De verwarring des geestes

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 8e jrg., nr. 2 (1976).

Wat is een chinoiserie? Op die vraag kon je de afgelopen zomer in Delft een antwoord krijgen, in het Prinsenhof dan, op de tentoonstelling van Chinees porcelein, minder echt Chinees porcelein en ronduit nep Chinees porcelein – gemaakt in Delft, Nevers en St. Cloud.
Minder echt Chinees porcelein, zei ik, want de VOC voerde enerzijds ongedecoreerde stukken mee naar Nederland, waar ze dan met blauwe verf van ‘Chinese’ motieven werden voorzien; anderzijds ontzag de Compagnie zich niet de artisten in China op te schepen met de opdracht voorstellingen naar Europese vormen en aanwijzingen op echt Chinees aardewerk neer te penselen. Een chinoiserie ontstaat, wanneer Chinese vormen worden nagebootst (op aardewerk, paneel, doek, etc.) zonder het juiste begrip voor de geest achter die vormen. Dat is Kitsch. En dat kan dus best mooi zijn.
Een espagnoiserie is een stuk muziek op ‘Spaanse’ ritmen naar Nederlands of Duits model. Wie het genre toevallig niet kennen mocht, kan in Calella in deze leemte voorzien. Daarheen immers heeft zich heel Hilversum III begeven. De onvergetelijke Zangeres zonder naam, Corrie, Connie, Astrid, en hoe onze mirakelse dametjes maar heten mogen – geen kroeg, of het gaat er op zijn Nederlands of Duits Spaans toe.
Wat heb ik toch gehad dat ik me jaren lang van deze soort vakantiegenoegens weerhouden liet? Dat ik nog verleden jaar met instemming de aanhef van het tweede hoofdstuk uit de roman van Mad. de Staël, Corinne ou l ‘Italie citeerde: ‘…cet empressement, cette hâte pour arriver là où personne ne vous attend….’1 Want men verwacht je wel degelijk, en met open armen, hetgeen niet alleen blijkt uit het muzikaal repertoire, maar ook uit het feit dat het hotel je eenvoudig op de gewone Hollandse pot onthaalt. Ik stel dat niet zo op prijs, moet ik zeggen, ik ben bereid me aan ’s lands wijs aan te passen. Maar dan moet er natuurlijk geen knoflook in de spijzen zitten, en die sangria hoeft ook al niet zo erg voor mij. Zodat dat hotel toch goed van pas kwam, welbeschouwd, want een paella komt bij mij de strot niet in. Ik hou best van eten uit arme landen, maar dan moet het wel door rijke mensen bereid zijn.
Met het Spaanse hotel is het trouwens ook niet alles, hoor. Hoe verschilt het bv. van het Frommerhotel-Schiphol, waar mijn vrouw2 en ik de nacht voor het vertrek naar Schiphol doorbrachten! Voor een honderdvijftig gulden per nacht heb je dikke pret aan de bar, waar het hoge woord er in hoofdzaak bij Amerikanen uit moet. Toen ik ten slotte naar de kamer ging, vond ik daar de Captain Service Bar, een met de kassa verbonden computer die allerlei dranken tevoorschijn toveren kon, middels een aantal knoppen en toetsen, niet ongelijk aan deze op een jukebox. Een echt drankorgel, dacht ik toen er een fles met metalen geweld in de vangbak kletterde.

Salvador Dalí, El Christo de San Juan de la Cruz, 1951 (afbeelding niet bij oorspronkelijk artikel).
Salvador Dalí, El Christo de San Juan de la Cruz, 1951 (afbeelding niet bij oorspronkelijk artikel).

