IV. Lebak en Multatuli

Bron: Saskia Cornets de Groot, Verborgen identiteit, Den Haag, 2024, p. 51-65.

Regentenhuis alun alun

In de provincie Banten bezochten Sven en ik niet alleen de havenplaats Banten, maar ook Rangkasbitung, de hoofdstad van het regentschap Lebak. Eduard Douwes Dekker had zich er als assistent-resident in 1856 gevestigd. Het was fantastisch er te zijn en er de legendarische naam Lebak te zien, die ik kende uit Max Havelaar, het boek dat Douwes Dekker onder het pseudoniem Multatuli in 1860 schreef.
Multatuli kwam in verzet tegen het koloniale systeem. Hij beschreef de misstanden die hij aantrof en kwam op voor het Indonesische volk! In Max Havelaar wendde hij zich rechtstreeks tot koning Willem III en vroeg hem of het “uw Keizerlyke wil is [ ] dat daar-ginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM?”.1

Multatuli mocht op mijn reizen niet ontbreken, want het boek Max Havelaar had een onuitwisbare indruk op me gemaakt toen ik het op de middelbare school las. Ik had de naam Multatuli niet van huis uit meegekregen, in tegenstelling tot schrijversnamen als Vestdijk, Mulisch of Lucebert die mij als kind zeer vertrouwd waren. Ik las het boek in de periode waarin ik geen contact met mijn vader had. Toch voelde ik dat het boek Max Havelaar de wereld van mijn vader was en ervaarde bij het lezen die sterke band met hem. Dat geldt ook voor het boek De stille kracht van Louis Couperus (dat 40 jaar na Max Havelaar verscheen). Beide boeken waren mij ondanks het gemis van mijn vader zeer dierbaar. In die jaren wilde ik eigenlijk niets met Indië of mijn Indische afkomst te maken hebben. Het was te pijnlijk. Ik stortte me op het Spaans: ging de taal leren, las Zuid-Amerikaanse literatuur en zong de strijdliederen van het continent met mijn platen mee. Ik ging altijd en nog steeds naar Spanje op vakantie en ik zal altijd van het land en de taal en cultuur blijven houden. Maar het is ook waar dat mijn aandacht na de hereniging met mijn vader naar Indonesië is verschoven.

Aan de hand van de plaatsen waar het boek zich afspeelt, wijd ik dit hoofdstuk aan Multatuli en Max Havelaar. Ik hoopte het huis van Douwes Dekker en de plaatsen uit Max Havelaar te vinden.
In Rangkasbitung bezochten we eerst het Multatuli Museum. Het was prachtig zo ver weg een museum te zien, geheel gewijd aan deze grote Nederlandse schrijver en er naast zijn volledige werk en vertalingen ook allerlei uitgaven van Max Havelaar te zien, waar we in konden lezen. Wat in het museum direct in het oog sprong, waren de beelden van Multatuli en zijn personages uit Max Havelaar: Saïdjah en Adinda.

Sven verdiept in Max Havelaar in het Multatuli Museum, Rangkasbitung 2019.
Beelden van Multatuli (naast de boekenkast de krant lezend) en zijn personages Saïdjah (staande rechts) en Adinda (zittend links) uit Max Havelaar in het Multatuli Museum, Rangkasbitung 2019.

Vlakbij het museum ligt aan de enorme alun-alun, het grote centrale plein, de woning van Karta Nata Negara. Hij was de regent, het ‘inlandse’ hoofd van Lebak, die door Multatuli beschuldigd werd van machtsmisbruik tegen zijn volk.2

Woning van Karta Nata Negara, regent van Lebak, die door Multatuli werd beschuldigd van machtsmisbruik, Rangkasbitung 2019.
Regent Karta Nata Negara, Rangkasbitung 2019.

We ontmoetten er een aardige beveiligingsbeambte die goed de weg kende en ons naar de voormalige woning van Douwes Dekker bracht. Het huis ligt, door een ziekenhuis gescheiden, ook aan de alun-alun. Bij het huis stond een oud en verroest bord met de tekst: “Residentie assisten residen van Lebak atau rumah Multatuli”.3

Het huis werd tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in 1949 opgeblazen. We konden het geruïneerde huis in en zagen de kale kamers, sommige vol met puin. Ik vond het ontluisterend. Hier had zich de teloorgang van de de loopbaan van Douwes Dekkers afgespeeld, ook zijn huis was symbolisch verwoest.

