P. CORNETS DE GROOT
Steenvoordelaan 181
Rijswijk Z.H.
Tel. 90 74 70
Rijswijk, 27 april 1968
Mevrouw,
Uw brief van 14 april jl. heeft mijn zoon, R.A. Cornets de Groot enigszins in verlegenheid gebracht, omdat hij er geen antwoord op wist. Zijn beweringen in het voorwoord1 van De open ruimte over de reïncarnaties van Hugo de Groot omvatten nl. leterlijk alles wat hem over zijn bloedverwanten buiten de eerste graad bekend is en dat is dus niet bar veel. Van dat beetje is bovendien een flink deel eenvoudig verzonnen. Mijn vader was weliswaar planter, maar hij heeft bij gebrek aan sigaren en bankjes van 1000 de aan zijn collega’s uit de katoenplantages in de V.S. toegeschreven gewoonten niet overgenomen. Hij was daarvoor trouwens te nuchter en te bescheiden. Maar men dicht nu eenmaal tegenwoordig het voorgeslacht bij voorkeur allerlei abnormale gedragingen toe. Hetgeen niet wegneemt, dat ik de tirade niet onvermakelijk vind.
Volgens U heeft Uw moeder U weinig over haar familie verteld. Dat moet dan een familietrek zijn geweest, want mijn vader was daarover al evenmin erg uitvoerig.
Hoe dan ook, ik weet er in elk geval iets meer over dan mijn zoon en daarom heeft hij mij Uw brief ter beantwoording doorgegeven, met verzoek U tevens hartelijk te bedanken voor Uw waarderende woorden over zijn werk. Hij heeft inderdaad een zeer vaardige pen en is door zijn kennis van de Nederlandse literatuur en het doorvorsen van auteurs een vrijwel uniek geval. Maar de stof die hij behandelt is niet populair genoeg om een groot lezerspubliek te trekken en begrijpelijkerwijs was hij dus door Uw brief bijzonder aangenaam getroffen.
Ziehier wat ik weet van onze familie (met wie ik overigens buiten mijn eigen lijn zo goed als geen contact heb gehad):
Jhr. Mr. A.J.W. Cornets de Groot
|
Voor de volledigheid van de opgave der kinderen van “stamvader” en voor de juiste volgorde sta ik niet in.
Er zijn in Nederland en Indië nog andere takken v.d. familie (geweest), die mij echter geheel onbekend zijn.
Uit dit overzicht blijkt, dat uw moeder mijn vader’s zuster was, ook voor mij een heel verrassende ontdekking.
Besluitende met de mededeling, dat mijn zoon en ik geen aanspraak maken op de jonkheerstitel, verblijf ik met vriendelijke groeten, ook aan Uw man, gaarne
hoogachtend,