Bron: Letterkundig Museum.
1. Cornets de Groot aan Laurens Vancrevel
[Brief in typoscript, 1 blz.]
2313 AN Leiden, 15 februari 1989
Geachte heren,
Hierdoor stuur ik u mijn bijdrage1 voor het ELBboek toe, die ik u per telefoon zo graag heb toegezegd. Ik ben helaas geen tekenaar of dichter en iemand als ik schrijft ook geen verhalen, maar stukjes over iets van iemand. Dat heb ik zojuist gedaan. Mijn iets is een kleine bespiegeling over het verschijnsel ‘kat’, die haar oorzaak vindt in een eigenaardige ervaring, die moeilijk onder woorden is te brengen, maar die me ooit overviel en tot nu toe heeft bezig gehouden. Jan weet daar niets van: hier komt uw motto2 van pas. De iemand is, tegen uw ook door mij aardig gevonden bedoeling in, toch Jan. Ik zou werkelijk niet weten wat ik, van mijn gezichtspunt en kunnen uit, nog aardiger moest vinden dan dat, en ik denk ook wel dat u begrip voor mijn artisteke handicaps zult hebben. Het is niet mijn bedoeling u geweld aan te doen met mijn stukje, dat in ieder geval als een verhaal begint, en als voordeel heeft, dat het kort, dus onopvallend is en dat voor iemand die zo nieuwsgierig is als Jan, best interessant zou kunnen zijn.
Met alle hoogachting en vriendelijke groet
gaarne uw
[Handtekening]
Cornets de Groot
- Je zal het zien en beleven, opgenomen in Alles voor niets. Hommages aan jan g. elburg, bijeengebracht door Huub Beurskens, Wiel Kusters en Laurens Vancrevel, Amsterdam, 1989. [↩]
- De tekst van het motto is een fragment uit ‘Korte autobiografie’ uit Laag Tibet:
Ankers van herinnering bood ik te geef,
blitslicht van overreding en goede invallen;
ik loochende geweren.
Alles voor niets: als beschonkenen vreesden zij.
Ik bleef
om te leven. [↩]