Verwoest huis waarin Douwes Dekker woonde, Rangkasbitung 2019.
Bord voor de originele woning van Douwes Dekker, Rangkasbitung 2019.
Andere zijde van de woning, Rangkasbitung 2019.
Kamer in de verwoeste woning, Rangkasbitung 2019.

Waarom het huis er in deze staat bijstond? Wilde men het op deze manier als monument laten zien of was het onachtzaamheid? Beide is mogelijk. Bij het huis stonden drie borden met de waarschuwing dat het huis cultureel erfgoed is en er dus voorzichting mee omgegaan moet worden. Aan de andere kant denk ik dat er nauwelijks toeristen komen, er was ook geen bewegwijzering naar het huis. Toeristen gaan naar het Multatuli Museum. Het bestaan en de ligging van deze woning moet je echt weten.

Met een brochure in de hand, die ik niet lang na mijn vaders overlijden van zijn goede vriend Gerard Termorshuizen had gekregen, gingen we op zoek naar de plaatsen uit Max Havelaar. De brochure had als wegwijzer dienst gedaan bij de fototentoonstelling Terug naar Lebak over de reis die Gerard in 1973 naar die plaatsen had gemaakt, toen in een vrijwel onbereikbaar gebied.4 Onze aardige begeleider wist ons er te brengen. We konden er met de auto komen en gingen het boek Max Havelaar in…

Brochure over de plaatsen uit Max Havelaar.

Op weg naar Badur (Badoer), waarin het liefdesverhaal van Saïdjah en Adinda zich afspeelt, passeerden we Gunung Kencana. In deze plaats woonde het districtshoofd dat de buffels van de vader van Saïdjah afhandig maakte.

Naam van plaats uit Max Havelaar, Gunung Kencana 2019.

Aangekomen in Badur zagen we een nauwelijks opvallend welkomstbord met de tekst: “Selamat datang di Kampung Badur Waluku atas nama Saijan Adinda [ ]”.5 Op de onderste regel staat geschreven: “Makhaplar & Multatuli 1837”.6

Welkomstbord in het dorp van Saïdjah en Adinda, Badur 2019.

De mensen in Badur leken niet erg gewend aan bezoekers. Ze waren schuchter en verborgen zich voor de camera. Later kwam het halve dorp bijeen om ons te zien op zoek naar de karbouw. We waren dus ook een bezienswaardigheid.

Sven en ik kregen veel bekijks van de dorpsbewoners, Badur 2019.

Badur is een klein dorp midden in de prachtige sawa’s. De Soendanese huisjes zijn herkenbaar aan de wanden van bamboe en de korte poten waar ze op staan.7 We ontmoetten een heel aardige vrouw, die in Singapore had gewoond en Engels sprak.

Ze was naar haar geboortedorp teruggekeerd en nodigde ons bij haar thuis uit. Ze rolde een kleed uit, waarop we gingen zitten en ze verwende ons met singkong goreng die ze met kokos serveerde, koffie, thee en koud water.8 Heerlijk!

Soendanees huis, Badur 2019.
Indonesische gastvrijheid, Badur 2019.

Omdat de karbouw (buffel) in Max Havelaar een belangrijke rol speelt, vroegen we haar waar we er een konden vinden. Ze ging ons voor – samen met een rij kinderen – om hem te zoeken. Ze was zo behulpzaam en onbaatzuchtig. We liepen een heel eind over de spekgladde sawadijkjes om de karbouw uiteindelijk te vinden. Wat waren we toen blij!

Lopend over sawadijkjes op zoek naar een karbouw, Badur 2019.
De gevonden karbouw, Badur 2019.

Bij het afscheid wist ik niet hoe haar te danken, ik had er geen woorden voor. Maar zij begreep hoe dankbaar ik haar was.

Afscheidsfoto van onze lieve gastvrouw en haar zoontje, Badur 2019.

Op onze laatste dag in de provincie Banten bezochten we Serang, de provinciehoofdstad. We zagen er de residentswoning van Carel Pieter Brest van Kempen, resident van Bantam en directe superieur van Douwes Dekker. Hij was degene die weigerde Douwes Dekkers beschuldiging van machtsmisbruik tegen de regent, zoals het laten stelen van buffels, te steunen.

