VIII. Familieportret in Buitenzorg

Bron: Saskia Cornets de Groot, Verborgen identiteit, Den Haag, 2024, p. 92-98.

Hier volgt nog een klein familieportret. Op de huwelijksakte staan namelijk ook mijn overgrootouders Haagsma, de ouders van mijn grootmoeder Anna Haagsma, vermeld. Het betreft hier geen relatie van een Nederlandse man en een Indonesische njai, maar een huwelijk tussen een Nederlandse man en een Indische vrouw. Ik vroeg me af waarom deze Indische overgrootmoeder Adriana wel en de Indonesische Komot niet getrouwd was. Reggie Baay schrijft hierover dat het Europese mannen al sinds 1848 was toegestaan te trouwen met hun njai. Toch bleef het aantal huwelijken gering:

Dat had alles te maken met de koloniale mores, met de veelal onuitgesproken code dat men als Europese man weliswaar met een inheemse vrouw mocht samenleven, maar dat met haar trouwen toch echt te ver ging.1

Ook het verhaal van deze overgrootouders, dat ik optekende uit mijn vaders dagboeken, sprak tot mijn verbeelding.2

Zij heette Adriana Ehrencron en werd geboren te Ngawi op Oost-Java op 4 april 1881. Haar ouders hadden allebei een Duitse achternaam. Met haar gemengde bloed was zij donker van uiterlijk. Adriana was dol op alles wat militair was. Zijn naam was Oene Haagsma, hij werd op 25 januari 1867 te Kooten in Friesland geboren. Adriana en Oene trouwden op 22 februari 1899 te Ngawi, zij was bijna achttien, hij was 32 jaar oud. Ze kregen drie dochters en een zoon.
Oene had als 2e luitenant in de wrede Bali-oorlog (1906) gevochten. In deze oorlog vonden de Balinezen hun einde in de puputan (eervolle zelfmoord), zij verkozen deze rituele collectieve zelfmoord voor het oog van de vijand boven overgave.

Adriana en Oene Haagsma, de ouders van mijn grootmoeder Anna.

Na de bloedige Nederlandse verovering van Bali, die Oene nederig stemde, hield hij zich bezig met de studie van het Sanskriet. Oene overleed op 28 januari 1938 te Weltevreden.3

Na Oene’s dood hield Adriana een plaats voor zijn geest aan tafel vrij, verwende hem met allerlei lekkere hapjes en sprak hem toe bij het slapen gaan. Oene’s pyjama legde zij op zijn eigen plaats in het tweepersoonsbed. Mijn vader voegt er aan toe:

Na zes uur ’s avonds mocht ik van haar niet meer onder de waringin komen, omdat dan de geesten rondwaarden in en onder die “geestenboom”. Ik heb die dingen altijd een beetje eng, maar ook wel heel beminnelijk van haar gevonden.4

Toen Adriana na de oorlog naar Nederland vertrok, gaf zij haar ritueel op; Oene’s geest was in Indonesië achtergebleven. Dit afscheid viel haar zwaarder dan zijn dood. Adriana overleed op 4 januari 1955 te Den Haag.

Marion Bloem schrijft over dergelijke mystieke verhalen:

Mijn vader zei: ‘Als je er niet in gelooft bestaat het niet.’ Mijn moeder stelde me gerust met: ‘Wees niet bang, in Nederland
bestaat dat niet, dat is alleen daar’.5

Buitenzorg
Op de huwelijksakte las ik voorts dat Adriana en Oene in Buitenzorg woonden. Omdat Piet begin jaren dertig vaak voor zijn werk werd overgeplaatst, woonde mijn vader als kleine peuter tijdelijk bij hen. Bij terugkeer in het gezin sprak hij uitsluitend Soendanees.6 Op de foto’s, die in 1932 in Buitenzorg genomen zijn, heeft mijn vader een mooi fluwelen pakje aan en zijn speelgoedolifantje bij zich. Hij herinnert zich:

Voor ongeveer zo’n gebouw [ ] sta ik als een jongetje van vier, of iets jonger misschien, in een zwart fluwelen pakje met een kraagje en manchetten van kant. Hoogblond, zeer blank, allerminst versteend. Integendeel: ik ben op dat pakje even trots, misschien trotser dan mijn moeder, die het zopas voor me maakte. Daarbij ben ik een blijmoedig kind. Aan mijn voet staat een speeltje.7

Mijn vader als kleine peuter in mooi fluwelen pakje met speelgoedolifantje, Buitenzorg 1932.

Van Buitenzorg zijn meer foto’s bewaard gebleven, zoals die in ‘s Lands Plantentuin (Kebun Raya) van mijn vader en zijn zus Louise (roepnaam Loes) bij de victoria regia’s (reuzenwaterlelies). In het vroegste album vond ik foto’s bij de kenariboom van de drie zussen Haagsma. Het zijn mijn grootmoeder Anna en haar zussen Cil en Mieneke. Mieneke overleed als gevolg van een blindedarmontsteking tijdens de bersiap in 1946 en kwam op een vuilnisbelt terecht. Vreselijk!

Mijn vader en zijn zus Loes in ‘s Lands Plantentuin, Buitenzorg ongedateerd.
Mijn grootmoeder Anna (midden) met haar zussen Cil (links) en Mieneke (rechts) in ‘s Lands Plantentuin, Buitenzorg 1923-1924.

De botanische tuin heb ik op alle drie mijn reizen bezocht, zo heerlijk vond ik het er. Ik hou van de vijver met de victoria regia’s en de kenaribomen met hun typische plankwortels. Deze liefde werd wellicht ook ingegeven doordat ik met de foto’s van toen in mijn hoofd de mogelijkheid had de periode naar het verleden te overbruggen door op dezelfde plekken te zijn als mijn familie 80-90 jaar eerder.

Bij de vijver met de victoria regia’s in Kebun Raya, net als mijn vader en zijn zus toen ze nog peuters waren, Bogor 2010.
Bij de kenariboom in Kebun Raya, net als mijn grootmoeder en haar zussen 90 jaar eerder, Bogor 2013.

Ook nam ik wat aarde uit de tuin mee om over mijn kist te strooien, zodat ik symbolisch in Indonesische grond begraven word.


  1. Baay 2010: 41. []
  2. Cornets de Groot, R.A. 14 november 1985 en 6 mei 1989. []
  3. Wijk in Batavia die door Europeanen bewoond werd, nu Jakarta Pusat (Centraal-Jakarta). []
  4. Cornets de Groot, R.A. 6 mei 1989 []
  5. Bloem 2020: 258. []
  6. Soendanees werd in het historische gebied Soenda gesproken (zie hoofdstuk IV, voetnoot 7). Op West-Java is het tegenwoordig een officiële taal met circa 27 miljoen sprekers.
    []
  7. Cornets de Groot, R.A., Indisch dagboek 1987. []

Plaats een reactie