Brieven rond Cornets de Groots debuutartikel in De Gids (1962)

 

4 brieven.
Bron: Letterkundig Museum.
Omslag van het Gids-nummer met het debuut van Cornets de Groot.
Omslag van het Gids-nummer met het debuut van Cornets de Groot.

 

1. R.A. Cornets de Groot aan prof. W.J.M.A. Asselbergs

[Brief in handschrift, 1 blz.]

Den Haag, 19 mei 1962

Zeer geleerde Heer,

Van de heer K. Lekkerkerker1 vernam ik, dat mijn essays in uw bezit zijn. “Schrijf maar naar Nijmegen, dan hoor je meteen, wat er met de essays gebeurt”, zei hij en met die aanmoediging als springplank, verstout ik mij U om Uw oordeel te vragen over mijn werk. De onrust of de onzekerheid omtrent de uiteindelijke beslissing die De Gids zal nemen, ontneemt me de moed aan iets nieuws te beginnen, en de rechtstreekse beoordeling van U zou aan deze nu al maanden durende situatie een einde maken. De heer Lekkerkerker suggereerde, dat u zeker bereid zoudt zijn een korte beoordeling van mijn essays te geven, daarom durf ik u er ook om te vragen.
In de hoop dat u mijn verzoek zoal vrijmoedig, dan toch niet brutaal zult vinden,
blijf ik,
met dank bij voorbaat,

Met alle hoogachting,
Uw: RA Cornets de Groot

R.A. Cornets de Groot
Denneweg 11a
Den Haag


2. Prof. W.J.M.A. Asselbergs aan Cornets de Groot

[Brief in handschrift, 1 blz.]

30/5/1962

Hooggeachte Heer Cornets de Groot,
Inderdaad ben ik u een excuus verschuldigd voor de lange termijn, die uw inzendingen naar De Gids op mijn werktafel hebben doorgebracht. Veroorloof mij, dit ongewone feit te verklaren. Ik ben eind april naar Italië vertrokken en pas terug. Alvorens heen te gaan, moest ik echter het derde deel van mijn verzamelde geschriften pers-klaar inleveren. Dit benauwde mijn werktijd zodanig, dat ik alle zaken, die niet uiterst dringend waren, heb uitgesteld.
Ik weet niet, of het binnen mijn bevoegdheid ligt, het oordeel van de redactie mee te delen, maar na het lange wachten kan ik als laatste beoordelaar die dus de mening van de anderen2 ken, u toch in zoverre geruststellen, dat ik mij wel gerechtigd acht, u de aanvaarding van tenminste uw bijdrage betreffende Vestdijk3 in het vooruitzicht te stellen. Uw inzendingen zijn met grote belangstelling gelezen door de redacteuren. Ook mij hebben ze geboeid, zij het op een later tijdstip dan gewenst was. Ik hoop, dat u begrip hebt voor de tijdnood, waarin ik werd gedrongen.
Met de meeste hoogachting,

[Handtekening]


3. Prof. W.J.M.A. Asselbergs aan K. Lekkerkerker

[Brief in handschrift, 1 blz.]

30 mei 1962

Zeer geachte Heer Lekkerkerker,

Mijn verblijf in Italië heeft de afronding van zaken betreffende de heer Cornets de Groot erg vertraagd. Ik zond hem heden een briefje om mij te verontschuldigen. Minstens twee van zijn bijdragen lijken mij te plaatsen. Mijn voorkeur boven alle anderen geef ik aan die over Vestdijk. Ook Woorden om tegen het licht te lezen is aardig, hoewel minder substantieel. Het stukje over Lucebert hoort thuis in een tijdschrift, waarvan alle lezers vertrouwd zijn met diens geschriften. Timmeren aan het zwerk gaat de kant gelal op.4


4. Kees Lekkerkerker aan Cornets de Groot

[Brief in typoscript, 1 blz.]

5-7-1962

Den Heere R.A. Cornets de Groot
Denneweg 11 A,
Den Haag.

Waarde Cornets de Groot,

Eergisteren is dan eindelijk de beslissing gevallen: je stuk over Vestdijk is aangenomen. Nu vond Van Duinkerken je stijl wat precieus en zelfverzekerd. Vermoedelijk wil [hij] er hier en daar nog wat aan veranderen. Daarom stuur ik je je het terug, enigszins persklaar gemaakt. Met de andere stukken.
Wat Timmeren aan het zwerk betreft, Van Duinkerken vond het zwakker, Van Groningen voelde “voor deze wirwar van gedachten nu helemaal niets”, Schadee lag het te ver van de Socratische idealen, maar Voeten wilde dit opstel liever nemen dan dat over Vestdijk.
Over je stuk over Lucebert, Literatuur uit het Scriptorium, oordeelde Van Duinkerken: “Hier gaat de auteur mij te ver in zijn liefhebberij om alles op een vreemde manier te brengen. Ook verlangt hij te veel instructie aanwezig bij de lezer.” Over je Woord tegen het licht te bekijken: “Dit stukje vind ik wel aardig om te lezen, maar het is toch meer woordenspel dan inzicht-verrijking. Het zet geen zoden aan de dijk. Vooral wegens zijn kortheid ben ik er niet tegen.” Van Wie doet er zo? waren Hoornik en Voeten niet zo verrukt dat ze dadelijk zeiden: nemen! We hebben namelijk nogal wat kopij, en in juli en augustus verschijnen we niet. Het is niet uitgesloten dat je stuk in oktober geplaatst wordt, ik zal ervoor ijveren.5 Maar waarschijnlijker lijkt mij november of december. Zodra je me de nieuwe kopij opstuurt, kan ik die verder persklaar maken. De drukproef kun je dan binnen drie weken tegemoet zien. Ten slotte: gelukgewenst met het redactiebesluit!6

Met vriendelijke groet,
je

K. Lekkerkerker


  1. Cornelis Pieter (Kees) Lekkerkerker, letterkundige, tekstbezorger en bibliograaf, sinds 1959 redactiesecretaris van De Gids, en jarenlang bevriend met Cornets de Groot. Zie zijn lemma op Wikipedia en een I.M. van bezorger dezes. []
  2. De redactie van De Gids bestond destijds uit de dichters Ed. Hoornik, Bert Voeten en Anton van Duinkerken, en verder uit hoogleraar Griekse taal- en letterkunde B.A. van Groningen, de jurist H. Schadee, en hoogleraar antropobiologie en erfelijkheidsleer A. de Froe. Zie De Gids sinds 1837, p. 177 e.v. op de DBNL. []
  3. De artistieke opbouw van Vestdijks romans, Cornets de Groots debuutessay, verscheen in oktober 1962 in De Gids (125e jrg., nr. 8, p. 219-231). []
  4. Geen van de andere drie genoemde essays is gepubliceerd, en zij zijn niet teruggevonden. []
  5. Het essay verscheen inderdaad in oktober 1962; zie noot 3. []
  6. In De kunst van het falen vertelt Cornets de Groot over zijn debuut en over de daarin geïntroduceerde “kosmische metafoor”: ‘[Ik] bouwde een systeem op, dat ik verstrekkende consequenties gaf, toen ik ook Achterberg en Multatuli in dat “systeem betrok” (De kunst van het falen, p. 7). In 1980, achttien jaar later, nam hij een gewijzigde versie van dit debuut uit 1962 op als ‘bijlage’ in zijn bundel Striptease: De artistieke opbouw van Vestdijks romans, zónder de passage over Achterberg en Multatuli. []

Plaats een reactie