Soms ontvangt men ’tekens’: bv. als je de duvel op de staart trapt. Op een dag, tijdens de lunch, vroeg Jan (GA) om een fatsoenlijke definitie van het begrip ‘mens’. Niet dat hij in een filosofische bui was, hij wilde alleen maar een paar collega’s met de mond vol tanden zien. Maar het duurde toch niet lang, of ik stuitte op een paar definities (nou ja, definitie…):
Die Krone der Schöpfung, das Schwein, der Mensch1
(Gottfried Benn)
Een mens is niet alleen zichzelf, maar ook de jeugd van zichzelf, hij is zijn ouders, zijn vrienden, zijn minnaressen, zijn ondergeschikten – zijn provincie, zijn omgeving, zijn sociale klasse – hij is alles wat hij gezien, ervaren, geleden en genoten heeft, en ten slotte is hij ook nog wat hij niet is: de mens, indien hij een totaliteit is, moet ook dit zijn: zijn eigen contrast, zijn eigen ontkenning.
(Simon Vestdijk)
Volgens deze definitie ben ik GA en WO en VS en SV en eigenlijk toch wel de hele school. Het klopt dus als een bus.