Een krabbel…

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 11e jrg., nr. 9, maart 1980.

Illustratie bij artikel
 
In vroegere krabbels heb ik wel es wat bezwaren gemaakt tegen de door mij vermeende invloed van wat ik maar zal blijven noemen: het behaviorisme en het neopositivisme op deze school. De enquête, die we zojuist op verzoek van de directie – al dan niet met tegenzin – hebben ingevuld, versterkt de indruk, die ik hierboven bedoel.
Zij staat in nauw verband met wat hier is gaan heten: de identiteit van de school. Zij begint met een aanvechtbare ‘werkdefinitie’ van het begrip ‘vorming’ (volgens welke bv. een terrorist of een solipsist door ons als gevormde lieden moeten worden aanvaard), en dat begrip wordt dan in acht vormingsgebieden uiteengelegd. De gedachte die hier achter zit, bewust of niet, is deze dat de omgeving van beslissend belang is voor iemands innerlijke groei.
Zoals u wellicht weet, is het begrip ‘identiteitscrisis’ een Amerikaans begrip, afkomstig van de psycholoog Erich Fromm. Negers, Joden, Italianen, Ieren, etc., bleken – behalve over hun armoede – ook nog te beschikken over zoiets als een identiteit. Want die werd in het ghetto gekoesterd. Daarbuiten moest bij het cultuurloze volk het geloof ingang vinden, dat niet het culturele erfgoed doorslaggevend was op het stuk van de vorming, maar de omgeving, waarin men was opgegroeid. Plotseling worden dan vormingsgebieden belangrijk. Gedrag heeft dan te maken met ervaringen, omgeving en leerprocessen – níet met cultuur, erfelijkheid, creativiteit. Gedrag wordt een sociologisch begrip. Maar wat te zeggen van het gedrag van Pieter Scholtes, die op een reprimande antwoordde: ‘Ken ik het helpen, dat ik uit de schoot van een rasechte Westlandse meid geboren ben?’
Hier wordt geen erfelijkheid ontkend. Geen cultuur. En hier wordt een nieuw gezichtspunt gecreëerd, vanwaaruit de vermanende instantie het gedrag opnieuw beoordelen kan. Hier spreekt een trotse, warme, zelfbewuste identiteit. We denken iets kwijt te zijn, dat we al jaren in huis hebben. We zijn eigenlijk stapelgek.

Maar toch hoor ik soms wel iemand praten over identiteit. Dan zie ik zorgelijke gezichten. Een praatpapier waart rond onder de ouders. Inhoud: identiteit. Is het L.M.C. een patiënt? Voor een betrekkelijke buitenstaander als ik bv., of Goddijn is de school redelijk katholiek. Misschien niet Rooms, als voorheen, maar toch iets, hoe zal ik zeggen, in de geest van Schillebrands. Ook met betrekking tot de onderwijsvernieuwing vraag ik me af: is het probleem er wel? Werd het ontdekt, soms? Of werd er in de buurt van een microfoon iets gefluisterd, dat versterkt uit de speaker terugkeerde en toen een zingend circuit veroorzaakte? En zitten we nu met zijn alleen te wachten op de knal, waarmee het systeem en het probleem de wereld uit zijn?

Het wonder van de enquête is, dat we onbewust tot de gedachte gekomen zijn, dat vormingsgebieden veel en veel belangrijker zijn dan traditie en zelfgeschapen toekomst.
We zijn nog wel dezelfde gebleven naar de geest, maar onbewust veranderde onze houding een beetje. We hebben de hand naar de neus gebracht om even na te voelen, wie ons daar vasthoudt. Wijzelf misschien?

CN

Plaats een reactie