Vliegtuigen maken weinig, eigenlijk helemaal geen indruk op mij. Ik beschouw ze als een soort uit hun krachten gegroeide dinky-toys, die het vermogen hebben de wereld te verkleinen tot een kaart uit de Bosatlas. Het astronomisch-kolossale en het menselijk-geringe zijn categorieën die de vlieger verwaarloost in een formule als ‘40.000 voet’. Op die hoogte zie je dat de wolken zich hebben opgestapeld in het blauw als schuim onder de straal van je ligbad. Onwillekeurig komt mij het visioen van San Juan de la Cruz voor de geest, dat Salvador Dali in de van hem bekende suikerwerkkleurtjes schilderde: Een gekruisigde Christus, gezien vanuit een oogpunt omstreeks het zenith, bij ondergaande zon, links van het kruis.
Wat zijn dit voor verschijnselen? Hoe past deze kosmische duizeling in mijn ervaringen mbt. het Chinese, echt of pseudo? Het heeft iets ongepast die diepte, – zó onmenselijk dat het je niet eens zou kunnen schelen als er nog es 40.000 voet bij kwamen – of een paar miljoen. Waarom voel ik me opgelicht op zo’n hoogte, en opgelucht zodra de wereld weer de trekken van Madurodam vertoont?
We dalen, met oorsuizingen van verrukking;3 we naderen de Pyreneeën, de wereld, de werkelijkheid:

O lief, gij zijt het bergland
Woud-overwassen eenzame valleien…

: San Juan de la Cruz, in de wat precieus-retorische vertaling van Bernard Verhoeven.
Ik ben geen mysticus helaas, ik ben op zijn best een beetje gevoelig voor een mystiquoiserie.

De dagindeling is eenvoudig: tweemaal naar het strand, tweemaal terug naar het hotel: in de middag een siësta en ’s avonds (na enig zoeken de eerste tijd) steeds weer hetzelfde circuit dat ons achtereenvolgens de koffie, de borrel, het hapje en de cocktails oplevert. Vier punten op een omtrek van nog geen honderd meter.
Een cocktaildrinker was ik nooit, zomin als een drinker van wijn, deze autoritaire vorm van druivensap. Maar ik ben dat eerste wel geworden, daar. Blood and Sand is, hoewel ik geen stier of toreador ben tegen gekomen, een toepasselijk drankje. Voeg bij een deel martini een deel scotch, evenveel jus en net zoveel cherry brandy. Shaken met ijs, en uitschenken zonder dit laatste.

In een Nederlandse krant (deze die iedere Nederlander krijgt omdat hij dat volgens Sartre nu eenmaal verdient) lees ik dat A. Roland Holst is overleden.
In Den Haag waar hij bij Bert Bakker voor mirakel lag, heb ik hem vaak opgezocht. In die tijd schreef de goede Harry Scholten die per toeval journalist was geworden, doodzenuwachtig een necrologie op de onsterfelijke, die natuurlijk nooit gepubliceerd werd. Als we wandelden over het Voorhout, op weg naar de Posthoorn, steunde hij op mijn arm. Voorbijgangers die hem niet herkenden, keken mij onzeker aan.

Is er in zo’n badplaats niet iets kultureels te beleven? Zeker wel. De dag voor onze terugkeer naar het grijze land keken we vanuit een eethuis uit op een reclamebord, van onder tot boven volgeprikt met rode affiches ‘por un futur socialista’; ernaast, op de muur: ‘Amnistia! Amnistia!’
In een al oude krant lees ik dat in Schiedam de ketterjacht in volle gang is.

13 aug., vrijdag. En alles gaat op rolletjes. De bus naar de luchthaven, het vliegtuig naar Schiphol, de reis naar huis. Hoeven er dan geen ongelukken te gebeuren vandaag?
Bij de post – stapels! – ligt een rouwkaart. Van Jany, denk ik; maar hij is van Andries,4 overleden op 3 augustus. Er is nóg een brief van hem – van zijn hand. Als ik die openvouw leest Leo over mijn schouder de datum, en niet méer dan díe datum: 3 aug. 76. Schreiend loopt ze de kamer uit.


  1. In Reiservaringen. []
  2. Cornets de Groot was een paar maanden eerder, 1 juni 1976, hertrouwd met Leonarda op den Akker, een voormalige leerlinge uit zijn klas, die hij aan het eind van dit artikel ook weer met ‘Leo’ aanduidt. []
  3. Met deze zin besluit de roman Tropische jaren (1985). []
  4. Andries de Wolf, godsdienstleraar en gewaardeerde collega op het LMC. []

Plaats een reactie