo realiseerde ik me.
In mijn vaders levensbericht verwoordt Han Foppe mijn vaders overlijden als volgt:
- De ‘bersiap’ is de gewelddadige periode na de capitulatie van Japan (zie Bersiap in hoofdstuk XIV). [↩]
- Cornets de Groot, R. 1990: 54. [↩]
- Wikipedia. Rudy Cornets de Groot. [↩]
- Uit de dichtbundel Snikken en Grimlachjes (1867). [↩]
- Uit dank voor de kansen die ik had gekregen, wilde ik iets terug doen: ik werd in 2007 voorzitter van het ouderbestuur van het HML, waar Sven inmiddels op zat. [↩]
- Cornets de Groot, Rutger H. 2020. [↩]
- Op die verjaardag zag ik mijn nieuwe halfzusje Machteld voor de eerste keer. Ze was toen twaalf jaar. [↩]
- Cornets de Groot, R.A. 1988-1990. Mijn vader noemt Machteld: “Mat”. [↩]
- Cornets de Groot, R.A. zonder datum a. Oblok oblok = groentegerecht met sojaproducten (tempé en tahoe) in kokossaus. [↩]
- Foppe 1991. [↩]