Bij het samenstellen van dit I.B. kwam ik tot de ontdekking dat ik door de voorraad voorgedrukte titelpagina’s heen ben; vrijwel tegelijkertijd viel het me op, dat Pieter Konings zich onder de afwezigen had begeven, zodat ik hem niet vragen kon, mij in mijn nood te komen helpen. Vandaar deze eenmalige oplossing: de volgende keer is de esthetische verzorging van de pagina weer geheel in de vertrouwde handen van KO!
Deze aflevering is geboren uit een overstelpende hoeveelheid kopij. Eindelijk! Als het zo door gaat, hou ik geen tijd van leven meer over. Daar is Paul van der Laan met een verhaal over de Tocht naar Rome! Daar is Lucien, met een gespierde collage, die met elke vorm van feminisme de spot drijft, zoals Joke, die ik in het geheim deelgenoot had gemaakt van deze lyriek, schuchter opmerkte. Ik heb me daartegen nog zwak verweerd, met de opmerking dat Pia en Mia nu een keer namen zijn die je niet iedere dag in de krant tegenkomt, maar zag toch ook wel in, dat dat misschien meer aan de pers ligt dan aan de Meiden. De kranten van de laatste tijd navorsend, vond ik niets toepasselijks. ‘Het tranend oog ziet wel verlegen rond’, zegt Van Alphen. Maar het mijne werd getroffen, – nee! gebombardeerd! door de naam Margaret. En geen feministe is daar, bij mijn weten, echt van ondersteboven. Waarschijnlijk alleen maar omdat het mens ‘rechts’ is, tot grote vreugde van de Rhodesiërs en tot verdriet van de kleurlingen in Engeland. Teneinde tóch een tegenwicht te vinden op Luciens onmiskenbaar seksistisch gedicht (gedricht, zou je moeten zeggen), vroeg ik Théodore de Saint-Juste Milieu om een bijdrage ter ere van de vrouwtjes. Hij vond zijn aanleiding in de examen-surveillance, waar niemand het waagt iets anders te ondernemen dan het tranend oog verlegen te doen rondzien:
Wij wachten zwijgend bij de tap
op onze beurt en gaan de trap
ter keldere gelaten af
en keren weêr wanneer we, maf
van ’t nietsdoen, worden afgelost:
geen hond lust zúlke hondekost!
In d’aula zweet het holokroost.
Wij waren rond, en, via-via,
belanden we bij Pia, Mia;
die schenken ons een bakkie troost.
(Théodore de Saint-Juste Milieu)
CN