Sensatie van dichten

 

Bron: Het Parool, 13 november 1971.
Over: Jan G. Elburg, De quark en de grootsmurf, De Bezige Bij, Amsterdam, 1971.

Elburgs De quark en de grootsmurf poëzie met aantekeningen

In Nederland bestond tot sinds kort een weerzin tegen aantekeningen bij literair werk. In het buitenland is dat anders en bij ons wás dat anders in het verleden. Er is in dit opzicht een kentering op til: Mulisch gaf aantekeningen bij De verteller in De verteller verteld. En Jan G. Elburgs nieuwste bundel De quark en de grootsmurf (De Bezige Bij, f 3,90) wordt door de achter in het boek opgenomen aantekeningen niet weinig verlicht.

Elburgs taalgebruik is in deze poëzie (het gaat me nu niet om de aantekeningen) huiselijk van zakelijkheid. De vroeger zo veel gehoorde reactie: ‘dat kan ik ook’ gaat voor gedemocratiseerde kunst inderdaad vaak op. Bij voorbeeld:

kunst uit de kelder
expositie als protest in zak
en keten na
een voorschot op rijkdom

Het is taal die ieder tot zich neemt, die zijn blik globaal over de pagina’s van een krant laat glijden. Bij krantenkoppen gaat het om direct aansprekende informatie: causale en redengevende verbanden ontbreken daarin. Men legt die zelf, niet eens door het zogenaamde ’tussen de regels door lezen’, maar gewoon door de die woorden meegegeven retoriek: dáárdoor wil men het artikel lezen. Het voorbeeld van hierboven stelde ik samen uit koppen uit De Volkskrant (23 okt. ’71). Maar ík ben geen dichter. In het voorbeeld doet misschien het toeval iets, niet de muze. Om die te verleiden moet ik over iets meer dan voorgevormde taal beschikken – over een creatief en in poëtisch opzicht operationeel systeem. Dit soort taal, waarin we een overvloed van voorzetsels vinden en een opvallend gebrek aan werkwoorden is er, bij Elburg, een onderdeel van.

Voorbeeld
Hij gaat gemakkelijk op het uitnodigend gebaar van het voorzetsel in, dat immers voor en achter zich een plaats open heeft voor iedere denkbare zelfstandigheid. In de grote cyclus verschil in hoogte, waar deze bundel mee opent, staat op p. 40 een instructief voorbeeld daarvan: “midwinter op laagtepunt”. Geïsoleerd uit het verband een uiting waar de vonken van afspringen: Midwinter op laagtepunt = midwinter waarin niets te beleven valt; maar ook: midwinter op dieptepunt, wat oplevert: de laagste temperatuur in het midden van de winter; zodat “laagtepunt” = “hoogtepunt”, welke betekenis weer, in verband met de titel “verschil in hoogte” hoog en breed moet worden uitgemeten! Die titel zou stellig met recht boven het hier aan de orde gestelde gedicht mogen staan, laten we maar eens zien.

ja/nee/ja/te laat:
reeds laten gedienstige geesten, ongenood,
dressboy’s achter, diepvrieskalkoen,
bespugenswaardige informele werken.

wat baat hier een snel drankje? wat
het stilzwijgend mokken over stemvee?
berust.

midwinter op laagtepunt
een duur, bitter brok.
iemand komt tot staan in suizende volte.

Zoals Elburg in de aantekeningen vertelt, wil hij in de cyclus verschil in hoogte het proces van het dichten vangen, met behulp van fragmenten jeugdherinnering etc. Het zweven – stijgen en dalen, hier al in de eerste regel gesuggereerd – symboliseert daarbij de sensaties van inspiratie en mislukking. Maar pas ‘onze’ regel midwinter op laagtepunt onthult dat het hier gaat om de sinterklaastijd, voor dichters een laagtepunt, voor gedienstige geesten het tegendeel. Dressboy’s: speculaaspoppen, vrijers; diepvrieskalkoen: op, naar de kersttijd; de informele werken: sinterklaaspoëzie van ‘vee’ dat opeens ‘stem’ krijgt. Een duur, bitter brok: iedereen financieel uitgeteld (voor een veeleisende geliefde). En toch: na de laatste witregel is er een ‘omslag’ van de stemming. Als ‘laagtepunt’ = ‘hoogtepunt’ dan is de slotregel (die op de dichter slaat) logisch in ‘logische’ en formele zin, en krijgt de regel ervoor een ander materialistische lading. Deze eerste regels tonen niet alleen dat de inspiratie wordt gefrustreerd, maar ook dat de frustratie – een ontspanning van de psychische energie van het zoeken naar het juiste woord – een flits van inzicht veroorzaakt, en ook dat is, poëtisch gesproken, sensationeel.
Natuurlijk, het anekdotische en historische is maar symbool. Het gaat niet om onschuldige sinterklaaspoëzie, maar om serieus bedoelde rijmelarij, waar Elburg zich tegen verzet. In poëzie moet het woord loskomen van de (historisch-anekdotische) grond: de grootsmurf laat de zijne op in een ballon. Ook de lezer beoefent de “ars combinatoria”: Elburg verwacht een potsierlijke eruditie van ons: daarom zijn zijn aantekeningen voor ons ook van bijzondere betekenis.

 

Plaats een reactie