[p. 38]
Ruud,
In september ’75, in de eerste maand dat ik les gaf op het LMC, las ik in het ‘gele vel’ een verslag van jouw bezoek aan Parijs. Daarin beschreef je tot in détail hoe je in een hotelkamer aan een wastafel met warm en koud stromend water een tartaar eetbaar wist te maken.1
‘Een avonturier’ dacht ik, ‘en bovendien iemand die reist’. Twee eigenschappen die mijn nieuwsgierigheid opriepen. Daar kwam nog bij dat je in staat was dergelijke ervaringen op papier te zetten.
Niet slechts een auteur, ook een redenaar bleek je te zijn. In mijn eerste jaren op school heb ik vele glaasjes sherry genuttigd, ook om mijn geest te ‘verlichten’ met en door de spitsvondige witzen die kaatsten tussen Ruud en Andries de Wolf, tussen Ruud en Evert ‘Schuur’, tussen Ruud en Leo ‘Haas’, tussen Ruud en Cor Wester. Tijdens mijn zwangerschap bood Ruud me een glaasje zeer oude genever aan: ‘goed voor het zog’.
Er werd veel gelachen, tijdens en na school.
Het borreluur behoort voor mij door het geringe aantal lessen en door huiselijke besognes al lang tot het verleden.
Het spijt me nú voornamelijk je te moeten missen in pauzes en tijdens sektievergaderingen en vooral bij de laatste! Zou jouw afwezigheid de reden zijn dat we nog hoogstens drie avondvergaderingen per jaar hebben?
Het gaat je goed, Ruud.
Marja Hendriksen2
- Zie Reiservaringen (zevende jaargang). [↩]
- Lerares Nederlands. [↩]