N.a.v. Herman Stevens, ‘Deze verlichte cel’,1 en Rudi van der Paardt, ‘Mythe en metamorfose in Else Böhler’,2 Vestdijkkroniek, nr. 50 (Else Böhler-nummer), 1986.
[p. 28]
Twee interessante beschouwingen in de VK (Van der Paardt, Stevens). Maar toch ook, hoe zeg je dat, twee artikelen, waarbij het denken het zich geriefelijk maakt in voorgevormde besluiten, waarbij dan de ‘keuze’ van Vestdijk ‘voor het talent’ wordt uitgespeeld tegen die voor de ‘persoonlijkheid’ in de zin van Forum. Ik weet niet precies, hoe je dat begrip ‘persoonlijkheid’ zou moeten omschrijven. Destijds was het een sjibolet. Je zei het, en iedereen voelde aan wat je er onder verstond. ‘Vent’, bv. in de kritiek. Het kreeg de gevoelswaarde van ‘een kerel uit éen stuk’. Stevens denkt in die richting:
‘Voor Du Perron en Ter Braak is geestelijke hygiëne geen puur individuele zaak, te bewaren door zich sociaal buiten schot te houden; dit blijkt op elke pagina van de briefwisseling tussen beiden. De innerlijke onkreukbaarheid geldt niet in de laatste plaats als code en criterium voor de vriendschap. Het is een primaire factor waar mensen op worden beoordeeld, en dit oordelen is weer een methode om van honnêteté blijk te geven.’
Persoonlijkheid was dus geen ‘puur individuele zaak’: een persoonlijkheid zoekt naar gelijkgezinden, naar gelijken – en niet naar het onpersoonlijke (boven persoonlijke, massa, etc.). Een persoonlijkheid vertegenwoordigt zijn ‘groep’: Forum, bij voorbeeld. Typerend voor een persoonlijkheid is niet de vriendschap die hij voor zijn gelijken voelt, maar de vijand die hij zich kiest. Alleen tegenover hem – en niet tegenover zijn vrienden – kan hij zich een ‘vertegenwoordiger’ voelen. ‘Wie zijn leven niet met tien, twintig andere levens vermenigvuldigt, kan nauwelijks zeggen, dat hij leeft’, zegt Vestdijk ergens (ik citeer uit mijn hoofd). Zo’n uitspraak is typerend voor een Forum-man.
Het zal best zo zijn, dat Vestdijk binnen de Forum-groep een ‘ketter’ was. Hij zegt dat zelf (in Gestalten tegenover mij), en bovendien zeggen Du Perron en Ter Braak het: hij is veel te literair. Maar ‘brak’ hij nou met Forum, of moet je zeggen, dat zijn ‘keuze’ in de lijn van zijn persoonlijkheid lag?
[p. 29]
Stevens’ typering van de geestelijke hygiëne à la Forum gaat te veel de kant op van die ‘kerel uit éen stuk’, die eigenlijk zijn leven met tien, twintig andere zou hebben moeten vermenigvuldigen. L’honnête homme.
Pascal bedoelde daar iemand mee, die je als werelds kunt typeren, iemand, die overal kennis van had, en die je om die reden nooit een specialist zou kunnen noemen. Is het een man van beschaving, gezichten trekken, manieren, geest? Of is het er een die genoegen vindt in jacht en spel en zingen en dansen? De waardigheid van de mens – in ellende en in grootheid – zit in het denken, zegt Pascal. Ter Braak tekent die honnête homme in zijn ‘zelfportret’ aan het slot van het hoofdstuk ‘Een zonde tegen de heilige geest’ in Politicus zonder partij: een echte Forum-titel.
Stevens ziet in Vestdijks ‘keuze’ een zich afwenden van Forum, en bijna een keus tegen de persoonlijkheid. Rudi van der Paardt gaat een stapje verder: Vestdijks keus ís een opgeven van de persoonlijkheid.
Maar de uitspraak: ‘Ik heb voorgoed en eenzijdig voor het talent partij gekozen’ houdt niet in dat hij de persoonlijkheid niet waardeert: dat zou zelfs voor een ketter binnen Forum een ketterij zijn. Het betekent dat hij gekozen heeft voor het ‘specialisme’, voor ‘vakmanschap’, voor zijn ‘winkeltje’ – en níet voor ‘honnêteté’, niet voor de algemeen ontwikkelde leek. Die keus hoefde hij niet te maken, want hij was dat al: arts, psycholoog, mytholoog, historicus, filosoof, astroloog, musicoloog en meer. En wie die termen tussen citaattekens plaatst, heeft gelijk en benadrukt daarmee het feit, dat Vestdijk geen ‘specialist’ is, niet iemand, die een mooi vak goed wil leren.
Zijn uitspraak stelt geen alternatieven tegenover elkaar. Een honnête homme was hij volkomen en veel volkomener dan andere Forum-mannen. Hij kon het ’talent’ er eenvoudig bij kiezen, omdat een keus tussen alternatieven op dat moment voor hem niet bestond. Zijn toevoeging ‘desnoods dan bij een volkomen minderwaardige persoonlijkheid’ is een gratuite opmerking, romantische bluf. Dat risico loopt een honnête homme niet. Vestdijk bleef, door de keus die hij (niet) deed, dezelfde die hij was.
‘Men kan wel zeggen: hij is gegroeid, hij is veranderd: hij is ook dezelfde gebleven’, zegt Pascal.
De ware betekenis van Vestdijks uitspraak is eigenlijk, dat hij het van de verkoopcijfers hebben moet. Hij koos daarmee niet tegen de persoonlijkheid, en niet tegen het leven – integendeel.
[p. 30]
In de gedachte: ‘Synthese? Ik vraag me af hoe moet je dat doen? Je kunt een synthese denken, stellen, beschrijven…’ zit iets Pascaliaans: de gedachte nl. dat het leven zich niet denken, stellen, beschrijven, ordenen laat. Wie het probeert, die ontkent het pas.
‘Ik zal mijn gedachten hier ordeloos neerschrijven en toch waarschijnlijk niet in een onbedoelde verwardheid: dat is de ware orde, die juist door de wanorde steeds mijn opzet zal doen blijken’, zegt Pascal.
Die zin kan boven Else Böhler staan.
Vestdijk koos een ‘specialisme’ dat zich heel goed met ‘honnêteté’ kan verstaan. Pascal is niet voor niets Vestdijks lijfauteur.