Zoals gezegd onderbrak ik mijn reis op Sumatra voor een uitstapje naar het eiland Bangka (Banka). Ik had een hotel met schitterend uitzicht geboekt voor een paar stranddagen, waar het op de vorige reizen niet van gekomen was (en dit keer zou het er ook niet van komen). Maar belangrijker nog, ik was benieuwd naar dit eiland. Ik heb mijn boodschappen altijd in de dichtbij mijn huis gelegen Bankastraat in de Haagse Archipelbuurt gedaan. Bangka was een van de eilanden waarover ik niets wist en alleen al door die winkelstraat intrigeerde het eiland me.
Vanwege de foto’s die ik in Palembang van het ballingsoord van Soekarno gezien had, ging ik samen met mijn gids Toto allereerst naar de vroegere hoofdstad Mentok (Muntok) die op drie uur rijden aan de andere kant van het eiland op de meest westelijke punt aan de Straat Bangka ligt.1 Daar werden Soekarno (president), Hatta (vice-president), Agus Salim (minister van buitenlandse zaken) en vijf andere leiders – de politieke top van de Republik Indonesia – van december 1948 tot juli 1949 in het voormalige berghotel op de berg Menumbing gevangen gehouden.2
Ik zag de vertrekken waarin de gevangenen verbleven. Ik voelde me heel dichtbij Soekarno. Dit was de eerste keer dat ik me in een ruimte bevond waar hij ook geweest was en waar ik werkelijk iets van hem zag, zoals het bureau waaraan hij gewerkt had of het bed waarin hij had geslapen.
Soekarno en Salim hadden last van reumatische klachten, reden om overdag te verblijven in een warmer, lager gelegen gebouw: een voormalig pension voor tinmijnwerkers.3 Ze werden er ’s ochtends heengebracht en ’s avonds opgehaald.
Ook hier was Soekarno werkelijk geweest; hij had in het zitje gezeten, zo bleek uit de foto erboven, en in het bed gelegen.
Ook had Soekarno op het balkon gestaan dat als enige luchtplaats dienst deed. Later zouden de gevangenen onder toenemende internationale druk meer bewegingsvrijheid krijgen.
Soekarno
Ik beleefde een speciaal moment toen ik op (een replica van) de stoel zat waarop Soekarno de eerste dag van zijn gevangenschap had gezeten. Met een foto ervan schreef hij zijn vrouw Fatmawati. Ik ging net als Soekarno met gekruiste benen zitten en ik waande me in de tijd van toen. Ik stelde me Soekarno voor die hier gevangen zat en ervaarde een zogenaamde ‘historische sensatie’.4 We kwamen even samen!
Door die sensatie vroeg ik me af wat ik eigenlijk had met Soekarno. Waarom lette ik zo op hem tijdens mijn reizen en waarom had hij zoveel betekenis voor me? Dat moest meer zijn dan alleen het politieke. Soekarno deed me aan mijn grootvader denken. Mijn grootvader die veel te vroeg, toen ik pas elf jaar was, is overleden. Ik heb niet veel herinneringen aan hem, wel weet ik dat we gelukkig waren als hij kwam. Dat was elke zaterdagmiddag. Hij had dan een doos gebakjes bij zich, voor allemaal één. Bij het opendoen stelden wij als kinderen altijd dezelfde vraag: “opa, wat heb je bij je?”. Zijn antwoord was bijvoorbeeld: “een doos oude sokken”. Wij hadden er de grootste lol om.
Ik herinner me de laatste keer dat mijn grootvader bij ons kwam eten. Mijn ouders zeiden dat ik hem hierna wegens zijn dodelijke ziekte nooit meer zou zien. We aten een soort nasi goreng, dit keer met doperwten die ik er niet lekker in vond. Ik vroeg me af of dit nu wel de meest geschikte maaltijd was die we hem in deze situatie konden geven. Niet lang daarna overleed hij. Zijn dood sloeg een enorm gat in mijn leven, ik wilde dat hij er weer was. Daar komt bij dat ik geen afscheid van hem heb kunnen nemen. Mijn ouders vonden me te jong en wilden me beschermen tegen het grote verdriet van zijn crematie. Terugkijkend vind ik dat mijn ouders, ondanks hun goede bedoelingen, rond mijn grootvaders overlijden niet erg pedagogisch zijn geweest. Ik kreeg als kind last van grote doodsangst, want doodgaan moest wel het allerergste zijn!
