Post uit de Herenstraat – Ontwerp voor een quizz II

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 16e jrg., nr. 7, maart 1985.

Pagina 445 van de 6e druk van Van Dale.
 
CN/HQ 170185

Ik heb voor het gemak een bladzijde uit de zesde druk gefotocopieerd, de pagina 445, waarop het woord ‘doedelzak’ (regel 3 uit het gedicht) wordt verklaard. Op die bladzijde, een paar woorden boven ‘doedelzak’ vinden we ‘dodo’, waarvan gezegd wordt: ‘walgvogel’ en waar ook door verwezen wordt naar ‘dodaars’. We vinden op 445 ook een woord als ‘lammerstaart’ (onder ‘doddegras’), ‘huttentut’ (onder ‘dodder’) en begrippen als ‘slaperig’, ‘sufferig’.
Het is waar, dat al deze woorden ook in de elfde druk voorkomen, en met vaak dezelfde, woordelijk dezelfde, verklaring (‘doedelzak’, bijvoorbeeld).
Maar in de zesde vind je ze op klein bestek. De spelling ‘dode’ was in ’24 immers fout: men spelde ‘doode’. Tussen ‘dodecaëder’ en ‘dodijnen’ is in de zesde maar plaats voor één woord: dodei. In de elfde worden ‘dodecaëder’ en ‘dodijnen’ van elkaar gescheiden door een hele kolom woorden, beginnend met ‘dode-‘. De elfde druk zou ongetwijfeld tot een heel ander gedicht – vol zombies, bijvoorbeeld – hebben geïnspireerd, dan er nu voor ons ligt.
De verbanden die ik aan wil geven, kan iedereen met behulp van het gedicht en van pagina 445 natuurlijk zelf vinden, maar ik vind dit te leuk, om het aan anderen over te laten:
lammerstaart-lammertjesleerboek (regel 10);
onder ‘lammertjes’ vinden we in de zesde: lammertjesbaai (=wol) en lammertjespap;
huttentut – tut tut (regel 23);
en ‘sufferig, slaperig’: welterusten (regel 24);
‘Tut’, schrijft Van Dale, 1924, is: ‘v. (plant.) eene der drie verscheidenheden van de gewone radijs, ook Chineesch radijszaad, Spaansche tut en Spaansche dodder geheeten’. Maar natuurlijk is ’tut tut’ ook een soort van onomatopee, al komt dit in de druk van ’24 niet voor, – een gevoelsuiting, een oproep er het zwijgen toe te doen, opwinding te vermijden, hetgeen als slot voor het gedicht heel passend lijkt, hoewel we niet weten, wie hier gesust wordt. De elfde noemt ’tut tut’ wèl. Het is daar een tussenwerpsel. Maar Lucebert ‘werpt’ deze klank nergens ’tussen’: het is een op zichzelf staande zin.
Komen er in dit gedicht ook woorden voor, die je in de zesde vergeefs zoekt? Ja.
Heel verrassend: ‘welterusten’ ontbreekt;
achterlijk: ‘koptelefoon’;
begrijpelijk: ‘mussenveertje’;
zoals vanzelf spreekt: ‘lammertjesleerboek’. Dit is een nieuwvorming, evenals, wat de spelling betreft, ‘nadato’. ‘onzelieveheersbaasje’ en ‘nadaden’ zijn neologismen, qua vorming niet ongelijk zij het veel minder intellectualistisch, aan ‘iwosyg’.
Het verband tussen ‘nadata’ en ‘nadaden’, in de tekst gelegd, wordt verstevigd door de zesde druk.
‘Dato, bw. (koopmanst.) heden,’ etcetera;
‘na dato, na dien dag (..)’;
‘nadag, m. (-en), 3. (kooph.) respijtdagen (..)’.

Lucebert is de uitvinder van het kubisme in de poëzie. Hij past er het zogenaamde ‘mobiele oogpunt’ in toe.
De kubist geeft niets om de centrale perspectief. Of liever: hij bestrijdt dit beginsel op heel goede, eenvoudige en uiterst menselijke gronden. Wanneer hij iets weergeeft, deinst hij er niet voor terug, het object of het model van verschillende oogpunten uit, af te beelden. Een model staat immers niet stil. En een schilder staat ook niet stil: hij zit niet op een statief: hij is geen camera. Zo kan hij het gezicht van zijn model weergeven zoals hij het kent: en profile èn en face tegelijk.
In Luceberts poëzie zijn veel voorbeelden voorhanden van dit meerduidig zien. Ergens vind je de regel:

‘die tussen de dakens spartelt’.

Dat lijkt een drukfout, maar is het niet. Het is een beeld ‘en face’ en ‘en profile’:

.die tussen de daken spartelt 
.die tussen de lakens spartelt
.die tussen de dekens spartelt.

De ‘drukfout’, de ‘waarnemingsfout’ (wanneer je ervan uit gaat dat alleen de centrale perspectief recht van kijken heeft) genereert deze betekenissen. Het aardige is, dat ze in het betreffende gedicht ook alle drie passen.
Terug naar ‘nadato’.
Deze ‘foute’ spelling activeert de juiste: na dato. En dat activeert ‘na daden’. Maar ‘nadaden’ activeert weer ‘nadagen’ en, eventueel, na dagen. Nadagen: respijtdagen. Maar ook: het laatste deel van iemands leven. De zin is barstensvol inhoud, wordt een symbool, de bundeling van bewuste, minder bewuste en zelfs onbewuste bedoelingen. Toekomst, daadkracht, handelingsbekwaamheid, toegeeflijkheid, ouderdom zijn zich direct opdringende begrippen om dit symbool te duiden. Wij kunnen de zin niet parafraseren. Men kan symbolen niet parafraseren. Een hart en een pijl: wie ziet er nog het mannelijke en vrouwelijke beginsel in?
Is het raar, dat dit gedicht op deze plaats – regel 16/18 – middelpuntzoekend wordt, dat het ik-zoekend wordt, nu iwosyg een probleem voor het subject is geworden? De titel van het gedicht wordt hier het meest urgent, al bevrijdt de dichter zich met regel 19 van zijn zorg.

(slot volgt)

CN
 

Plaats een reactie