Poëzie voor dagelijks gebruik

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 15e jrg., [juni 1984].

Met poëzie, met moeders stem als eerste contact met de wereld, wordt iedereen geboren. Ik heb altijd – levenslang – van poëzie genoten, er zonder voorwaarden altijd van gehouden. Ik was en ben en hoop te blijven, wat Gerard den Brabander zo ontroerend van zichzelf gezegd heeft: ‘een kleine slaaf van poëzie en taal’.
Mijn vader hield van poëzie. ‘Zal ik je een verhaaltje vertellen?’ vroeg hij en dan begon hij zijn ‘verhaaltje’ waar ik geen genoeg van krijgen kon, misschien wel, omdat het in al zijn eenvoud het plaagkarakter van alle poëzie in zich besloten houdt.

er was eens een man…
– luister dan – !
er was eens een vrouw…
– luister nou – !
er was eens een heer…
– en nou vertel ik niet meer! –

Ik weet dat er kinderen zijn, die zich afschermen tegen poëzie: ‘Het is zo moeilijk’. Sorry, maar waarom zou poëzie ook makkelijk moeten zijn? En, ten andere, wij maken poëzie wel vaak erg moeilijk voor onze pupillen… Of, – en dit geldt speciaal voor jongens: ‘Je hebt er niks aan’. Tegen een genre dat een beroep doet op de affecten, roepen ze graag hun stoerheid in het geweer. Je kunt ze misschien niet dwingen. Misschien moet je ze verleiden, maar lukt dat wel? ‘Denn es ist mit Büchern wie mit Spiegeln, wenn ein Affe hineinguckt, kann kein Apostel hinausschauen’, zegt Lichtenberg.1 Maar: het pleit voor het zachtmoedige karakter van een jongen of een man, wanneer hij opgaat in poëzie. Ik heb zelden onhandelbare jongens in de klas gehad.

Ik werd voor de tweede maal voor de poëzie geboren, toen ik in 1951 een literair tijdschrift in handen kreeg, waarin Lucebert zijn lente-suite voor lilith had gepubliceerd. De koorts, de hartstocht die me verteerde!

en ik en ik ik ben ik jaag niet naar de letter
luister ik jaag niet naar de letter maar ik luister
daar blaast haar licht een stoeiende tuba in de zoen
ik ademhaal ik jaag het hippende licht
knip knip
en overal overal stroomt stroomt mijn oog:
rivier van fotografie

Ik was als onderwijzer op de lagere school altijd jaloers op hen, wier beroep ze verplicht – maar wat zeg ik toch! – wier kleine slavernij hen vergunt hun leven aan poëzie en taal te wijden. Ik heb hard gewerkt om in hun midden te mogen worden opgenomen. Ik was blij – dat is het juiste woord – toen dat lukte.

Schrijvers zijn over het algemeen hondsbrutaal, leraren over het algemeen bescheiden. Ik ben wel eens brutaal geweest. Ik heb daar altijd spijt over gehad. Ik was meestal terughoudend. Ik ben wel trots. Ik stel me aan vreemden altijd als leraar voor – nooit als schrijver. Maar ik ben pas tevreden, als ik eraan heb toegevoegd: ‘Aan het L.M.C.!’

Dit is mijn laatste stukje voor mijn laatste I.B.
Mijn liefde voor de poëzie der 5-tigers beweegt zich tussen de lente-suite van Lucebert en een gedicht van Elburg, dat de dag prijst voor het avond is, waarmee Elburg zijn optreden op onze school besloot, op die dag van de poëzie. En dan mag de Lodewijk daar niet zo van onder de indruk zijn, – ú kan ik vragen om een weloverwogen oordeel over dit gedicht, het mooiste dat ik ken, en dat toevalligerwijs ook heel toepasselijk is als afsluiting van dit artikel:

gelovig soms

Prijs de dag voor het avond is
voor je gouden verloofde het uitmaakt
voor het donkere deksel het donker maakt

prijs de dag en vertel voor het avond is
hoe het was wat er was dat het goed was
vertel het nog half gelovige oren

prijs de dag prijs de rotzooi
van ronkend blik het lawaai en de schrik
prijs de wind om de lekkende vuilniszak
prijs het licht op de stront de lonk van de lelijke
vrouw en de lik van de hond zonder haar prijs
de lucht van heet asfalt van zweet van patat

prijs een godganselijk godvergeten
goed lullig niet te vervangen leven
voor je leuterend strompelend uitgejoeld afgaat

prijs het
terwijl de nacht nadert
de duim nadrukkelijk je strot nadert

CN


  1. Cornets de Groot verwijst in een dagboekaantekening van 28 april 1986 op betekenisvolle wijze opnieuw naar dit aforisme. Zie ook Luisteren naar lezen is een oorzaak, noot 2 uit de negende jaargang van de Gele vellen. []

Plaats een reactie