Politiek gezien was Soekarno een bevrijder. Hij bevrijdde zijn volk van koloniale bezetting en onrecht. Indonesiërs beschouwen Soekarno als hun onbetwiste held, hun ‘vader des vaderlands’. Toch had ik mijn twijfels: stond hij in de oorlog niet aan de verkeerde kant, had hij niet met de Japanners samengewerkt?5
Bernard Dahm overtuigde me in zijn proefschrift dat Soekarno zichzelf altijd trouw is gebleven, want “nooit wisselde hij van tegenstander [het Westen] en evenmin van ideaal [onafhankelijkheid]”.6 Hij vervolgt:
Indien men onder ‘kollaboratie’ vereenzelviging met het doel van de vreemde heersers verstaat, was Soekarno geen ‘kollaborateur’ – geen moment in die drie jaar.7
Zijn eenzijdige, anti-Westerse instelling had hem de faam ‘knecht van de Japanners’ bezorgd. Maar dat was Soekarno geen ogenblik geweest. Nooit heeft hij zijn doel, de Indonesische onafhankelijkheid, aan de Japanse belangen ondergeschikt gemaakt.8
Samengevat schrijft Bernard Dahm dat Soekarno geen “willoos werktuig in handen van de Japanners” was, eerder beschouwde Soekarno de Japanners als zijn “werktuigen” om een onafhankelijk Indonesië te bewerkstelligen.9 Soekarno zegt hier zelf over:
Vanuit een niet-eurocentrische blik gezien is Soekarno dus de bevrijder van Indonesië, zoals bijvoorbeeld Mahatma Gandhi de bevrijder van India of Nelson Mandela van Zuid-Afrika is.11 Voor het betrekken van andere perspectieven op de geschiedenis dan alleen de Europese pleitte Tjalie Robinson al in 1964 in zijn tijdschrift Tong Tong, dat hij had opgericht en waarvan hij de eindredactie voerde, toen hij een Soekarno-biografie recenseerde. Wat hij in het boek miste “is het tekenen van de ‘ingeboren’ cultureel-religieuze krachten achter de revolutie”.12 Hij toonde zich verbaasd dat de betreffende biograaf:
Mijn vader gaat ook in op Soekarno. Hij vergelijkt hem met Sjahrir en Hatta. Juist die verbondenheid van Soekarno met het gekoloniseerde Indonesische volk sprak hem aan en dat geldt ook voor mij. In het citaat beschrijft mijn vader de verwesterde Indonesiër:
In hun historische studie Merdeka beschrijven de auteurs de onafhankelijkheidsstrijd en de opkomst van de Republik Indonesia vanuit het Indonesische perspectief, vanuit de hoofdrolspelers van toen. Hun sympathie gaat duidelijk uit naar de Indonesische onafhankelijkheid. Het boek begint met een scène die mij raakte. Ik sluit er mijn hommage aan Soekarno mee af.
Hatta bezoekt Soekarno op zijn sterfbed in 1970 te Jakarta:
Ze hielden elkaars hand vast. Veel hoefden ze ook niet te zeggen, want ze wisten: het is ons gelukt.15
Van Roijen-Roem-akkoord
In zowel het voormalige hotel als het pension zag ik de historische vergadertafels waaraan de Republikeinse leiders onderhandelingen voerden. Soekarno en Hatta zaten in het midden tegenover elkaar.
