Beknopte biografische gegevens

 

Bron: R.A. Cornets de Groot, Vestdijk op de weegschaal, A.W. Sijthoff, Leiden, 1972, p. 88-90.

[p. 88]

1898 17 oktober: geboren te Harlingen als enig kind van Simon Vestdijk, gymnastiekleraar, en Anna Margaretha Clazina Catharina Mulder.
1912 Leerling van de Gemeente H.B.S. met driejarige cursus te Harlingen.
1915 Schrijft zijn eerste gedichten. Leerling van de Rijks H.B.S. te Leeuwarden (“de andere school”), waarvan hij de vierde en de vijfde klasse bezoekt. Ontmoet J. Slauerhoff die een klas hoger zit. Lid van de vrijwillige landstorm te Harlingen, waarvan S. Vestdijk Sr. commandant is.
1917 Einddiploma H.B.S., laat zich inschrijven als student in de medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Debuteert in de Almanak der U.S.A. voor het jaar 1918 met anderhalve bladzijde proza, getiteld Gestileerde waarnemingen.
1921 Kandidaatsexamen. Najaar: Praeses van de Almanak der U.S.A. voor het jaar 1922 die voor het merendeel werk van zijn hand bevat.
1925 Doctoraal examen.
1926 Debuteert met het gedicht Riem-zander-eind in de derde jaargang van De Vrije Bladen. Neemt een halfjaar lessen in harmonie en contrapunt bij zijn neef Herman Mulder met het plan in de muziek door te gaan.
1927 Artsexamen. Verhuist met zijn ouders naar Den Haag en neemt tot i932 elders als arts praktijken waar.
1928 Voetreis in Tirol en Beieren. Studeert korte tijd te Leiden in de filosofie, met psychologie als hoofdvak. Houdt zich bezig met astrologie en studeert ook zelfstandig in de filosofie en psychologie.
1929 Oefent de functie van pelgrimsarts uit tussen de haven van Batavia, Tandjung Priok, en de haven van Mekka, Djeddah.
1931 Vriendschap met E. du Perron en later met Menno ter Braak. Vestigt zich opnieuw te Amsterdam.
1932 Vestigt zich opnieuw in Den Haag.
1933 Schrijft van 16 januari tot 6 mei Kind tussen vier vrouwen, waaruit later de Anton-Wachterromans ontstaan. Het manuscript dat 1121 bladen beslaat, wordt in de oorspronkelijke vorm door de uitgever geweigerd.
1934 Met ingang van de derde jaargang tot de opheffing in december

[p. 89]

  1935 redactielid van Forum. Debuteert als romancier met Terug tot Ina Damman, De geschiedenis van een jeugdliefde.
1936 Met Frans Coenen, J. Greshoff en Jan van Nijlen redactielid van Groot Nederland. Op de aflevering van mei/juni 1943 staat zijn naam evenals die van de beide andere toenmalige redactieleden, J. B. Th. Spaan en Jan van Nijlen, voor het laatst op het omslag.
1938 Wordt redacteur kunst en letteren van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Woont op kamers in Scheveningen. Vriendschap met Willem Pijper.
Juni: toekenning van de C. W. van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde voor zijn roman Het vijfde zegel.
1939 Beëindigt zijn kritische werkzaamheden bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Vertrekt kort daarop naar Doorn.
1941 Ontvangt de Wijnaendts Franckenprijs van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde voor zijn studie Albert Verwey en de idee.
1942 Door de Duitsers als gijzelaar gevangen genomen. Verblijft in het kleinseminarie “Beekvliet” te Sint-Michielsgestel.
1943 Verblijft tot 25 februari in de Polizeigefängnis (Strafgevangenis, “Oranjehotel”) te Scheveningen. Daarna tot 1 maart opnieuw in “Beekvliet”.
1945 Sedert de oprichting tot de opheffing in 1948 redactielid van Centaur. Tot 1948 als criticus verbonden aan Het Parool.
1946 Toekenning van de prozaprijs van de Gemeente Amsterdam voor zijn roman Pastorale 1943.
1949 Redactielid van Podium tot juni 1951. Vast medewerker aan het Algemeen Handelsblad tot 31 oktober 1953.
1951 Toekenning van de Staatsprijs voor Letterkunde, de P.C. Hooftprijs 1950, voor zijn roman De vuuraanbidders.
Toekenning van de Essayprijs van de Jan-Campertstichting in Den Haag voor zijn bundel Essays in duodecimo.
1955 Benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Toekenning van de Constantijn-Huygensprijs van de Jan-Campertstichting voor zijn gehele oeuvre.
1956 Begint zijn kroniek van de poëzie in De Gids waarvan de laatste in de december-aflevering 1959 verschijnt. Verzorgt een muziekkroniek in Het Vaderland tot 4 mei 1957 en in De Groene Amsterdammer tot in 1963.

[p. 90]

1957 Door het P.E.N.-Centrum voor Nederland voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs 1958. Zijn naam zal in de komende jaren steeds op de voordracht staan.
1958 Samen met A. Roland Holst gehuldigd bij zijn zestigste verjaardag door de tentoonstelling Twee Meesters in het Gemeentemuseum van Den Haag.
1960 Romanprijs van de Gemeente Amsterdam voor De ziener.
1963 Benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
1964 De Rijksuniversiteit te Groningen verleent hem het eredoctoraat in de letteren “vanwege zijn meesterlijke romankunst, zeer intelligente essays, veelzijdige kennis van de moderne cultuur en oorspronkelijke visie op het leven”. Toekenning van die prijs voor meesterschap van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde die om de vijf jaar wordt uitgereikt.
1965 Huwt Adriana Catharina Maria van der Hoeven, geboren 24 maart 1938 te Rotterdam.
1971 23 maart: Vestdijk overlijdt na een langdurige ziekte te Utrecht.
1971 13 mei: Vestdijks weduwe ontvangt te Brussel uit handen van koning Boudewijn de Prijs der Nederlandse Letteren.

(Bovenstaande gegevens werden merendeels ontleend aan het uitgebreider overzicht in het kaartsysteem van de Documentatiedienst van het Nederlands letterkundig museum te ‘s-Gravenhage, d.d. 15-12-1967.)
 

Plaats een reactie