Geachte mejuffrouw,1
Met uw brief van 8 dec. ben ik erg ingenomen – meer dan mijn langdurig zwijgen doet vermoeden.
Toch kan ik er weinig aan doen, dat ik u zo lang heb laten wachten: ik ben – door een op handen zijnde echtscheiding – niet in staat geweest (en ben ’t nóg niet) de boeken en andere zaken ter hand te nemen om u bij uw werk behulpzaam te zijn. Daar komt als ellendige omstandigheid nog bij dat ik op administratief-archivarisch gebied een volslagen nul ben: ik interesseer me volstrekt niet voor data, waarop mijn werk verschenen is, – heb lang niet alle boeken van mijn hand in bezit, – en begrijp eigenlijk alleen maar dat ’t werk dat u moet doen, verre van eenvoudig is.
Wat ik wèl kan doen is: een beetje biografie en iets over de aard van mijn werk.
Ik ben in ’t voormalig Ned. Indië geboren; te Bandoeng, heb vrij lang in Sumatra gewoond. Padang: een onvergetelijke tijd, waarover ik wellicht nog es kom te schrijven.
De oorlog bracht ik in grote zorgeloosheid door, zonder onderwijs, zonder vader (concentratiekamp) en grotendeels zonder moeder (andere stad). In ’46 kwam ik naar Nederland, en liep in Den Haag de HBS af (46/51), waar mijn belangstelling voor de literatuur vaster vormen kreeg (al in Indië las ik alles wat met literatuur te doen had. Maar dat kon wel geen ‘moderne’ literatuur zijn: Indië: onze 13e provincie!) dank zij mijn leraar Sivirsky – n.b. een Hongaar, die me in kennis bracht, toen al, met het werk van Lucebert, Lodeizen e.a.
Elf jaar later – ik had toen ook al een kweekschool achter de rug – publiceerde ik mijn 1e essay (daarvan weet ik de datum wèl! okt’.62) in De Gids.2 Dat viel een andere leraar op, van de Kweekschool, H.A. Wage, en die zei: Ga es Nederlands studeren. Dat deed ik: MO-A: en nu ben ik dus leraar, in Rijswijk – en daar laat ik ’t nu maar bij.
Overmoedig geworden schreef ik mijn boek over de astrologie bij Vestdijk, die me direct na de verschijning ervan op mijn plaats zette in een alleraardigst artikel in Maatstaf.3 Ook anderen bespaarden me hun kritiek niet, maar die kregen lik op stuk van mij, b.v. in een boekje: Een wijze van lev/zen,4 uitgegeven in Oxford, om die reden aanwezig in de bibliotheek van The British Museum, Londen. In mijn volgende publikaties lukt ’t me steeds beter een gemakkelijker Nederlands te produceren: ook ik heb, gelijk Multatuli, school gegaan!
Wat moet ik verder nog aan autobiografie kwijt? Mijn leven is rustig, en ik hoop ’t zo nog een tijdje uit te houden, – een artist is er aan mij in ieder geval niet verloren gegaan. Ik word hier en daar erkend, of bespot, maar in de regel verwaarloosd. Geen wonder, als je niet voor de hele wereld schrijft.
Nu dan over mijn werk.
Daarover kan ik kort zijn. Er heerst wat dat betreft bij velen het misverstand dat ik ‘extra-literaire’ elementen invoer in mijn beschouwingen. O.a. ga ik door voor sterrenwichelaar. De feiten zijn anders, want ik kan met grote zelfbewustheid wijzen op ten minste 3 verdiensten:
dat ik als eerste gewezen heb op ’t belang van de astrologie bij ’t interpreteren van Vestdijks werk;
dat ik als eerste (en voorlopig als enige) gewezen heb op ’t belang van de alchemie met betrekking tot ’t werk van Mulisch (in Intieme optiek, o.a.);
dat ik als eerste gewezen heb op ’t verband tussen het gnosticisme en de dichtkunst van Lucebert – dit laatste in het ts. Soma.
Wat ik graag erkend zou zien, zijn overigens déze verdiensten niet, maar het inzicht, dat ik systemen als astrologie, alchemie en gnosticisme niet uitsluit, als en schrijver zelf ze in zijn werk insluit. Wat dat betreft ben ik gewoon net zo geborneerd als de eerste de beste recensent.
Ik hoop dat u toch iets heeft aan mijn brief, en als u nog es iets weten wilt, schrijft u dan gerust.
Met vriendelijke groet, gaarne uw
RA Cornets de Groot.
- Niet nader aangeduide studente aan de Tilburgse Bibliotheek & Dokumentatie Academie. [↩]
- De artistieke opbouw van Vestdijks romans. [↩]
- Schema en ideologie, Vestdijks reactie op De chaos en de volheid. [↩]
- Zie Een wijze van lev/zen. [↩]