Hoewel de wereld in inkt verdrinkt
En óndergaat in papier schier
Vroeg Sas, gekweld door Bart
(in ’t hart)
De schoonste schoolschrijfstift
(Een wens, die diep in mijn tsjèkboek grift!)
Piet
waarbij naast de aanwijzingen voor de (Indische) uitspraak de ondertekening opvalt: niet die van de blanke katholieke heerser, maar van diens zwarte onderdaan.
Toch heeft Cornets de Groot wel een enkele poging gedaan om ook als dichter van zich te doen spreken. In 1968, ten tijde van het werk aan Een wijze van lev/zen, duikt in zijn correspondentie een paar keer de naam Bouwen Bake op. Van deze figuur, in een brief aan uitgever Wim Meeuws aangekondigd als een rond 1940 overleden Zeeuw, in een brief aan Wim Hazeu weer als een ‘aanbrenger van geuzen in ’t Antwerpse in de jaren ’60 van de 16e Eeuw’, was het de bedoeling om ‘pornografische sonnetten’ en eventueel ook een nagelaten correspondentie te doen uitgeven. Voor de ‘samenstelling’ en ‘bezorging’ van een en ander zou Cornets de Groot tekenen.
Of er ooit iets onder de naam Bouwen Bake is uitgegeven is tot heden niet duidelijk geworden. Het pseudoniem komt voor in de Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde en in het Literaire pseudoniemenboek van Wim Hazeu, maar overigens houden desbetreffende publicaties zich zorgvuldig verborgen (vindplaatsen graag melden!) Wel werd in Cornets de Groots kaartensysteem onder het lemma ‘Vestdijks isolatietheorie’ een van de pornografische sonnetten aangetroffen. Het gaat om een ongetitelde kladversie met verschillende correcties, waaruit de volgende weergave kon worden gedistilleerd.
*
Wel hier, maar niet ván hier, boet zij de val
der ziel in ’t vlees – en naar die val gemeten
had zij het licht allang moeten vergeten –
Toch brándt dat licht – schoon niet in dit heelal.
Gekneveld bij de zwijnen in de stal
Liet ik haar naaien door ’t godvergeten
Tuig. Gloeide ook toen de vlam van mijn docete?
’t Is alles schijn: te zoet is zij voor God!
Zo blank van huid: geen slijk bezoedelt haar.
Zo rank van lijf: geen vlegel die haar deert.
Zo rein van ziel, verleent zij ’t al haar glans:
Zet flink de tanden in die kittelaar.
Verhef u boven God die haar onteert,
En vlak de sluitpost weg op haar balans!