Bron: Het Vaderland, 27 april 1968.
De Haagse auteur R. A. Cornets de Groot werd geboren in Bandoeng en vestigde zich na de oorlog in Nederland. Hij debuteerde in 1962 met De artistieke opbouw van Vestdijks romans in De Gids waarin ook verder essays van zijn hand verschenen, voorts publiceerde hij in Randstad, Raam, Maatstaf,Kentering en Merlyn. In boekvorm: De chaos en de volheid, een vijfvoudig essay over S. Vestdijk, De open ruimte, opstellen over A. Roland Holst, Lucebert etc., (Bert Bakker) De zevensprong, essays (Bezige Bij). In mei verschijnt bij Bert Bakker Lucebert, een bloemlezing met inleiding. In voorbereiding: Labirinteek, over dichters (o.a. Staring), met commentaar.
“… en werd in het gedenkwaardige crisisjaar ’29 geboren, een waterman uiteraard…” Waarom uiteraard?
“Waterman schijnt in de astrologie het gelukkigste teken te zijn. Ik beleefde steeds nieuwe reïncarnaties, kwam via Delphi naar Delft, werd Hugo de Groot (van wie ik inderdaad afstam, er is maar één criticus die dat niet gelooft), toen werd ik planter, koos een Indonesische schoonheid tot moeder en verwekte mezelf… dat was allemaal gepredestineerd.”
Maar je doet het ook voorkomen dat je zélf hebt gekozen.
“Er komt een moment dat men zijn ouders verwerpt, dat men het zonder voorbeeld gaat doen. Op dat moment vestig ik mijzelf, ik word opnieuw geboren, en daar heb ik zelf de hand in. Dat is mijn overtuiging.”
Hij grijpt naar De open ruimte en leest een stuk voor dat eindigt met een citaat van Jaspers: “An nichts Historischem können wir uns messen…”
Heeft je jeugd in Indonesië, een gegeven dat door vele schrijvers zo dankbaar wordt gebruikt, voor jou ook literaire betekenis?
“Dat weet ik niet. Ik werd in Nederland herboren. Daar houd ik me nu mee bezig.”
Het valt mij op dat je, in tegenstelling tot generatiegenoten, weinig ‘boos’ bent. Je schrijft scherp en soms ironisch, maar altijd met een zekere ontspannen vrolijkheid. Denk je dat dat te maken heeft met een ontspannen jeugd in de tropen?
Willy, zijn vrouw: “Ja, dat denk ik vast wel!”
Rudy: “Ik heb helemaal geen zin in ruzies en ik voel niet de behoefte iemand tegen de schenen te schoppen, evenmin om me te láten schoppen trouwens. In Indonesië ben ik opgegroeid, ik ben daar volslagen atheïst geworden, maar dat is geen literair gegeven.”
Alles wat je schrijft is op het eerste gezicht nogal abstract, het heeft niet direct te maken met het leven, het is geënt op bestaande literatuur.
“Ik interesseer me voor een wijze van leven, niet voor literatuur. Bikini is geen literaire zaak. (“Hiroshima betekent vrijheid, vrede – een uitweg uit de oorlog, ook voor Japan… Bikini is bedreiging, imperialisme, wapengekletter. Hiroshima zijn de doden, Bikini dat zijn wij…” Randstad 1963). Een alchemist sluit zijn brouwsel op in een fles, gaat zitten kijken en beleeft mee wat er in de fles gebeurt. Datzelfde doe ik in een boek. Ieder onderdeel van de De zevensprong draagt een planetenteken, in overeenstemming met een of ander metaal. De zon is goud, Mercurius is kwik, Saturnus lood, enzovoorts. De zevensprong is als een fles waarin zeven metalen zijn ingebracht, daarmee identificeer ik mij. Zo deed Jacob van Maerlant dat met zijn filosofisch ei waarin hij de prima materia bracht.” Hij pakt het zilverkleurig boek op en leest weer voor. “Het alchimistisch proces bestond uit twee ontwikkelingsprocessen, één in de mens en één in de stof, die beide tijdgelijk en parallel aan elkaar verliepen.” Door het proces in de fles, voor mij het boek, te volgen, leef ik ook mijn eigen leven en verander daardoor. Als je diepe zieleroerselen doormaakt kun je daarover niet spreken met anderen, dus verwijs je naar dingen die die anderen ook kennen, in mijn geval boeken.”
Je gebruikt een nogal opvallende spelling: organisasie, reportaasje, esseej, psichanalitisch… volg je daarbij een bepaald systeem?
“Nee… spelling, ik spel maar zo’n beetje. Spelling is geen taal, ik ben niet consequent, ik spel willekeurig.”