Martin Bossenbroek schrijft:
Onder auspiciën van het UNCI (United Nations Commission for Indonesia) werd het Van Roijen-Roem-akkoord gesloten. Het hield in dat de strijd werd gestaakt, de Republikeinse leiders werden vrijgelaten en de rondetafelconferentie in Den Haag, die moest leiden tot de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht, van start ging.
Boven de voordeur van het pension is het wapen van Indonesië bevestigd met het Nederlandse (!) citaat van Soekarno: “VAN BANGKA BEGINT DE VICTORIE”.
Soekarno kreeg gelijk met zijn bevrijdingsuitspraak, want op 7 juli 1949 kwamen de gevangenen vrij. Zij gingen terug naar het presidentiële paleis te Yogyakarta, de toenmalige hoofdstad van de Republik Indonesia, waar ze zeven maanden eerder op 19 december 1948 gearresteerd waren.
Bangka is dus het laatste eiland waar de Indonesische politieke kopstukken door Nederland gedetineerd zijn geweest. Dit maakt Bangka een eiland met een bijzondere historische betekenis, waar nog maar weinig aandacht voor is.
Er wachtte me een mooie verrassing toen we in Mentok de Chinese wijk bezochten. Hier woont een grote Chinese bevolkingsgroep; vanaf de 18e eeuw haalde Nederland veel mensen uit China naar Bangka om in de tinmijnen te werken. Ik zag een Chinese tempel en een moskee samen vreedzaam aan een plein liggen. Op Bangka is sprake van grote religieuze en etnische toleransi. De verschillende bevolkingsgroepen leven er al lange tijd en nog steeds in harmonie samen.
Toen wees Toto me op een straat vol Chinese huizen en winkeltjes en vroeg of ik er een foto van wilde maken. Het verbaasde me, want het was de eerste keer dat hij me vroeg iets te fotograferen, bovendien leek de straat niet heel belangwekkend. Ik deed het maar en zag toen plotseling het bord met het opschrift “Toko Rudy”. Ondanks dat ik er niet in geloof, moest dit wel een teken van mijn vader zijn. Wat mooi, hij was bij me! Hier had ik al die reizen heimelijk op gehoopt, omdat ik hem zelf zo dichtbij ervaarde. Nu wist ik dat hij me vergezelde.
Ook het afscheid van Bangka viel me zwaar. Het is een bijzondere intuïtie van me geweest om naar Bangka te gaan, want ik dacht er alleen een paar stranddagen te hebben. Toto heeft me het prachtige eiland met zijn ballingsoord in een paar dagen tijd intensief leren kennen. Ik heb nog altijd contact met Toto en ik heb hem en Bangka voor altijd in mijn hart gesloten.
- Bangka is een groot eiland, twee keer zo groot als Bali. [↩]
- Officieel waren ze niet verbannen maar in verzekerde bewaring gesteld. [↩]
- Bangka was in de eerste plaats het eiland van de tinwinning. [↩]
- Ankersmit 1993: 11-15. De term is ontleend aan de cultuurhistoricus Johan Huizinga. Gedoeld wordt op de emotie die wordt ondergaan bij het directe en onmiddellijke contact met het verleden, alsof het tijdsverschil tussen nu en toen voor een kort moment verdwijnt. [↩]
- Ik laat hier mijn vragen over Soekarno’s politiek ten aanzien van de Molukken en Nieuw-Guinea buiten beschouwing. [↩]
- Dahm 1964: 307. [↩]
- Dahm 1964: 210. [↩]
- Dahm 1964: 282. [↩]
- Dahm 1964: 260. [↩]
- Adams 1967: 257. [↩]
- Mathijssen 2020. [↩]
- Mijn vader had hier wel oog voor, zo blijkt uit zijn citaat in hoofdstuk XV. [↩]
- Robinson, Weer een boek over Soekarno, 1964. [↩]
- Cornets de Groot, R.A. 15 mei 1989. [↩]
- Schulte Nordholt en Poeze 2022: 7. [↩]
- Bossenbroek 2020: 658. [↩]