Woning van Carel Pieter Brest van Kempen, resident van Bantam, toen Douwes Dekker er assistent-resident was, Serang 2019.

De bezoeken aan Havelaars plaatsen maakten me duidelijk hoe groot de tegenstellingen geweest moeten zijn, nog los van al het onrecht dat Multatuli beschrijft. Ik zag hoe de regent in Rangkasbitung en de resident in Serang in grote weelde leefden en hoe arm en eenvoudig de mensen in de kamponghuisjes in Badur.

Ik kon me dus goed indenken dat Douwes Dekker zich hun lot aantrok. Hij stak zelfs zijn nek voor hen uit. Daar moest hij een zware strijd voor voeren, waarvoor hij persoonlijk veel heeft moeten ontberen. Het leverde een groots boek op dat mijn ogen voor de noden van mensen voor altijd opende. Ik vind het heel mooi dat we zo dichtbij dit belangrijke werk – bij Multatuli’s aanklacht – zijn geweest. Het ruim 160 jaar oude boek is nog meer voor me gaan leven.

Na het bezoek aan Badur dacht ik aan een andere befaamde plaats uit de Indische literatuur: Pasuruan (Pasoeroean) op Oost-Java. Couperus’ roman De stille kracht speelt zich in deze plaats, in het boek Laboewangi genoemd, af. Wellicht dat ik er ooit naar toega, want Couperus is mijn favoriete auteur geworden. In hem komt veel van mij samen: zijn Indische Den Haag waar ik woon, Nederlands-Indië en mijn liefde voor de literatuur.9 Ook spreekt me aan dat in zijn werk alle gender- en seksuele identiteiten voorkomen. Hij schreef ze rond 1900 (!) zonder enige normativiteit op.

Dit hoofdstuk sluit ik daarom af met Couperus. Hij gaat verder dan Multatuli. Hij is niet alleen kritisch, maar werpt zich ook op als een visionair die de onmogelijkheid van de kolonie inziet en schrijft:
“De autonomie van Insulinde is niet meer dan een kwestie van tijd”.10 In De stille kracht laat hij zich zeer kritisch uit wanneer hij Frans van Helderen, een van de personages, Nederlands-Indië als volgt laat beschrijven:

[ ] een reusachtige maar uitgeputte kolonie, steeds uit Holland bestuurd met éen idee: winstbejag. De werkelijkheid is niet: de overheerscher groot in Indië, maar de overheerscher kleine armzielige uitzuiger, het land uitgezogen, en de werkelijke bevolking [ ] neêrgedrukt in de minachting van den overheerser [ ] maar nu dreigende op te staan uit dien druk en die minachting…11

 


  1. Multatuli [1860] 1950: 294. []
  2. De inheemse bevolking werd in Nederlands-Indië geringschattend met de term ‘Inlander’ aangeduid. []
  3. Vertaling: Residentie van de assistent-resident van Lebak of het huis van Multatuli. []
  4. Termorshuizen en Snoek 1991: 36-42. In het boek is de tentoonstelling in de vorm van een fotoverhaal opgenomen. []
  5. Vertaling: Welkom in kampong Badur [ ] namens Saïdjah en Adinda. []
  6. In “Makhaplar” is de naam Max Havelaar te herkennen. Over het jaartal “1837” kon ik geen informatie vinden. Douwes Dekker vertrok pas eind 1838 naar Indië en kwam er begin 1839 op 18-jarige leeftijd aan. []
  7. Soenda (Sunda) was een koninkrijk in het westen van Java. []
  8. Singkong goreng = gebakken cassave. []
  9. Ik woon in de ‘Indische’ wijk Willemspark. Hier bevinden zich het Louis Couperus Museum en het Museum Sophiahof – van Indië tot nu, het laatste gehuisvest in een prachtige villa die verbonden is met Couperus: hij las er in de tuin zijn toekomstige vrouw Elizabeth Baud, die er opgroeide, zijn debuutroman Eline Vere voor. Ook vierden zij er in 1891 hun huwelijksfeest. Ik werkte als vrijwilliger vier jaar in het Louis Couperus Museum, daarna in Museum Sophiahof.
    []
  10. Couperus [1923] 1992: 254. []
  11. Couperus [1900] 1989: 70. []