In je Maatstafartikel over Staring noem je jezelf een gediplomeerd jeugdbederver…
“Ik heb tien jaar gewerkt als onderwijzer. Nu ben ik opgeleid voor leraar Nederlands, maar ik vrees geen uitzicht te hebben op vervulling van die baan. Met de leerlingen kan ik het wel goed vinden, maar ik ben weinig geliefd bij de onderwijsinspecties.”
Waarom?
“Er bestaat een proefschrift van de psycholoog Hermans over prestatiemotivering. Hoogst intelligente mensen met lage prestatiemotivering bereiken minder dan personen met lagere intelligentie en hoge p.m. Daarmee vervalt voor mij de noodzaak om een klas in te delen naar verschillende intelligentieniveaus. Ik hecht véél meer waarde aan mensen die hard werken.”
“Hij werkt altijd”, zegt Willy. ’s Ochtends om half tien zit hij achter zijn bureau en werkt tot twaalf uur, tot de kinderen thuiskomen. Dan van twee tot vier, en de hele avond, als er geen mensen zijn. En zaterdagavond, en zondag…”
De ruime, hoge kamer is onopvallend verdeeld in zithoek, eethoek, schrijfhoek. “Ik kan rustig doorwerken met de kinderen om me heen, ik heb tenslotte mijn schrijftafel,” zegt Rudy. “Vroeger hinderde het me zelfs niet als ze onderhand op mijn knie kropen en wat zaten mee te krassen, maar daar kan ik nu niet zo goed meer tegen.” De muren zijn bedekt met lange boekenrijen, een enkel schilderij (“Vroeger heeft hij geschilderd, dat is een afgesloten periode, gek eigenlijk”, zegt Willy) in een hoek een meterslange collage met veel Brigitte Bardot erin.
Wat betekent de astrologie voor je?
“Ik wist er niets van, tot me gevraagd werd iets te schrijven over de astrologie bij Vestdijk, toen ging ik er veel over lezen, vooral mevrouw Burgers, bij wie Vestdijk ook in de leer is geweest. Ik kwam op de idee van de Kosmische Metafoor, dat is de band die de schrijver ziet tussen de aarde en de hemel. In het nieuwe stadhuis hebt je een aantal liftkooien die aan één ketting zijn geschakeld, die noemen ze ‘paternosterlift’. Zulke religieuze benamingen voor trappen, liften, vind je overal, zoals bijv. “Jacobsladder.” Daaronder vormt de grote kosmische metafoor maar ik gelóóf nergens in. Het interesseert me hoe anderen geloven, zelf ben ik volslagen atheïst.”
Dat heb je zoëven ook al gezegd, je schijnt het erg belangrijk te vinden.
“Ik voel er namelijk niets voor ergens bij te worden ingelijfd. Zodra je in Nederland over het boeddhisme schrijft zien ze je aan voor een boeddhist. Als ik met sympathie over kwallen schrijf hoef ik toch nog geen kwal te zijn!”
Vondel en de provo’s
Je literaire belangstelling is verrassend ruim, je houdt je even intensief bezig met oude schrijvers als met hedendaagse.
“In Nederland worden de klassieke schrijvers ontzettend verwaarloosd. Zo is in 1966 bijvoorbeeld, in de tijd van de provo’s, niemand op het idee gekomen te citeren uit De Roskam van Vondel (‘Hoe koomt, doorluchte Drost, dat elck van Godsdienst roemt, en onrecht en geweld met desen naem verbloemt, als waer die saeck in schijn en tongklanck gelegen?’), een geschrift tegen de regenten uit zijn tijd!”
Waaraan ben je nu bezig?
Een boek over Mulisch, dat zit me erg hoog. Mulisch is een man die veel weet; om over Mulisch te kunnen schrijven moet je veel weten, om veel te weten heb je veel tijd nodig.”
Het lijkt me dat je heel veel weet over filosofie.
“Ik heb een slecht geheugen, maar ik maak fiches met citaten en gegevens, die breng ik weer onder in een kaartsysteem. Laatst heb ik nog een stuk of duizend weggegooid, over hekserij.”
Wat vind je van het leven?
Hij buigt het hoofd diep op de borst en trommelt op de tafel. “Ja… ja…” Hij grinnikt, en peinst verder: “Ja, ja…” En dan opgelucht: “Actualiteit, dat zegt me niks, het is zo verdwenen, actualiteit, dat is hélemaal niks!”
Toekomstplannen?
“We zijn bezig aan een ‘integrale roman’, waarin we verschillende kunsten willen laten samengaan. Uitgangspunt is een striptease van Rita Renoir in 1954. Peter Jansen, kunstschilder, zal er prenten en collages bij maken, de fotograaf Henk Koldewey vult de hiaten op met foto’s, ik maak de verbindingen in taal.”
Wat vind je van de ‘jonge generatie’?
“Ze zijn heel anders dan wij, optimistischer, cynischer. Je moet niet vergeten, Bikini, het tijdperk van Beria en McCarthy, dat legt lam, maar Vietnam, dat activeert!”