Over: Peter Andriesse, Beweren en bewijzen zijn twee en Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind, De Bezige Bij, Amsterdam, 1971.
Een boekje met drieënvijftig beweringen zonder bewijs en een quasi-doktersroman die een Amsterdamse sleutelroman blijkt
Beweren en bewijzen is twee door Peter Andriesse bevat 53 beweringen en geen enkel bewijs. Dat laatste hoeft hier ook niet, want de beweringen vormen het apparaat dat de schrijver een greep op de wereld verschaft. Het is namelijk de afbeelding van ‘zijn’ werkelijkheid en omtrent iets zo persoonlijks valt niets te bewijzen. Voor de werkelijkheid van Andriesse is het genoeg, dat hij erin gelooft.
Een systeembouwer in ideologische zin is hij waarschijnlijk niet. Maar hij is ook geen rasindividualist. Zijn hier in beweringen ondergebrachte ‘waansysteem’ houdt immers, en dat maakt communicaties ook mogelijk, voeling met andere waansystemen – collectieve, als dat van Wittgenstein of George A. Kelly, en persoonlijke, als dat van Sade of W.F. Hermans. “Er is maar één werkelijk woord”, citeert hij van de laatste: “chaos”. Maar daartegenover ziet hij natuurlijk ook wel in dat er een soort oerwaansysteem moet bestaan, de logica m.n., waar zonder andere waansystemen het niet kunnen stellen, zolang het ons niet mogelijk is antilogisch te denken.
Vooral die logica garandeert een minimum aan communicatie, zegt hij zelf. En toch maakt hij van dit “oerwaansysteem” geen hoeksteen voor zijn beweringen, waardoor zij een brug tussen het wetmatige van het rationele denken en die chaos van Hermans zouden vormen. Mijn indruk is dat Andriesse meer hecht aan gevoelsmatige inzichten als dit van de psycholoog Kelly met zijn “constructensysteem”, volgens welk het construct “lui” in verband kan worden gebracht met de constructen “vies”, “stinken”, “ongewassen” en “seksueel losbandig” (bewering 6). Op deze (en tegenovergestelde) manier kijken tal van mensen tegen de wereld aan, heeft iedereen zijn “filosofie” en niemand een bewijs. Dat zulke beweringen eenvoudig te falsifiëren zijn, alleen maar door op concrete gegevens uit de chaos te wijzen die een tegengestelde bewering staven, is duidelijk.
Beweren en bewijzen is twee is naar mijn mening eerder een ‘retorica’ dan het sluitend waansysteem van een denker of een idioot. Een retorica waarbij het niet gaat om literatuur, maar om de eigen persoonlijkheid en de wereld. Meer dan eens doen Andriesses beweringen aan Multatuli’s Ideeën denken, en dan zeg ik iets heel moois van deze beweringen, vooral wanneer men bedenkt dat Andriesses tweede boek van dit jaar, Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind in geen enkel opzicht met de Max Havelaar te vergelijken is.
Want wel geeft Zuster Belinda vorm aan een waansysteem, maar dat is niet dit van de schrijver. Het is het waansysteem van het damesbladverhaal, het meisjesboek, de roman naar het ontwerp van Rebecca.
Zo’n boek schrijven kan niet moeilijk zijn: zet een aantal clichés op en de lezer weet door herkenning meteen op het vervolg vooruit te lopen. In overeenstemming met een van de beweringen (de vijfde) kan men zeggen dat Zuster Belinda een consistent systeem is: alle volgende clichés zijn uit het eerste af te leiden. Het belangrijkste cliché van dit boek is het uitgangspunt: dat lezers van doktersromans in boeken nu eenmaal een nabootsing van de realiteit menen te zien. Dat Zuster Belinda een sleutelroman is, waar praktisch heel schrijvend Amsterdam herkenbaar in voorkomt, versterkt het nabootsende of mimetische karakter niet weinig.
Het verhaal is iets knulligs over een plattelandsmeisje dat op weg naar de grote stad Amsterdam waar ze als verpleegster komt werken, de dokter van haar leven leert kennen. Aangezien ze hierna een tweede minnaar zal ontmoeten, Geert, een schrijver, moet ze van een aantal remmingen worden verlost. Tot dat doel wordt haar een levenswijze opgedrongen waarin alleen, in boeken althans, dorpsmeisjes schijnen te trappen. Natuurlijk trouwt ze met haar arts (dat is het meisjesboekaspect), maar die ontpopt zich dan al snel als een waardig leerling van Sade, hoewel hij voor het oog van de wereld een hoogstaande moraal vertegenwoordigt (hier worden de Rebecca-aspecten actueel). Geert besluit Belinda, die van alle lichtzinnigheid is afgestapt, te redden. Maar dat mislukt. Dushkinds image is te hecht gevestigd en de twee geliefden komen in een psychiatrische kliniek terecht. Met een verwijzing naar bewering 10 concludeert de lezer dat hun enige krankzinnigheid die van de deugd is. Ongelukkig worden ze er niet door. Geert schrijft er zijn roman, en de beginregels ervan zijn identiek met deze waar Zuster Belinda mee aanvangt.
De taal die beloofde een afbeelding van de werkelijkheid te geven, blijkt opeens met die werkelijkheid niets te maken te hebben: het slot sluit Belinda, Geert en Dushkind in een structuur in, wat betekent dat ze uit het leven in de fysische realiteit worden gestoten. Onze voorbarige opvatting dat Zuster Belinda een consistent systeem zou zijn, moeten we hier dus herzien. De compositie levert immers (net als bij Eschers hiaatloze prenten) een ‘restfiguur’ die even interpretabel is, als de figuur vanwaar we zijn uitgegaan.
Geciteerd met bronvermelding door Perkamentus antiquarius in: “Zuster Belinda: “Tussen haar benen scheen de zon” (http://perkamentus.blogspot.com/2023/03/zuster-belinda-tussen-haar-benen-scheen.html).
Tussen haar benen scheen de zon, een citaat uit Anna Blamans Eenzaam avontuur. Zuster Belinda staat vol citaten uit andere boeken.